Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Branding (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Branding
Afbeelding van BrandingToon afbeelding van titelpagina van Branding

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.11 MB)

Scans (14.04 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Branding

(1941)–Piet Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 125]
[p. 125]

[XII]

Anne, Reier's nicht, had een tijdlang verwezen gezeten naast het ledikant van het luid schreiende Bregje, dat maar steeds om haar vader riep en zo bang was, dat er weer met stenen gegooid zou worden. Toen was het langzaam in Anne's trage brein doorgedrongen, dat er toch iets gebeuren moest. Het gaf immers geen pas om iemand in het holst van de nacht mee te nemen uit zijn huis? Wat er precies gebeurd was, kon zij niet nagaan, maar in ieder geval was Reier het huis uitgerend en nog niet terug gekomen. En ze hadden met stenen gesmeten. Dat ging maar niet zo, vond Anne.

Maar wat kon ze doen, hier alleen met dat arme schaap van 'n kind? Ze wilde naar het dorp, naar Klunder, den veldwachter, die een heel net mens moest zijn, hadden ze haar verteld. Kon ze Bregje dan aan haar lot overlaten, terwijl er zoveel kwaad volk door het duin liep? De naaste buurman woonde een kwartier ver. Als ze nou eens op een holletje heen en weer liep en Faber, den opzichter van de waterleiding, vroeg, of die naar de politie wilde gaan? Dat zou misschien zo dom nog niet wezen....

Anne kleedde zich aan en zei Bregje, dat ze heel zoet en stil moest zijn, omdat tante eventjes weg moest om vader te helpen. Het kind huilde klagelijk en zo angstig,

[pagina 126]
[p. 126]

maar daar was niks aan te doen, vond Anne. Ze konden Reier wel vermoord hebben!

Door de nacht liep zij het pad af, dat zij gelukkig wel kende. Faber was eindelijk - wat sliepen die mensen vast! - eindelijk aan de deur gekomen. Zo maar in z'n onderbroek. Van het verhaal had hij niets begrepen met zijn slaperige hersens. Wat praatte die nicht van Van 't Hof toch allemaal? Er was met stenen gegooid en de opziener was zijn huis uitgehold. Nou ja, dat was nogal natuurlijk, meende Faber. Dat liet je toch niet zo op je zitten. En moest hij daar nou voor naar Klunder? Dat was toch gekkenwerk?

Maar die Anne stond zo angstig te beven, dat Faber er toch met zijn vrouw over wilde spreken en die vond het wat raar, dat de koddebeier al een uur van huis was en op zijn sokken de deur was uitgegaan. Dat vond Faber ook wat vreemd en al bleef hij het gekkenwerk vinden, toch stapte hij maar op de fiets om den veldwachter voor alle zekerheid op de hoogte te stellen.

Bij Klunder in het keukentje had Faber zijn verhaal gedaan. De veldwachter streek zich eens langs de ongeschoren wangen en vond het een gek geval. Die Faber was een rustige man en zou niet midden in de nacht sprookjes komen vertellen. En dat die Van 't Hof nou al ruim een uur half gekleed het duin in was, ja, dat vond Klunder toch ook wel ongewoon. In ieder geval moest hij als politieman verantwoord wezen en daarom trok hij zijn uniform maar aan. Het beste was, dat hij maar eens naar de Otter fietste. Daar werd hij misschien wat gewaar....

De baas van de Otter was de derde, die in die nacht uit bed werd gehaald. Hij ging hels te keer wegens deze huisvredebreuk en schreeuwde, dat hij er poddome werk van zou maken.

[pagina 127]
[p. 127]

‘Hou nou je grote bek maar es!’ snauwde Klunder, die ook niet in zijn beste humeur was. ‘Heb jij den jachtopziener ergens gezien?’

‘Je malle moer!’ sprak de kastelein. ‘Zoek jai die koddebaier hier in 't café? Dan mot je in 't doin weze, wist je dat nog niet?’

‘Ik moet huiszoeking doen’, antwoordde Klunder kort. De kroegbaas stelde zich in postuur en greep een biljartqueu.

‘As je één poot over me drempel zet, dan slae ik je de harses in!’ beloofde hij.

Zonder een bedreiging te uiten, greep de veldwachter zijn revolver en hield die op Lauwers van de Otter gericht. Deze zag, dat het menens was en krabbelde terug.

‘Wat wil je hier nou doen!’ zei hij met iets van verwijt in zijn stem.

‘Huiszoeking, dat zei 'k je toch?’ merkte Klunder bijna vriendelijk op.

Hij liet licht aansteken en zag vuile voetsporen, die naar het hok achter de gelagkamer gingen.

‘Wie zijn hier vannacht geweest?’ informeerde de veldwachter.

‘Dat ken 'k je niet zegge’, antwoordde waardig de kastelein. ‘Da's nou main ambtsgehaim, snap je?’

Hij wist zijn ongerustheid goed te verbergen, maar piekerde, terwijl Klunder alles nauwkeurig onderzocht, dat het een Godsmirakel was, hoe die jongens geen kwartier geleden met hun vrachtje waren vertrokken en dat het niet zo mooi zou aflopen, als nou de politie er al achterheen zat. Daar konden ze allemaal wel es een opfrissertje door krijgen.

Buiten zag Klunder in het licht van zijn zaklantaarn de sporen van een bakfiets. Die waren nog vers. Zuiver

[pagina 128]
[p. 128]

was het hier niet en toch kon je er niets van zeggen. ‘Wat zijn dat voor sporen?’ vroeg hij aan Lauwers.

‘Die zelle wel van een bakfiets weze’, zei deze glashard. ‘Laat 's kaike - jae, die benne natuurlijk van Jankes. Die heb hier gisteraevond nog bier weze brenge. Wou je nog meer van me wete, want ik wor zo koud as de pest.’

Onverrichterzake fietste Klunder weg. Zijn intuïtie zei hem, dat Lauwers er meer van wist, al werd je niet veel wijzer van hem. Elke nacht kwamen er stropers in het kroegje. Zij brachten hier hun buit, die Lauwers dan weer naar den grossier doorzond. Iedereen wist dat en niemand nam er aanstoot aan. Vlekkeloos was Lauwers' verleden niet, maar misdaad hoefde je niet bij 'm te zoeken. In heel Zandwijk woonde eigenlijk geen duister volk. Daarom was het zo vreemd, wat er met dien Reier gebeurd kon zijn....

Toen Klunder in het huisje van den koddebeier aankwam, was Anne nog op de been. Rust kon ze in bed toch niet vinden en daarom zat ze stil in haar stoel, bang om Bregje wakker te maken.

De veldwachter nam de situatie eens op en liet zich het verhaal door de huishoudster doen. 't Was een toer om enig houvast te krijgen. Ze wist alleen, dat er met stenen was gegooid en dat Reier naar buiten was gevlogen, maar wat er nou verder gebeurd was, daar kon Anne hem niks van vertellen. Het enige, dat de speurende ogen van den politieman opmerkten, dat was het spoor van een bakfiets in het zand. Wie had er een bakfiets van de stropers? Alleen Schorretje, die met vis ventte....

Schorretje was niet thuis, toen Klunder zijn huis bezocht.

‘Naer Aimoie om vis te haele’, zei z'n vrouw.

[pagina 129]
[p. 129]

‘Met de bakfiets?’ vroeg Klunder.

‘Vanzellef hé?’ lijsde de vrouw. ‘Of dag ie soms, dat ie een vieselante genome had?’

‘'k Wist niet, dat ie er al in het holst van de nacht opuit trok’, bromde de veldwachter.

‘Je ken niet alles wete, al ben je van de polisie’, vond het mens.

Ze deed helemaal niet opgeschrikt, toen zij 's nachts bezoek van den veldwachter kreeg en vroeg zelfs niet, wat hij eigenlijk zocht. Vreemd was dat....

In de ochtendschemer kwam Klunder in het dorp terug en daar zag hij een troep vissermannen, die vroeg naar IJmuiden moesten, voor het raadhuis staan. Waarom maakten die niet, dat ze aan de Trawlerkaai kwamen? En wat was dat voor een lol, terwijl het amper dag was! Gunst, daar zag hij Schorretje ook. Dus niet naar IJmuiden geweest? Had het vrouwtje gejokt? Wat lelijk....

De vissers stonden in een wijde kring en nu de veldwachter dichter bij was, hoorde hij hun bulderend gelach. Overal gingen ramen en deuren open en er kwamen mensen half in nachtgoed naar buiten. Snel reed Klunder de hellende weg af, gooide zijn fiets tegen een huis en drong zich door de dichte muur van mensen heen. Het werd nu in eens stil. Ze keken weer met strakke snoeten.

Op de stoep zag Klunder een verwarde kluwen en daarnaast een karton met geteerde letters: ‘Getuige’. Er omheen lagen tien of twaalf kleine konijntjes. In het net herkende hij Reier van 't Hof, den koddebeier.

Een fel rood kleurde het gezicht van den veldwachter. Dat was verdomme geen mop meer! Hier moest direct gehandeld worden!

[pagina 130]
[p. 130]

Snel opende hij de deur van het gemeentehuis en trok het net met den man naar binnen. Het schandbord nam hij weg en de konijntjes schopte hij woedend de straat op. Ze stonden er aanvankelijk zwijgend naar te kijken, maar toen schreeuwde Schorretje iets van ‘Leve de getoige!’ en ze lachten allemaal, dat het luid schalde in het nog schemerige dorp. Met een smak dreunde Klunder de deur dicht. Hij zei nog geen woord, toen hij met rappe halen het net opensneed. Moest je dat nou zien! De vent bleef haast in dezelfde houding liggen! Dat was toch om een dodelijke ziekte op je lijf te krijgen. Goeie God wat was die kerel koud en stijf! Klunder wist niet, wat hij er mee aan moest en belde den dokter op. Er zou nog wel een kwartiertje overheen gaan....

Er zat gelukkig nog wat vuur in de kachel en de bedrijvige veldwachter sleepte voorzichtig het lichaam naar de warmte toe. Was Reier nog bewusteloos? Hij lag met gesloten ogen en hij zag zo wit. Wat een beesten van kerels, die dat gedaan hadden. Zo behandelde je geen hond!

Plotseling rende Klunder het raadhuis weer uit. Buiten stonden ze nog in groepjes het gebeurde te bepraten. Schorretje had het hoogste woord.

‘Kom jij es met me mee!’ beval Klunder den visventer, die met een grijns tussen een koppeltje Zandwijkers stond.

‘Ikke....?’ deed Schorretje nog verbaasd. ‘Wat mot je van main?’

‘Niet kletsen. Mee!’

Die toon hadden ze van den veldwachter nog nooit gehoord. Hij keek zo eigenaardig, zo bars. Schorretje haalde de schouders op en volgde hem en eer Schorretje het goed begreep, zat hij in het arrestantenhok en hoorde hij de deur achter zich dichtslaan. In geen jaren

[pagina 131]
[p. 131]

was het hok gebruikt. Daar deden ze in Zandwijk nooit aan.

Dokter Hagens kwam langzaam aanstappen. De gesprekken buiten vielen stil. Er moest nou wel iets bijzonders met dien koddebeier aan de hand zijn, anders haalde je er geen dokter bij. ‘Dat moisie heb nog een staertje’, voorspelde een ouwe visserman.

De kachelwarmte had al weldadig op Reier gewerkt. Langzaam was het leven in hem terug gekomen. Nog steeds lag hij krom op z'n zij, maar niet meer zo bewegingloos. Hij klappertandde en zijn handen trilden.

‘Ga es een maatje cognac halen, Klunder’, zei de bedaarde dokter Hagens. ‘Da's een medicijn, dat maar zelden z'n doel mist.’

Voorzichtig strekte hij de leden, ontblootte het bovenlijf van den patiënt en luisterde nauwlettend naar de ademhaling. Was wel goed. Ook de pols deed niet vreemd. Een sterke kerel, die 't er wel door zou slepen, meende de dokter. En die botten zouden ook wel wat losser worden. Ze konden hier gelukkig een stootje hebben. Was trouwens wel nodig, want zachtzinnigheid was geen hoofddeugd in het dorp.

Hij zette Reier op een stoel. Als een houten beeld zat hij daar. Geen woord kwam er over zijn lippen en het gezicht had iedere uitdrukking verloren.

‘Hier, drink es wat voor de schrik!’ bood dokter Hagens hem aan.

Vermoeid schudde Reier van nee.

‘Je doet wat ik je zeg, verdomme!’ gelastte de dokter nu. ‘Ik heb hier te vertellen. Jij geen bliksem!’

Zo, zie je wel. Het verzet was al gebroken. Niet te sentimenteel aanpakken, daar kwam je 't verste mee.

Met kleine teugjes dronk Reier de cognac.

[pagina 132]
[p. 132]

‘Nog eentje en die moet je in één keer omslaan!’ beval zijn verzorger.

Gedwee gehoorzaamde de koddebeier.

‘En nou brengt Klunder je in een auto naar huis en dan kruip je meteen onder de wol. Vanmiddag kom ik nog even aan!’

Maar Reier van 't Hof maakte een onwillige beweging met het hoofd.

‘'k Gae niet naer bed!’ zei hij dof. ‘'k Mot vanmorge dienst doen bai die trouwerai van Aerends. 'k Ben niet ziek. Ze kraige me niet klain.’

‘En als je een longontsteking oploopt?’ waarschuwde de dokter.

‘Dan verrek ik misschien en dan hoef je me niet te beklaege....’

Toen hij zich, in zijn beste pak gekleed, bij den baron meldde, ontving die hem met een harde lach.

‘De heren stropers hebben het vandaag gewonnen hè?’ riep Crijnssen. ‘Heb je al aan de voordeur gekeken? Kom maar es mee, 'k heb het voor je laten hangen!’

Aan de deur hing een guirlande van jonge konijntjes, sierlijk van post tot post. En daaraan een brief: ‘Voor de tweede getuige!’

‘Heb jij misschien ook een attentie ondervonden?’ vroeg baron Crijnssen grinnikend. ‘Da's nou alleen omdat je die Steef Paauwels te pakken hebt gehad!’

‘Ze hebben main in een net gevange en op de stoep van het raadhois neergelegd’, antwoordde Reier zakelijk. ‘Daer heb ik uren lang legge te verrekke van de kou. Nou weet u het oit m'n aige mond en nou kan u me de straet op schoppe.’

Verbaasd keek de baron hem aan. Reier verwachtte niet anders dan een heftige woede-uitbarsting en hij had zich al voorgenomen, nou toch alles verloren was, lik op stuk

[pagina 133]
[p. 133]

te geven. Wat kon 't hem verder schelen? Die baron moest oppassen. Reier was tot alles in staat. Ook tot moord.

‘Vertel!’ zei de baron kort.

Droog verhaalde Reier, wat er die nacht gebeurd was. Hij spaarde zichzelf niet. Genoot van bijzonderheden, die hij gerust achterwegen had kunnen laten. Zijn stem klonk rauw en onwezenlijk.

Een tijdlang zei de baron niets. Hij rookte zwaar aan zijn kromme pijp.

‘Die slag is hùn’, sprak hij eindelijk. ‘Nou is het onze beurt weer. De straat zal ik je niet opsturen. Dat zouden ze wel willen, de donderstenen. Nee, we vechten door. En nou gaan we Arends halen om hem naar het gemeentehuis te kruien. Het leven is om je een beroerte te lachen....’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken