Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Branding (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Branding
Afbeelding van BrandingToon afbeelding van titelpagina van Branding

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.11 MB)

Scans (14.04 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Branding

(1941)–Piet Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

[IX]

Nelie, de huishoudster, zat in brede welgedaanheid bij de theetafel en zweeg timide.

Als meneer de baron bij Arends op visite was, sprak ze geen overbodig woord, omdat zoiets geen pas gaf. Ze luisterde naar de mannen en soms drong het door het spinrag in haar benepen hoofdje door, dat ze soms toch wel raar uit de hoek konden komen, al begreep ze er het fijne niet van. En zoals ze op de mensen uit het dorp te keer konden gaan - daar zat je als vrouw versteld van! Hoor nou meneer de baron weer es an.... ‘En nou heeft die koddebeier er een paar es flink over de bek geslagen, Arends!’ vertelde baron Crijnssen met een bijna vrolijke lach. ‘Ik had 'm de pen op z'n neus gezet en toen trapte ie eerst m'n huisknecht over de vlakte. Dat was al goud waard, zoals die klungel daar op z'n platte kont zat. En bij de beurs schijnen ze 'm getreiterd en gesard te hebben en toen heeft ie vanzelf z'n knuisten gebruikt. Ik heb er geen slecht koddebeiertje an. Hij zit er als een duivel achterheen. Alleen die vroegere schipper van jou kan ie niet klein krijgen. Maar nou heb ik 'm drie maanden gegeven om heer en meester over de stropers te worden. Hij móet op de

[pagina 92]
[p. 92]

een of andere manier Steef Paauwels in z'n nek zien te nemen!’

Arends morste as op zijn beddelaken.

‘Voor u is 't een soort lolletje’, zei hij hees. ‘Maar ik heb er een paar flessen wijn voor over, als dat duivelskind op z'n knieën gaat. Zolang die vent vrij rond loopt, is er geen gezag in 't dorp. Een suffige burgemeester en een veldwachter, die aap-wat-hei-je-mooie-jonge met Jan en alleman speelt. 't Is me een lief rotzooitje in Zandwijk!’

‘Dat kan me allemaal niet schelen’, zei Crijnssen met een minachtend schouderophalen. ‘Wat ze in het dorp uitspoken, is mijn zaak niet. Ik wil alleen baas wezen op m'n eigen grond. Daar zullen ze van afblijven, al zal ik me d'r dood voor vechten. Tegen de provincie en tegen de stropers! 'k Heb net weer een schrijven gekregen uit Haarlem. Ze willen met blauwzuur de konijnenholen uitroeien, maar ik doe ze een proces aan. Zolang ik leef, heeft niemand wat in het duinterrein te vertellen. Al wil ik de hele zeewering laten ondermijnen, dan is dat mijn zaak!’

‘En als we in Holland dan allemaal verzuipen?’ grinnikte Arends.

‘Dan is er nog niet zoveel aan verloren!’ zei Crijnssen hatelijk terug. ‘Ze hebben me indertijd bij het Hoogheemraadschap niet willen hebben, - dan moeten ze 't nou ook maar weten! Had ik recht op een positie, die m'n overgrootvader al heeft ingenomen, ja of nee! Maar ik was te lastig voor die slaapkoppen van kerels....!’

Nelie, de huishoudster, verwonderde er zich over, dat meneer de baron steeds maar weer begon over dat Hoogheemraadschap. Wat dat precies was, wist zij niet, maar 't scheen erg spijtig voor mijnheer Crijnssen te

[pagina 93]
[p. 93]

wezen, dat hij niet bij zoiets hoogs was gekomen.

‘Blieven de heren nog een kopje thee?’ teemde zij. ‘'k Heb net vers gezet.’

‘'k Zou maar es wat fatsoenlijkers brengen’, vond Arends. ‘Zet maar twee bolle wijnglazen neer en haal de fles bij de kachel weg.’

De reder zei het kort en gebiedend. Toen Nelie de kamer was uitgesloft, lachte baron Crijnssen:

‘Je schijnt het niet nodig te vinden om voor je aanstaande vrouw ook een glas neer te zetten!’

‘Helemaal niet nodig’, stemde Arends toe. ‘Ze mot meteen maar weten, dat er niks in huis verandert, als we getrouwd zijn. Ze blijft huishoudster en meer niet. Die zou gauw de kakmadam uithangen, als ik d'r met wijn ging verwennen. 't Is een goeiig wijf, maar ik trouw d'r alleen maar om m'n dochter te pesten en om an het dorp te laten zien, dat ik maling an de hele mikmak heb.’

Nelie zette behoedzaam de glazen en de fles Bourgogne neer.

‘Breng nou ook nog wat toast met kaas en ga dan naar je bed. 'k Heb nog wat met den baron te praten’, verzocht de reder.

‘Welterusten, juffrouw Nelie’, deed baron Crijnssen neerbuigend. ‘Over een paar weken moet ik “mevrouw Arends” zeggen, nietwaar?’

‘Meneer de baron mag me gerust Nelie blijven noemen’, bloosde de huishoudster en zij verdween met een poging tot buiging.

‘Mossel is naar Grimsby om een nieuwe troller te kopen’, deelde Arends mee. ‘Dat moet ik allemaal aan een ondergeschikte overlaten. 'k Mag blij zijn, als ik die schuit in IJmuie zelf kan inspecteren. Dan mot ik erheen gesleept worden. Naar het raadhuis moet ik ook

[pagina 94]
[p. 94]

gesleept worden en op het laatst kunne ze me naar het kerkhof slepen. En als ik daar leg, dan mag ik lijen, dat de hele bliksemse boel boven me in mekaar dondert.’ ‘'k Zou me niet zo druk maken, als ik jou was’, schokschouderde de baron. ‘Wat moet je nou nog met een nieuwe trawler? Is drie niet genoeg? Wil je nou met alle geweld een stuk kopzorg erbij hebben? Je lijkt wel gek!’

Een grimmig lichtje glom in de ogen van den verlamden reder. Op stellige toon zei hij:

‘Neem me niet kwalijk, baron, maar daar hei je als landrot geen donder verstand van! Ik leef alleen nog bij de zee. Zonder de rederij maakte ik er een end an. As ik hier 's nachs in m'n nest leg en ik mot bellen, wanneer ik een kleine boodschap mot doen, omdat ik dat alleen niet af kan, dan voel ik me een akelig stukkie opraapsel en dan zou ik graag de brand in m'n eigen huis steken. Maar zie je - as ik dan weer alleen in d'n donker leg, dan gaat het door m'n kop, dat de “IJsland” in de storm leit te woelen ergens bij de Barendszee, dat de “Noordkaap” met een paar duizend manden op de thuisreis is en dat de “Barendsz” net is uitgevaren naar de noordelijke visgronden. En dan leef ik weer, zie je?

Over een maand of zo, dan leit er weer een nieuwe troller in IJmuie. Weer een nieuw kind! Daar hei je zorgen van, dat hoeft niemand me te vertellen. Maar je zit weer es in spanning, je kan d'r weer es een uitkafferen. Ik weet nou al, dat ik die Mossel op z'n vessie zal spugen, omdat ie zich zo'n ouwe rotschuit in z'n poten heeft laten stoppen. Dan staat ie me an te kijken en dan zou ie me graag op m'n bakkes slaan, omdat ie toch zo z'n best gedaan heeft. Maar hij durft niks te doen. Bang is ie! Bang zijn ze allemaal! Bang voor een

[pagina 95]
[p. 95]

ouwe, lamme kerel, die zonder z'n huishoudster niet eens kan piezen....!’

De baron lachte luid. Die Arends was de enige vent in de buurt, waar je nog es naar kon luisteren. Gretig dronk hij zijn glas leeg en schonk weer in. Arends had felle rode kleurtjes op zijn konen gekregen. Zijn hand sidderde licht, toen hij het nieuwe glas aan de mond bracht.

‘Eén is er geweest, die niet bang voor me was, maar die heb ik dan ook de nek gebroken’, ging hij vals verder. ‘Die meneer Steef Paauwels! Eervergeten stommeling, dat ie geweest is! Dat was nou de laatste man, dien ik wel een beetje mocht. Verdomme nog toe, wat een schipper, wat een zeeman, wat een donderhond van een kerel was dat! Waar die een ouwe, lekke emmer als de “Horoscoop” doorsleepte, dat was eenvoudig niet te geloven!

Je zal me uitlachen baron, maar ik mocht dien knul! Voor m'n eigen had ik al uitgemaakt, dat Steef Paauwels m'n opvolger zou worden, nou 'k geen zoon had. Die meid van me had wel met 'm willen trouwen en ik geloof 't wát graag, want het is een knap stuk manskerel.

En nou....? Als een vagebond woont ie in het duin om achter jouw konijntjes an te zitten. Hij is te trots om an te monsteren als matroos op een troller. Schipper is ie geweest en wát voor eentje. De beste van de hele vloot in IJmuie. Tja....! Meneer wou z'n reder de wet voor schrijven. Meneer hield er van die hoge denkbeelden op na, waar je in zaken geen cent voor krijgt. Een kuiken, dat wijzer wilde zijn dan de hen. Was niet te vinden voor een aardigheidje met de assurantie. Ha! Duizenden guldens hebben ze an me verdiend met niks doen en toen ik de kans zag om het bedrijf moderner te maken, toen weigerde meneer om een ouwe, rotte schuit

[pagina 96]
[p. 96]

weg te brengen. Dat moest ik later an een stuk vuil als Vet overlaten, met het gevolg, dat er een paar man bij verzopen zijn. Steef was dat nooit gebeurd. Die had er wel anders raad mee geweten.

Op m'n eigen kantoor heeft ie me van de ene hoek naar de andere geslagen. Verdomme nog toe! Op m'n eigen kantoor!! Tegen me getuigd heeft ie! Alles gedaan om me ten gronde te richten. Maar de zaak is blijven bestaan, al zijn er dan ook mensen ongelukkig door geworden. M'n vrouw dood van verdriet, ik verlamd door een beroerte, m'n dochter, die me als rotte vis beschouwt en d'r vrijer niet heb gekregen en Steef Paauwels een gemene stroper. Allemaal, omdat meneer de kop zo hoog droeg en geen ouwe troller wou wegbrengen. Heel het dorp ziet me voor een moordenaar an. Wat hebben ze gelachen, toen ik daar bewusteloos bij het kerkhof lag. Gepreekt is er tegen me. Ha! Laat ze preken, laat ze me vervloeken, 't kan me allemaal niks schelen. Ze moeten alleen niet denken, dat ik me als een kalf laat slachten. M'n dochter heeft het net gemerkt en Nelie wordt mevrouw Arends. Is 't niet allemaal om je te bedoen van het lachen....?!’

Moe en transpirerend viel hij in zijn kussen terug. Met fonkelende ogen staarde reder Arends naar de zoldering.

‘Drink nog een glas wijn, je maakt je veel te druk’, zei baron Crijnssen met een flets lachje. ‘Morgen moet Hagens weer bij je komen. Wanneer houwen we bruiloft?’

‘Over twee en een halve week’, zei Arends schor. ‘M'n dierbare dochter zal niet van de partij zijn. Die heeft me gisteren meegedeeld, dat zij het huis van haar vader gaat verlaten. Voorlopig gaat ze bij een nicht van me inwonen. Hier een klein uurtje vandaan. Gek, dat

[pagina 97]
[p. 97]

zo'n meid d'r vertier niet in Amsterdam gaat zoeken.’ ‘Ze zal hier nog een trekpleister hebben, denk ik’, grinnikte Crijnssen. ‘Steef....?’

‘Misschien wel. Die meid heeft een kop. Denk je soms, dat ze zich zou generen om met een stroper te trouwen? Dan ken jij de vrouwen niet, vrindje! Al zou ze 't alleen maar doen om jou te pesten.’

‘Zo, zou je denken?’ vroeg Arends langzaam.

Er kwam een wrede trek om zijn mond.

‘Zo zo, zou je dat echt denken....?’ herhaalde hij met vreemde stem.

‘Uit dankbaarheid voor d'r vader zal ze 't niet nalaten’, grijnsde de baron. ‘En het ergste is, dat je er geen bliksem aan kunt doen. Het erfdeel van d'r moeder maakt haar onafhankelijk van je en meerderjarig is ze. Dat kan nog een fijne geschiedenis worden, meneer de oppermachtige reder!’

Zij zwegen beiden. Crijnssen observeerde zijn gastheer met onverdeeld genot. Hij dronk bedachtzaam zijn glas leeg. Die had tenminste even iets om over te piekeren. Al z'n slaapmiddeltjes zouden hem niet helpen om een oog toe te doen. Grappig was dat. Met zo'n enkele opmerking kon je zelfs een mannetjesputter als Arends uit de lijken slaan....

‘'t Is de vraag, of meneer Steef haar nog wil hebben’, zei de reder eindelijk. ‘Als die meid had gewild, had ze me kunnen ophangen. Toevallig was ze getuige van de ruzie en ze wist dus, dat ik de “Horoscoop” wilde laten opbrengen. Dat vergeeft ie d'r nooit! Ik ken ze allebei. Zo trots als een vorst en zo hard als graniet. Afijn, geen zorgen voor de tijd. Schenk de fles maar leeg....’

Toen baron Crijnssen door de donkere nacht terugwandelde naar de Borchhoeve, was er vrede in zijn ziel,

[pagina 98]
[p. 98]

want hij wist zijn avond wel besteed.

Als een jenkend, kribbig kind had de reder Arends zich door Nelie, de huishoudster, laten helpen.

Hij lag nu tussen de koele lakens in de half duistere slaapkamer en volgde het glimpen van de vuurtoren, die telkens een hel vlak wierp op het behang en de medicijnen op het nachtkastje fel belichtte.

Buiten ruiste de eeuwige zee.

Klaar wakker waren Arends' hersens.

Hij telde de seconden, die tussen de lichtschampen verliepen. Telde uren lang om de hete wrok jegens Steef uit zijn brein te verbannen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken