Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 1 (1863)

Informatie terzijde

Titelpagina van Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 1
Afbeelding van Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.04 MB)

ebook (3.39 MB)

XML (1.39 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 1

(1863)–R.C. Bakhuizen van den Brink–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina III]
[p. III]

Voorberigt.

De schetsen en studiën, welke in dit boekdeel den lezer worden aangeboden, zijn herdrukken van opstellen op onderscheidene tijden in onderscheidene tijdschriften opgenomen. De inhoud, welke die opstellen verbindt, is dat zij alle betrekking hebben tot een der roemrijkste tijdperken onzer geschiedenis, de eerste jaren van den opstand der Nederlanden tegen de Spaansche overheersching. Toen ik ze nederschreef, had ik mij niet durven vleijen, dat zij zooveel aandacht zouden trekken, als daaraan werkelijk ten deele gevallen is. Ik vond mij verrast, toen ik mij door Schrijvers van naam aangehaald zag; hetzij met goedkeuring, hetzij om mij tegen te spreken. Om van anderen te zwijgen, hebben in Nederland de Heeren groen van prinsterer en fruin, in België de Heeren gachard en borgnet mij die eer bewezen. Ik begin daarom te gelooven dat er behalve de eenheid van onderwerp ook eene eenheid van strekking in

[pagina IV]
[p. IV]

die opstellen gelegen is en dat zij het hunne hebben bijgedragen tot het aanwijzen der rigting, welke meer en meer bij de beschouwing van dat belangrijk tijdvak wordt gevolgd.

Zoo dit het geval is, ben ik bereid daarvan minder de eer aan mijzelven toe te kennen, dan de schuld aan de omstandigheden te geven. De meeste dier studiën, werden in den vreemde, in België en Duitschland gemaakt. Mijne hulpbronnen waren andere dan die welke voor mij in het vaderland zouden hebben opengestaan. Ik raakte met Spaansche en Italiaansche geschiedschrijvers bekend, welke in Nederland slechts bij uitzondering werden geraadpleegd; ik putte uit handschriften en archieven beschouwingen en berigten, welke mij, had mijne vorming haar vroegeren gang blijven volgen, vreemd zouden gebleven zijn. In een woord, ik vond mij gedwongen met de Hollandsche overlevering te breken, al deed het mij genoegen meermalen in de gelegenheid te zijn aan hare waarheid en opregtheid hulde te brengen. Zoo werd mijn eerste opstel naar de orde van tijd, andries bourlette, te Luik zelf, te midden van Luiksche geschiedschrijvers, uit Luiksche Archieven vervaardigd. Het werd in den volsten zin des woords met liefde geschreven. Toen ik het thans herzag, welden mij meermalen de tranen in de oogen bij de herinnering van den indruk, dien de natuurtooneelen van dat Zwitserland van het Noorden op mij maakten, bij de herinnering vooral aan de jonggestorven echtvriendin, die ik daar leerde beminnen en wier nagedachtenis mij heilig blijft.

Het herzien dier opstellen kon niet anders dan hier en daar verbetering en omwerking ten gevolge hebben. Bij de ruime gelegenheid, mij inzonderheid toebedeeld om mij voortdurend te oefenen, zou het wel schande zijn, indien niet allengs mijne wetenschap vermeerderd en vroegere dwalingen afgezworen waren.

[pagina V]
[p. V]

Somtijds waren mijne beweringen door anderen tegengesproken en somtijds moest ik hunne wederleggingen regt laten wedervaren. Zoo het mogt in het oog vallen, dat deze herdruk echter geene zeer kennelijke afwijkingen van het vroeger opstel vertoont, zoo ik schijnen mogt van sommige mij gemaakte bedenkingen geene kennis te hebben genomen, strekke het plan dat ik bij deze nieuwe uitgave gevolgd heb ter mijner verantwoording.

In de eerste plaats ben ik, ook na het herzien van het door mij geschrevene, mij zelven de verklaring schuldig dat of nooit, of slechts zeer kort, het genoegen van mij zelven gedrukt te zien eenige prikkeling voor mij heeft gehad. Ik ben mij zelven veeleer der schuwheid als der zucht om te schrijven bewust. Wanneer ik schreef, durf ik zeggen dat de stof om te schrijven mij overmeesterd had, dat ik uit volheid van hoofd of hart putte. Zonder mij de gevolgtrekking te veroorloven, welke de volmaakste schrijver der oudheid, plato, uit die omstandigheid voor den redenaar afleidde durf ik zeggen, dat ik al hetgeen ik schreef, nog beter gevoelde dan ik het te boek stelde, of er nog meer van wist dan ik aan het papier overgaf. Vandaar dat ik niet altoos bedenkingen heb beantwoord, wanneer die tegen slechts vlugtiglijk aangestipte bijzonderheden gerigt waren, zoo dikwijls ik de overtuiging had, dat de ontwikkeling van hetgeen ik omtrent die bijzonderheden vermeldde, overvloedig zou zijn tot wederlegging der gemaakte bedenkingen. Ten tweede: ik stel er eenigen prijs op mij zelven en mijne studiën, zoo als ik ben en zoo als zij zijn, terug te geven. Ik heb dus bij dezen herdruk alleen gewijzigd, wat ik, tijdens ik die opstellen schreef, beter had kunnen, moeten of behooren te weten. Waar anderen uit latere ontdekkingen mijne gevoelens hebben wederlegd, heb ik of de vroegere beweringen stilzwijgend weggelaten, of waar

[pagina VI]
[p. VI]

de wederlegging bepaaldelijk tegen het door mij geschreven was gerigt, dat geschrevene laten staan, omdat het de aanleiding tot en de kracht van hunne bedenkingen uitmaakte. Nog veel minder heb ik mij veroorloofd opstellen, b.v. van 1843, 1845 of 1846, te verrijken met hetgeen anderen uit oorkonden voor mij ontoegankelijk, in 1850 of later hebben aan den dag gebragt. Bij voorbeeld: in mijn opstel over brederode zouden mijne beschouwingen over diens gedrag te Amsterdam, alligt eene wijziging hebben ondergaan, indien ik toen gekend had, hetgeen mijn vriend Dr. p. scheltema uit de Archieven der stad Amsterdam aan het licht heeft gebragt. Aan hem verblijve de eer zijner ontdekking, wanneer eenmaal een later onderzoeker de bedrijven van den befaamden Geuzenheld tot zijn onderwerp zal kiezen.

Desniettemin heeft ditzelfde opstel een aanmerkelijke verkorting ondergaan ten opzigte van den vorm, waarin het aanvankelijk verschenen is. Het was een vrucht van mijne nadagen in de redactie van de Gids; en met hoeveel zelfvoldoening ik ook de zonde biechten moge een der schuldigste medewerkers aan dat tijdschrift geweest te zijn, bestond er thans in 1860 geene reden meer om den toon van 1843 vol te houden. De Gids, men weet het, had destijds een zoo aangeboren haat tegen de theorie van gebodene verdraagzaamheid en van indommeling uit zucht tot vrede, dat hij nu en dan zelfs verdacht werd liever nog met de school der antirevolutionairen te koketteren. Een der producten van de door ons gevloekte theorie, scheen destijds de bestrijding van het werk des Heeren groen van prinsterer door wijlen Mr. m.c. van hall te zijn, en die, in zoo vele opzigten achtenswaardige letterkundige, werd gehouden een der hoogepriesters te zijn dier theorie, aan welke hij door

[pagina VII]
[p. VII]

zijne bekwaamheid, ouderdom en achtbaarheid gezag bijzette. Het was onze dagorder daartegen te waken en vandaar dat mijn opstel destijds eene opgewondenheid en hevigheid vertoonde, waarvoor ik mij zou gewacht hebben, indien ik geweten had wat ik nu weet: dat de oude Heer van tijd tot tijd ook het karnavalspak van franz floriszoon van arkel aangetrokken, en ons, jeugdige mannen der letterkundige beweging, als lubbert ignatius bril in de kaart gekeken had. Thans is m.c. van hall ten grave gedaald; het stelsel dat hij geacht werd voor te staan vindt geene aanhangers en verdedigers meer; aan de kinderlijke liefde van Mr. j. de bosch kemper, aan de vriendschappelijke trouw van mijn ouden vriend, Prof. h.w. tydeman, moet ik regt doen, wanneer zij wenschten dat een uitval tegen den voortreffelijken j.m. kemper destijds achterwege ware gebleven. In den herdruk van mijn opstel is de pen gehaald door alles wat te dien opzigte aanstootelijk was of te zeer den stempel droeg van een man der volmaakt verleden tijd.

Verder heeft mijn opstel over andries bourlette, vooral die veranderingen ondergaan, welke mijne eigene ontdekking, dat alfonso d'ulloa een prulschrijver was en dat ik mij vroeger door het gezag van zijnen naam had laten misleiden, noodzakelijk maakten. - Mijn opstel over de eerste Statenvergadering van Holland in 1572, heeft een belangrijk toevoegsel bekomen. Toen ik het in den jare 1856 schreef, betreurde ik het gemis van de bijzondere instructie van marnix, waarnaar in het verbaal zelf wordt verwezen. Dit door mij en anderen zoo herhaaldelijk te vergeefs gezochte staatsstuk werd eerst in het begin dezes jaars voor het Rijks-Archief uit de handschriftenverzameling van den WelEerw. Heer j.j. van voorst aangekocht. Het sluit zich treffelijk aan de overige oorkonden dier

[pagina VIII]
[p. VIII]

vergadering aan; want, alhoewel niet meer dan een afschrift, is het eigenhandig gewaarmerkt door denzelfden j. pauli, aan wien als Secretaris van Dordrecht de leiding der vergadering schijnt te zijn opgedragen geweest.

En hiermede wensch ik den lezer heil en mijnen uitgever, dat hij zich niet moge misrekend hebben ten opzigte van de belangstelling des publieks in de thans herdrukte en bijeengebragte stukken.

 

30 Nov. 1860.

r.c. bakhuizen van den brink.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren (5 delen)