Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der Peuls (1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der Peuls
Afbeelding van De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der PeulsToon afbeelding van titelpagina van De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der Peuls

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.42 MB)

Scans (7.30 MB)

ebook (4.33 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

reisverhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der Peuls

(1884)–Johan Hendrik van Balen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXVII.
Eene al te ijverige politie. - Het blokkeeren van de wegen en het overrompelen van de dorpen. - De achtergebleven negerin. - Den slavenjagers een poets gespeeld.

De omstreken van Timbo waren schoon genoeg om tot eene wandeling uit te lokken en Fernando, die gaarne de omstreken eens wilde zien, gaf na eenige dagen zijn voornemen daartoe aan prins Mahomedoe te kennen.

Als gewoonlijk behoefde hij slechts te spreken om zijn verlangen ingewilligd te zien. De prins gaf last, dat men de blanken overal moest laten passeeren en niemand op doodstraf hun iets in den weg mocht leggen. Ten overvloede gaf hij

[pagina 141]
[p. 141]

aan twee stevige krijgers last voor zijne veiligheid te waken.

Deze lieden vatten hunne taak met allen ernst op. Als Fernando door de straten wandelde en er vertoonden zich menschen dan vlogen zij er als bezetenen op af en joegen hen weg, en alle moeite, welke Fernando ook aan wendde om hen onder het oog te brengen dat hij dit niet verlangde, was te vergeefs. Zij ranselden er des te dapperder op los zoodat hij ten laatste genoodzaakt was naar huis terug te keeren zonder iets te hebben gezien, en om dit in het vervolg te voorkomen verzocht hij den prins hem niet meer te doen vergezellen of volgen.

Maar toen hij den volgenden dag nu alleen uitging, zag hij tot zijn spijt dat de dwaze handelwijze van zijne geleiders van den vorigen dag zoo geducht had gewerkt, dat de menschen hem thans uit eigen beweging ontweken.

Verdrietig over al deze dwaasheid ging hij voor de tweede maal naar huis zonder iets te hebben gezien. Het genot dat hij zich van de wandelingen in en buiten Timbo had voorgesteld werd geheel vergald. Toch besloot hij vol te houden, in de hoop dat het nog zou veranderen.

Werkelijk gebeurde dit ook. Den derden dag vluchtte alles nog overal waar hij zich vertoonde, maar den vierden dag waagden een paar mannen, iets moediger dan de anderen, hem betreklijk dicht te naderen en daar hun niets noodlottigs overkwam ten gevolge van deze vermetelheid, werden de anderen ook stouter, en het duurde nu niet lang of hij kon zich vrij door de straten en de omstreken bewegen zonder dat men voor hem vluchtte.

Op deze wandelingen, die hij hoe langer hoe verder uitstrekte, bezocht hij de aardig gelegen dorpen Findo en Foero, waar de bewoners in de weelderige natuur die hen omringde welvarend leefden. Overal waren schoone plantsoenen met peper, uien,

[pagina 142]
[p. 142]

knoflook, pataten en maniok en heerlijke rijstvelden. Welige dicht begroeide heggen omgaven de tuinen en sommige dier heggen geleken op reusachtige bloembedden van de menigte wilde bloemen, die zich in weelderigen overvloed en bonte verscheidenheid er doorgewerkt hadden. Groote kudden runderen en schapen graasden buiten de dorpen en geiten sprongen in overvloed overal rond. De goed gebouwde en zindelijke hutten prijkten met verzen uit den Koran, als talismans tegen dieven en tooverkollen.

Fernando was spoedig overal bekend en men vluchtte niet voor hem. Menigmalen vlijde hij zich des avonds aan den oever eener beek neer en liet het oog over het landschap weiden. Dan zag hij de fraai gevormde Foelah-vrouwen met hunne warme licht gebrande huidkleur, als beelden zoo statig en schoon van vormen, hare waterkruiken vullen en in het water plassen en zich onder vroolijke gesprekken verwijderen.

Eens op een dag werd Fernando des morgens nog vroeg gewekt door eene groote bedrijvigheid op straat, die hij in den omtrek van hunne woning niet gewend was. Een weinig verwonderd stond hij op en hij wilde juist aan den kapitein, die altijd vroeg bij de hand was, vragen wat dit beduidde, toen hij bemerkte dat deze er niet was. Verbaasd begaf hij zich naar de veranda en bemerkte toen juist een grooten troep krijgers te paard, aan wier hoofd de kapitein met den prins reden.

Meer en meer verbaasd riep hij zijn bediende, een van de beide negers die de Vivès hun had medegegeven, en vroeg dien wat dat beduidde.

- Ja, zei Thomas, zij zijn op presgang uit; de kapitein heeft bekend gemaakt, dat het zoetjes aan tijd voor ons zal worden om de terugreis aan te nemen.

- Presgang? vroeg Fernando, die den neger niet terstond begreep.

[pagina 143]
[p. 143]

- Ja, om slaven te halen, senor! zeide Thomas.

Fernando schrikte.

- Hebben zij mij daarom laten slapen? zeide hij ontstemd.

- Ja, senor! zij gaan nu de wegen blot teeren en......

- En wat nog meer? vroeg Fernando.

- En de dorpen overvallen.

Fernando stiet een vloek uit en kleedde zich haastig aan.

- Die heillooze handel! mompelde hij boos.

Hij gebruikte bijna niets, liep geruimen tijd op en neer, niet wetende wat hij zou doen en ging ten slotte vrij ontstemd eene wandeling maken.

Hij liep een paar straten door zonder er op te letten of zonder op te merken, hoe doodsch er alles uitzag. Eerst toen hij de stad bijna door was, trof hem dat, maar even snel ontgaf hij het zich weer.

Bij het omgaan van een hoek bleef hij verbaasd staan.

Een aantal vrouwen en kinderen, welke daar bijeenstonden, vlogen als verschrikte vogels plotseling naar alle zijden uiteen, de kinderen met zich voortsleurende, en waren in zóó korten tijd verdwenen, dat Fernando niet begreep waar zij zoo spoedig gebleven waren.

Hij fronsde de wenkbrauwen en ging verder. Bijna aan het eind van de stad verraste hij eene stokoude vrouw, die, daar zij slecht ter been was, niet zoo snel voort kon dat zij hem ontloopen kon. Toch repte het oudje zich zoo snel zij kon, en toen Fernando na haar gepasseerd te zijn eens omkeek, zag hij, dat zij op den weg stond en eene hand met zand in de lucht wierp in de richting waarin hij zich bevond, op de wijze als de Poelah's de booze geesten pogen te bezweren.

Meer en meer ontstemd sloeg Fernando den weg naar Findo en Foero in, maar lette nu scherp op zijne omgeving. Tot

[pagina 144]
[p. 144]

zijne verbazing echter vertoonde zich op den anders zoo druk beganen weg geen levende ziel. Alles was stil, akelig doodstil. liet scheen wel, alsof de geheele omtrek ontvolkt was, of er geen levende ziel ademde.

Zoo kwam hij Findo binnen.

Het was intusschen drukkend heet geworden; Fernando versmachtte van dorst en verlangde hartelijk naar een kalabas koud water, zooals hij menigmalen op zijne wandelingen in het dorp had gekregen.

Daar hij echter niemand bespeurde, liep hij op de eerste de beste hut aan.

Er was niemand in.

Fernando liep naar een volgende, maar ook daar was niemand. Hij keek eenige oogenblikken rond, leschte zijn brandenden dorst en hervatte toen zijne inspectie, maar in geen enkele hut was iemand te vinden, evenmin als daar buiten. Het dorp was door de inwoners verlaten.

Fernando moest een idioot geweest zijn, indien hij niet had begrepen waaraan dit was te wijten. Hij zette zich voor een der hutten neer en hield zijn hoofd met beide handen vast.

- De menschenjacht! mompelde hij met meer en meer klimmende ontzetting, de slavenjagers zijn op buit uit.

Na met deze woorden aan zijn overkropt gevoel te hebben lucht gegeven liet hij met weemoedige oogen zijne blikken door het dorp weiden. Nog gisteren was dat bevolkt door gelukkige menschen en nu? Alles was verlaten, geen levende ziel was er over. Zelfs het vee was verdwenen. Enkele kippen liepen kakelend rond en eene eenzame geit knabbelde het jonge groen van de heggen der tuinen.

Terwijl hij daar zoo mistroostig in treurige gedachten verzonken zat, meende hij opeens zwakke schreden te hooren en

[pagina 145]
[p. 145]

opziende, bespeurde hij eene stok-oude vrouw, die uit eene der hutten kwam en hem angstig op een afstand bekeek.

Fernando stond haastig op en liep op haar toe.

De oude deinsde terug alsof zij een boozen geest had gezien en bleef tegen den wand der hut geleund staan.

- Waarom is het dorp verlaten? vroeg hij.

- Dat weet de blanke man wel, zei de oude bitter, omdat de slavenjagers ons overvallen hebben.

- Dat dacht ik wel, mompelde Fernando.

- Waarom zijt gij dan niet gevlucht?

- Een oud mensch als ik neemt men niet, zeide de vrouw. Waarom komt gij, blanke, hier om onze kinderen, onze vrouwen en jonge mannen te rooven?

- Ik doe dat niet, zei Fernando, ik heb het immers gezegd, menigmalen, dat ik geen slavenhandelaar ben. Hebben zij u overvallen? Hebben zij er van u gevangen?

- Ja, zei het oude mensch, en mijn eenigen zoon ook. Hij was buiten om het vee te melken, zij hebben hem weggevoerd.

En de handen ten hemel heffend riep zij op een woesten toon, die Fernando met angst vervulde:

- Allah, Allah!

- Ik zal hem u teruggeven, zei Fernando opeens.

De oude vrouw keek hem als verbijsterd aan.

- Kunt ge naar Timbo loopen? vroeg Fernando, om uw zoon aan te wijzen.

- O ja, al was het naar Jallica, riep het oudje uit. Zult gij hem aan mij teruggeven, blanke man?

- Ik zal het doen, zei Fernando. Waar zijn zij verder heen gegaan, toen zij hier zijn geweest?

- Daarheen! zeide zij in de richting van Foero wijzend. Maar onze mannen vluchtten overhaast in de bosschen, en zullen die van Foero wel hebben gewaarschuwd.

[pagina 146]
[p. 146]

- Laten zij in de bosschen blijven, zei Fernando, tot wij zijn heengegaan.

De oude knikte.

- Ik wacht u te Timbo! zei Fernando.

De oude greep zijne hand en overdekte die met kussen.

- Laat dat! zei Fernando en hij verwijderde zich groetend in de richting van Foero.

De marsch was vermoeiend, maar Fernando voelde geen vermoeienis. Hij kwam te Foero en daar was het eveneens gesteld. Het geheele dorp was verlaten en de negers waren overhaast gevlucht, want de potten met rijst stonden nog op het vuur.

Hij liep het dorp door en bespeurde toen langs den weg eenige negers, die tot zijne verwondering niet vluchtten, toen hij naderde. Zij waren gewapend en daaruit begreep hij, dat zij tot de slavenjagers behoorden. Er waren enkele Foelah's onder, de anderen waren Mandingo's.

- Wat doet gij hier? vroeg Fernando.

Een der Foelah's trad vooruit.

- Wij bezetten den weg, heer! zeide hij. De negers hebben zich in de bosschen verstoken; als zij te voorschijn komen, omsingelen wij het dorp.

- Is dit de eenige hinderlaag.

- Neen, heer! aan de andere zijde van Foero is nog een post.

Er schoot Fernando plotseling een uitstekend plan door het hoofd.

- Gaat mede, zeide hij, ik heb u noodig.

De Foelah weifelde geen oogenblik en brak met zijne manschappen op.

Buiten Foero gekomen, liet hij zich naar den tweeden post brengen en gebood dien hem ook te volgen.

[pagina 147]
[p. 147]

Zoo ondernam hij den terugtocht, verzekerd dat hij den slavenjagers eene leelijke poets had gespeeld.

Toen hij door Fimdo kwam zag hij de oude vrouw niet meer, waarschijnlijk was zij reeds naar Timbo.

Wat zijne soldaten betreft, die vroegen geene verklaring. Geen van hen durfden den machtigen blanke, die met hun vorst omging, aanspreken of hem vragen, waarom hij hen naar Timbo geleidde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken