Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634. Tome 4: Supplément (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634. Tome 4: Supplément
Afbeelding van Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634. Tome 4: SupplémentToon afbeelding van titelpagina van Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634. Tome 4: Supplément

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.69 MB)

ebook (4.47 MB)

XML (1.39 MB)

tekstbestand






Editeur

Cornelis de Waard



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/dagboek
non-fictie/natuurwetenschappen/wiskunde
non-fictie/natuurwetenschappen/natuurkunde
non-fictie/filosofie-ethiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634. Tome 4: Supplément

(1953)–Isaac Beeckman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[1626]

[12 maart 1626]

Actes du ‘Classis’ de Schieland, 1610-1626. - Cf. ci-avant p. 86.

 

Classis extraordinaria, gehouden binnen Rotterdam, den 12den Martij 1626.

 

Praeses D. Gruterus, scriba Olivarius HircinusGa naar voetnoot5). Absentes syn D. Donteclock ende D. Adrianus JohannisGa naar voetnoot6). Sero venientes: D. de Stercke, D. Petraeus, D. Theod. Leeuwius, D. HasiusGa naar voetnoot7) <ende>Ga naar voetnoota) D. CruciusGa naar voetnoot8).

[pagina 97]
[p. 97]
Ga naar margenoot+

Is by den Gedeputeerden des Classis rappoort gedaen hoe datGa naar voetnoota) by hunluyden de Classis was beschreven met den E. GedeputeerdenGa naar voetnootb) des Synodi op het versoeck van de predicanten van Rotterdam. Dewelcke binnen gestaen synde, voor redenen hebben verclaert dat merckelycke swarigheden in haere kercke waren ontstaen, die geen langer uytstel en conden lyden ende datter oock Synodale saecken te verhandelen souden voorvallen.

Dese redenen aldus voor gewightigh opgenomen synde, is by den Classe, ten overstaen van de E. Gedeputeerden goetgevonden de predicanten van RotterdamGa naar voetnootc) gesamentlycken binnen te roepen, om te vraegen naer het comportement van Weymans naer het afscheyden van de E. Gedeputeerden des Synodi. Dewelcke (binnen gestaen synde) hebben verclaert, dat de voorszeyde Weymans seyde, dat hy niet en conde, niet en wilde, noch niet en soude sich gedraegen aen het oordeel van de E. Gedeputeerden des Synodi. Dat hy oock den E. GedeputeerdenGa naar voetnootd) beschuldighde van heerschappye, tyrannye etc. Daerenbenevens dat in hare vergaderingen meestendeel synne aenleydingen hebben gestreckt tot verstoring invougen van dieselve vruchteloos syn uytgevallen; waerby noch comt dat verscheyden lidmaeten groot miscontement tonen door syn aenraden ende ophitsen.

Hierop is by den E. Gedeputeerden des Synodi goetgevonden, dat men de ouderlingen van Rotterdam (uytgesondert Weymans) souden binnen roepen ende is hunlieden aengeseyt dat dese saecke wel ende wettelycken tot dese vergaderinge was gebrachtGa naar voetnoote). Ende is hunlieden verders afgevraecht off sy gesamentlycken noch acquiesceerden in de acte van reconciliatie, den 26en September laestleden by den E. Gedeputeerden des Synodi beraemtGa naar voetnoot1). Waerop sy gesamentlycken hebben geantwoort Ja, dat sy alsnoch die acte aennamen sose daer leyde, maer verclaerden, dat de saecke van Weymans de minste swaricheyt was; dat het principalycken aenquam op het beroep van een predicant, waerinne sy versochten dat de E. vergaderinge ordre wilde stellen.

De E. Gedeputeerden met den Classe antwoorden dat men in dat stuck niet gevoeghelycken en conde treden voor ende aleer de vrede getroffen sy. Weshalven de ouderlingen aengenomen hebben tot preparatie van de reconciliatie deur alle mogelycke redenen van inductie hem daertoe te bewegen. Ende hebben daernae uyt de name van de voorseyde Weymans gerapporteert dat hy tevreden was (also syne medebroeders sulcks geraden vonden) de reconciliatie, sose daer leye, aen te nemen, mits dat de censureGa naar voetnoot2) opgehouden ende geannuleert werde.

Is goetgevonden van de E. Gedeputeerden des Synodi Weymans binnen te

[pagina 98]
[p. 98]

Ga naar margenoot+ roepen om hem te induceren tot de reconciliatie met schultbekenninge, also de Classis die censure ten judicature van hare E. gestelt hadde, doch dat de andere dingen na den 26en September voorgevallen, gelyckelyken by den Classem met de E. Gedeputeerden des Synodi souden verhandelt worden.

Daerop Weymans ingeroepen synde, vermaent is dat hy de saecke met een ander oge wilde insien als hy tot nochtoe hadde gedaen, ende deselve in de vrese des Heren overwegende, willigh ende bereyt wilde syn de reconciliatie an te nemen als syne mede-broederen hadden gedaen, heeft geantwoort dat hy de sake in syner medebroederen handen hadde gegeven, tevreden synde dat de saecke met hem soude staen alsse met syne medebroeders tot den tyt van den 26en September hadde gestaen, verclarende dat hy niet anders daerby en wiste te seggen. Naerder vermaent synde dat hy hem met de broederen in presentie soude versoenen ende verclaren hem leet te syn dat hy op dien tyt sulcks niet en hadde gedaen, maer nu bereyt was tselvige te doen, heeft geantwoort dat hy hem daerop soude moeten bedencken, ende buyten staen.

Daernae wederom binnengestaen synde, heeft verclaert met syne medebroederen gesproocken te hebben, die hem hebben geseyt niet anders gehoort, ofte in last ontfangen te hebben, dan dat hy soude moeten aennemen de algemeyne reconciliatie, waerby hy hem oock wilde houden, beswaert synde verder te comen ende in presentie enige leedschap te bethonen, deselve weygeringe dickwils repeterende.

De vyff ouderlingen van RotterdamGa naar voetnoot1) binnen geroepen synde, is hunlieden aengeseyt hoe dat de vergaderinge Weymans hadde vermaent dat hy hem in presentie van syne medebroederen soude versoenen, met verclaringe dat hy wenschte sulcks in den eersten gedaen te hebben ende dat hem sulcks in leet was. Waerinne, also hy verclaerde hem beswaert te vinden, syn sy vermaent andermael haer devoor te willen doen om daertoe te comen, also hem tyt van bedencken tot morgen gegeven was.

 

Den 13en Martij.

Is Weymans wederomme binnengeroepen ende is hem affgevraecht hoe hy hem hadde bedacht; dat hy daerop categorice ende rondelyck wilde antwoorden.

Heeft geantwoort dat hy hem niet alleen één, maer wel twe nachten hadde bedacht, ende verclaerde dat hy hem daerinne alsnoch beswaert vont, versoeckende de redenen van syne beswaernisse in presentie van de andereGa naar voetnoota) vyff broederen ouderlingen te mogen voorstellen, aen dewelcke hy syn saecke hadde gesubmitteert.

De E. Gedeputeerden des Synodi, de saecke met den Classe in de vrese des Heren rypelycken overwogen hebbende, hebben gesamentlycken geresolveert dat men

[pagina 99]
[p. 99]

Ga naar margenoot+ hem syne redenen mondelinge int cort sal laeten voorstellen, hem daernae doen uytstaen ende op syne redenen antwoorden.

Welck antwoorde WeymansGa naar voetnoota) voorgehouden ende hy ernstigh vermaent synde om dieselve plaetse by hem te geven ende het voorgemelde versouck der vergaderinge in te willigen, heeft daertoe int minste niet cunnen gebraght worden, maer seer hertneckelyken by syne weygeringe gepersisteert, appellerende van dese vergaderinge tot het oordeel Gods.

Waerop dan eyndelyck de vergaderinge, niet verder cunnende comen ende met droefheyt tot een besluyt van dese gehele sake tredende, nae ernstige vermaninge aen Weymans, dat hy so lichtveerdich tot Gods oordeel niet en behoorde te appelleren, maer de vergaderinge toe te vertrouwen dat sy in de vrese des Heren met een goede conscientie handelden, geresolveert heeft als volght:

De Classis ten overstaen van de E. Gedeputeerden des Synodi overwegende de ses redenen voortgebraght by Jan Weymans om te fonderen dat hy niet en behoorde schult te bekennen van dat hy op den 26en September, verachtende den goeden raet van de E. Gedeputeerden des Synodi, niet hadde willen met de andere syne mede-ouderlingen condescenderen in de versoeninge met de predicanten ende andere hare bygevoughde uyt den kerckenraet, oordeelt dat deselve redenen impertinent syn ende dat by den voorseyden Gedeputeerden wel ende wettich is geadviseert dat de voorseyde Jan Weymans weerdich is van tgebruyck des H. Avontmaels afgehouden te worden tertyt toe hy om syne hertneckicheyt ende onbehoorlycke actien sal hebben gedaen behoorlycke satisfactie.
Van dat gepretendeert wort dat de voorseyde Gedeputeerden des Synodi met meerderheyt van stemmen niet ontboden en waren tot beslechtinge van de opgeresen swaricheden in de kerckenraed van Rotterdam, staet te considereeren dat sulcks in dien tyt niet en heeft gebleecken, maer dat de E. broederen Gedeputeerden by den gehelen kerckenraed danckelycken syn ontfangen ende dat de kennisse van het opgeresen verschil eygentlycken tot kennisse van de E. Gedeputeerden des SynodiGa naar voetnootb) behoorde, also dispuyt viel over den sin van het 46e Artic. des laestgehouden SynodiGa naar voetnoot1).
Wyders dat gepretendeert wort dat de E. Gedeputeerden des Synodi sonder oordeel des kerckenraeds niet en souden syn geauthoriseert om enige leden van den kerckenraed te censureren over dingen, die noyt op den Synode en hebben gedient, staet te considereren dat de E. Gedeputeerden alleenlyck den kerckenraed met advys hebben gedient, verclarende alleenlyck wat hy weerdich was, bevelende de voorsienicheyt van hare E. de executie van de
[pagina 100]
[p. 100]
Ga naar margenoot+ censure, uyt welcke van selffs blyckt dat het niet ontschuldight, maer ten hooghsten beswaert dat den voorseyden Weymans int 3e Artic. poseert dat hem eerst 6 off 7 weecken naer thouden des Avontmaels de censure in den kerckenraed is geopenbaert, dewyle daeruyt blyckt dat hy by den kerckenraed niet overvallen, maer in liefde gedraegen is.
Ten 3en dat in de 4e reden wort gesustineert dat de broederen GedeputeerdenGa naar voetnoota) niet en souden vermeugen yemant censure op te leggen solange hy bereyt is syn sustinue te bewysen, staet te considereren dat niet by partyen, maer by de kerckelycke vergaderinge (voornementlycken in saecken van injurien ende personele beschuldingen) te oordeelen staet hoe verre ende hoe lange openinge van saecken van noden is, ende dat de E. Gedeputeerden in haer oordeel gevolght hebben tvoortgaende exempel van den Classe van Schieland ende Synode van WoerdenGa naar voetnoot1), lettende niet soseer op tgene tevoren gebeurt was, als wel op de blyckelycke hertneckicheyt ende styvicheyt van den voorseyden J. Weymans, als die seyde dat hy niet en conde, niet en wilde, noch niet en soude in de versoeninge verstaen, pogende (soveel in hem was) de andere ouderlingen ende diaconen (bereyt tot de versoeninge) tot gelycke hertneckicheyt aff te leyden, dreygende daerbenevens dat hy voortaen hem van de kercke van Rotterdam wilde afsonderen ende niet meer ten Avontmael gaen off in het heckgen nevens de predicanten ende ouderlingen sitten.
Ten 4en dat in de 5e reden geseyt wort dat enige van de Gedeputeerden haer hebben partydich gedraegen, staet te considereren dat sulcks uyt partdicheyt ende met onwaerheyt wort geseyt, dewyle niet anders en is geschiet dan dat een van de Gedeputeerden, by hem geinjurieert, hemselven heeft verantwoort ende verder alle mogelycke instantien gebruyckt syn om hem tot vrede te bewegen.
Ten 5en dat in de 6e reden wort geseyt dat de E. broederen GedeputeerdenGa naar voetnootb) wel wisten dattet seer licht soude connen worden bewesen dat tgene den broeders predicanten wierde te laste geleyt, is ter contrarien waer; dat hun int ondersoeck van personele beschuldingen gebleken is, dat geprocedeert wiert by consequentien ende misduydingen, ende dat oversulcks de verder deductie van dese personele dingen niet anders dan meerder verwerringen en conden voortbrengen.

Hierop Jan Weymans instaende, is hem de voorseyde antwoorde in presentie van de andere vyff ouderlingen van Rotterdam voorgelesen ende daer benevens vermaent hem den goeden raet van de vergaderinge te onderwerpen ende te ver-

[pagina 101]
[p. 101]

Ga naar margenoot+claren dat het hem leet was dat hy op den 26en September laestleden nevens de andere broederen niet en hadde willen hemselven versoenen. Doch dit alles en heeft hem niet cunnen vermorwen, maer appelleerde van de vergaderinge tot God, begerende dat God richter sonde wesen tusschen hem ende ons.

De vergaderinge, dit alles in de vrese des Heren overwegende, ende merckende dat dese halsterricheyt ondraeghelycken ende van seer quaden gevolgh was, tenterende om de kerckelycke authoriteyt, wetten ende censuren in cleynachtinge te brengen ende grote disordre in de kercke van Rotterdam te veroorsaecken, oordeelt dat niet alleen de voorgaende censure over hem sal stantgrypen in sulcken vougen dat hy van het H. Avontmael sal afgehouden blyven, maer oock dat hy by desen van syn ouderlingschap wort gesuspendeert, ter <tyt>Ga naar voetnoota) toe hy dese vergaderinge sal hebben gedaen behoorlycke satisfactie. Ende wort den kerckenraed van Rotterdam gelast hem in haere vergaderingen niet te admitteren ende te letten op syne wandelinge, insonderheyt off hy hem in stillicheyt draeght sonder aenhang te maecken off yemant te ontrusten, in welcken gevalle verder tegen hem sal moeten worden geprocedeert.

 

Comende tot het twede, nopende de beroepinge van predicanten in de kercke van Rotterdam, heeft de vergaderinge desen voorslagh gedaen:

dat by den predicanten, ouderlingen ende diaconen van Rotterdam onderlinge acht personen souden worden gestelt, uyt welcke dese vergaderinge alsdan vier sal nomineren, die dan sullen staen als een nominatie, uyt dewelcke de kerckenraed met de meeste stemmen, naer ordre der kercken, twe predicanten sullen beroupen.

Hetwelcke den broederen gesamentlycken voorgehouden synde, van den predicanten ende hare geadjungeerde ouderlingen aengenomen, maer by de vyff andere ouderlingen voor die tyt afgeslaegen is, vermits de alteratie (so sy seyden) van hare gemoederen.

Waerop de vergaderinge in dese saecke niet vorder cunnende comen, geresolveert heeft den kerckenraed van Rotterdam te belasten in de beroupinge van predicanten te handelen naer Synodale ende Classicale resolutien diesaengaende voor desen genomen.

Ende dewyle te vresen stont dat de vyff gealtereerde ouderlingen in toecomstige tyden wel mochten swaricheyt voor een tyt lang maecken om in de kerckenraed te verschynen, syn de predicanten van Rotterdam ende de presente ouderlingen in die gelegentheyt geauthoriseert om vergaderinge te houden ende in voorvallende saecken te resolveren, mitsgaders de kercke te regeren alsoff de vergaderinge compleet ware. Evenwel om in alle voorvallende swaricheden te beter te mogen handelen, syn genomineert D. Gruterus (die metenen van de E. Gedepu-

[pagina 102]
[p. 102]

Ga naar margenoot+teerden des Synodi daertoe oock gelast is), D. Regnerus Berckelius ende Olivarius Hircinus, om ontboden synde de broederen van Rotterdam met raet ende daet te assisteren ende in de vergaderinge des kerckenraeds alles (insonderheyt tegens het aenstaende H. Avontmael) tot de meeste stichtinge te helpen dirigeren.

SynGa naar voetnoota) oock de voorseyde broeders predicanten classicaliter geauthoriseert om in het particulier met de gemiscontenteerde ouderlingen te handelen ende hunlieden te vermaenen ende door alle mogelycke middelen te induceren tot vrede, onderlinge liefde ende dat sy oock hare ampten wilden bedienen met de verschyninge in de predicatien ende kerckenraet om met de broeders predicanten de gemeynte Christi te stichten. Waerinne de voorseyde broeders haer uyterste devooir hebben gedaen, doch niet cunnen effectueren, also de voorseyde gemiscontenteerde ouderlingen opiniatrerende hertneckich blyven, niet willende by haer enige redenen van inductie plaetse geven.

Ende is also dese vergaderinge met dancksegginge tot God gescheyden.

[30 maart 1626]

Même Registre.

 

Vergaderinge der E. Gedeputeerden des Synodi ende der Gedeputeerden des Classis over de saecke van Rotterdam, den 30en Martij 1626.

 

Naer aenroepinge van den name des Heren syn vercoren tot Praesidem D. Samuel Gruterus, tot scribam Olivarius Hircinus, also het was continuatie van de eerste opgeresen swaricheyt in de kercke van Rotterdam.

 

De vergaderinge heeft goetgevonden vooreerst de E. broeders predicanten binnen te roepen om te verstaen hare redenen, waerom sy dese vergaderinge hadden beschreven.

Dewelcke, binnen gestaen synde, dese redenen ende motiven de vergaderinge hebben voorgestelt:

I dat de vyf ouderlingen van Rotterdam haer so gemiscontenteert hielden over de censure tegen Weymans, dat sy uyt de predicatien ende kerckelycke vergaderinge absenteerden.

Wyders dat sy gantsch geen vruchten en sagen van de besoekingen int particulier aen de gemiscontenteerde ouderlingen, maer dat sy ter contrarie met droefheyt saegen ende verstonden:

1.dat Weymans sommige van de gemeynte soeckt op te hitsen ende afvallich te maecken van de predicanten ende te absenteeren van het H. Avontmael des Heren,
2.dat dese gemiscontenteerde ouderlingen conventiculen houden in de
[pagina 103]
[p. 103]
Ga naar margenoot+ ScholeGa naar voetnoot1), onderlinge liguen ende verbintenissen maecken ende also aen malcanderen hangen, dat sy seggen: ‘Hebbet gy den enen, gy hebt oock den anderen’.
3.dat sy dese gehele saecke op het stathuys hebben gebraght.

De vergaderinge, lettende op al hetgene voorseyt is, heeft goetgevonden de Ga naar margenoot+vyffGa naar voetnoota) gemiscontenteerde ouderlingen binnen te roepen. Ende is hunlieden afgevraeght, waeromme sy uyt het gehoor van Godes heylichGa naar voetnootb) woort absentere, in het heckgien weygeren te sitten ende haer de saecke Weymans soseer aentrecken, daer sy nochtans tevoren hebbenGa naar voetnootc) verclaert haer te houden aen de reconciliatie, den 26en September lestleden by den E. Gedeputeerden des Synodi beraemt.

Dewelcke binnengestaen synde, hebben geantwoort dat sy haer alsnoch hielden aen de reconciliatie so se daer leydt, maer versochten vooreerst de acte by den E. Gedeputeerden des Synodi den 25en SeptemberGa naar voetnootd) gemaecktGa naar voetnoot3), om redenen (so se seyden), die sy daerna souden verclaren. Waerop (als deselve hunlieden was voorgelesen) sy hebben geantwoort, dat dieselve haer so niet en was voorgelesen. Wyders dat hunlieden oock niet en was bekent gemaeckt hetselve alleenlyck een advys te syn, in soveel dat de E. Gedeputeerden alleenlycken souden hebben geoordeelt wat Weymans weerdich was, want so den broeders predicanten Ga naar margenoot+hadden gelieft haer sulcks bekent te maecken, sy souden daerover onder malcanderen hebben connen handelen om de saecke anders te helpen uytwercken. Verclaerden noch daerenboven dat de broeders predicanten daermede noch niet en waren tevreden geweest dat het soude syn een sententie, maer sustineerden noch daerenboven dat Weymans niet en mochte een lid des kerckenraets wesen, weshalven sy sins de laetste vergaderinge ende over tgene in de vergaderinge was geresolveert, ongerust in haer gemoet waren gebleven, als in conscientie niet cunnende verstaen dat sodanige censure over Weymans behoorde gegeven te worden.

Ga naar margenoot+Hierop de E. broederen predicanten van Rotterdam binnen gestaen synde, hebben geantwoort op het eerste, dat de acte van den 26en SeptemberGa naar voetnootg) in den kerckenraed van woort tot woort ordentelycken meermalen is voorgelesen sonder de alderminste veranderinge, waeruyt dan vorders blyckt dat immers bekent gemaeckt is hoedanich de uytspraecke der E. Gedeputeerden des Synodi in forma geweest sy, twelck oock verders uyt de proceduren des kerckenraedts, daerop gevolght (blyckende by de resolutien des kerckenraets)Ga naar voetnoot4), ten vollen can afge-

[pagina 104]
[p. 104]

Ga naar margenoot+nomen worden. Op het derde seggen, sulcks noyt formelycken by haer gesustineert te syn, maer in tegendeel, overmits sy Jan Weymans altoos sonder eenich tegenspreecken sitplaetse in de vergaderinge hebben vergunt totdat by den kerckenraed geresolveert was van syn saecke in syn absentie te handelen; alleenlycken dat somtyts, als int voorbygaen by d'een off d'ander wel geseyt is dat het soude te besien staen als men ten hartsten tegen Weymans soude willen procederen, offer geen redenen en waren om hem voor dien tyt voor geen lidt der vergaderinge toe Ga naar margenoot+te laeten.

 

Ende also van de vyfGa naar voetnoota) gemiscontenteerde ouderlingen verscheyden particulariteyten ter bane wierden gebracht, ten principalen ter saecke niet dienende, maer die meerder verwerringen apparentelycken souden hebben gecauseert, so heeft de vergaderinge den vyfa) gemiscontenteerde ouderlingen doen buyten staen met de verclaringe, dat men gevoughelycken niet soude cunnen comen tot onderhandelinge in het beramen van een seeckere ordre waernae sylieden van nu voortaen in de beroupinge van predicanten souden procederen ofte dat de vrede eerst moste getroffen syn; weshalven de vergaderinge de ouderlingen voorseyt heeft vermaent dat sy haer de saecke om Weymans (als haer niet raeckende) souden ontslaen, ende dat sy, alle particulariteyten over thooft siende ende in het vier der liefde begravende, tot de saecke selff souden comen om also eenmael een gewenscht eynde te vercrygen.

De gemiscontenteerde ouderlingen, een geruymen tyt daernae binnegestaen synde, hebben voor dese vergaderinge verclaert, dat sy van de saecke Weymans desisteren, laetende deselve so se daer leydt, maer claeghden over de predicanten dat, so by hunlieden geen exclusie en ware gemaeckt geweest om seecker slach van predicanten, dat dese swaricheden so verre niet en souden hebben ingebroocken. Doch nadien de saecke so was uytgevallen, verclaerden dat sy evenwel alle voorgaende abusen wilden vergeten ende vergeven, oock haer de saecke van Weymans niet meer aentrecken. Ende dat onder dese conditien, die sy versochten dat haerlieden mochten worden ingewillight:

Eerstelycken dat men van nu aen in alle beroepingen van predicant off predicanten sal handelen ende spreecken sonder exclusie van dese of gene predicant.

2. dat men sal mogen discoureren solange de vergaderinge sulcks sal goetvinden ende dat men daernaer stichtelycken sal mogen procederen tot beroepinge van een predicant off predicanten met meerderheyt van stemmen, behoudelyck so yemant uyt de kerckelycke vergaderinge yetwes soude mogen hebben tegens enigh van de genomineerde oft voorgestelde predicanten, dat hy tselve sal openbaren

[pagina 105]
[p. 105]

Ga naar margenoot+ aen twee ouderlingen. Waertoe sy noch hebben overgelevert een seecker geschrift aldus luydende:

RedenenGa naar voetnoot1)

De vergaderinge, hebbende gesien de redenen van miscontentement der ouderlingen voorseyt by geschrifte gestelt ende overgelevert, heeft goetgevonden de E. broeders predicanten van Rotterdam binnen te roepen om hare verantwoordinge hierop te hooren.

Dewelcke binnengestaen synde ende tselve geschrifte hebbende hooren voorlesen, hebben (eer sy tot verantwoorden costen comen) van de E. vergaderinge versocht dat de gemiscontenteerde ouderlingen mochten vooreerst worden binnengeroupen om hun lieden af te vragen of dit geschrifte by hun vyven alleen ware gecoucheert ende by wien? In hetwelcke te doen haer de ouderlingen voorseyt gegraveert hielden, gevende voor reden dat daer weynich aen gelegen ware, maer dat men de saecke ten principale wilde examineeren. Doch naerder daertoe versocht synde, bekenden sulcks haer eygen werck niet te syn, maer dat sy anderlieden hulpe daerinne hadden gebruyckt.

Op de eerste reden dan, namelyckGa naar voetnoota) dat de predicanten van Rotterdam een fondament van scheuringe souden leggen uyt oorsaecke dat sy int nomineeren ende voorstellen van predicanten dese off gene als onberoepelyck voorby gaen, antwoorden de predicanten van Rotterdam, dat sy daerinne haer stemme vry hebben gegeven, doch naerder geparst, jae geconstringeert synde, so kerckelyck als polityckelyck, dat sy hebben geadviseert de teerheyt van dese kercke sodanigh te syn, dat sy niet en soude cunnen lyden sodanige predicanten, die van ons ende het gemene gevoelen der kercken verschilden, waeruyt van selffs blyckt, dat sy geen scheuringe en hebben gesoght, maer ter contrarien deselve door alle mogelycke middelen hebben gepooght, ende noch pogen, te weren ende voor te comen.

Belangende het 1e lid van de 2de reden antwoorden de E. predicanten voorseyt, dat die saecke heeft gedient in Synodo Woerdana, aen welckers resolutieGa naar voetnoot2) sy haer gedraegen die haer in de beroupinge volgens het 45e Art. Synodi RotterodamensisGa naar voetnootb)Ga naar voetnoot3) sulcks heeft vrygelaten. Op het 2e lidt antwoorden sy, dat, also daer wierde gehandelt van een censure te geven over een van de broeders predicanten, waerinne hy begeerde dat men syn stemme soude voorby gaen, dat oock also de stemmen van de andere dry (als synde syne parthye) syn overgeslaegen. Op het

[pagina 106]
[p. 106]

Ga naar margenoot+ derde lidt nopende de saecke van Weymans, verclaren sy dat sy haer refereren tot de acte des kerckenraedts van den 5en NovemberGa naar voetnoot1), fluskens in haer aller tegenwoordigheyt opgelesen, verclarende ter goeder trouwen hierinne nae haer beste wetenschap gegaen te hebben; ende nopende de weygeringe van Weymans stemme, antwoorden dat het was in Weymans eygen saecke als die, welcke verclaerde dat hy de predicanten hielt voor syn partye ende dat oversulcks haer stemme niet en behoorde te gelden. Nopende de sententie van den 26en September, daerop wort geantwoort dat uyt het verhael ofte vertoogh van den 5den November heeft gebleecken, dat hetselvige voor een advys worde genomen, blyckende uyt de besendinge aen Weymans, op dien tyt beraemt. Op het laetste lidt wort geantwoort dat sy haer refereeren tot hetgene den 12en Maerte lestleden, Artic. 4 is gesteltGa naar voetnoot2). Sodat dan uyt het voorverhaelde blyckt, dat niet de predicanten, maer diegene, die haer tegens sodanige resolutien hebben gestelt, oorsaecke syn van alle dese onheylen.

Vorders belangende hetgene van de vyfGa naar voetnoota) gemiscontenteerde ouderlingen wert gerequireert ende versoght, ende specialycken.

op het eerste versoeck, daerop antwoorden de broeders predicanten dat sy presenteren haerselven te onderwerpen alle synodale ende classicale resolutien dienaengaende voor desen genomen, ende specialycken den voorslagh by den E. Gedeputeerden des Synodi den 13en Maert beraemtGa naar voetnoot3), presenterende alsnoch in de beroupinge van predicanten niet te sullen gaen met overstemminge tegens ouderlingen ende diaconen, versoeckende van de broederen gelycke discretie.

op het 2e versoeck antwoorden de predicanten dat sy hunlieden hetselve toestaen, naer ordre der kercken.

op het 3e dat sy oock hetselvige naer ordre der kercken inwilligen, ten ware dan dat de stemmen staecken ofte in de kerckenraed niet en conde worden geresolveert.

op de conclusie antwoorden de broeders predicanten, dat sy deselve het oordeel van dese vergaderinge onderwerpen off sy in reden is gefondeert.

 

Hierop de vyfa) gemiscontenteerde ouderlingen binnengeroepen synde, is haer de voorseyde verantwoordinge met de presentatie op hunlieder versoeck voorgelesen ende heeft de vergaderinge hunlieden vermaent, dat sy tselve in de vrese des Heren (uytsluytende den raet des vleessches) wilden overwegen ende alsdan met de vergaderinge comen confereren om met onderlinge minne ende vruntschap desen goeden welgestelden voet van beroepinge te beramen ende te houden, opdat also alle onheyl uyt de kercke Godes mochte werden geweert.

[pagina 107]
[p. 107]
Ga naar margenoot+

Waerop dese ouderlingen voorseyt hebben begeert uyt te staen om haer met malcanderen te beraden. Ende een wyle daernae wederom binnen gestaen syndeGa naar voetnoota), hebben uyt de presentatie vant eerste versoeck verscheyden ongerymde ende ongefondeerde consequentien getrocken ende eyndelycken verclaert dat hare gemoederen om de saecke van Weymans so gealtereert waren, dat sy voor dien tyt met de vergaderinge over dat stuck niet vorders en costen handelen, daer sy nochtans selveGa naar voetnootb) doorgaens op hadden gedrongen ende instantelycken tselve hadden versocht.

Ende is also de vergaderinge met dancksegginge tot God gescheyden.

 

Den anderen daeghs, wesende den 31en Martij, syn de gemiscontenteerde ouderlingen wederom voor dese vergaderinge ontboden ende is hunlieden afgevraeght off sy haer tot haer officij wilden begeven, de predicatien getrouwelycken aen waernemen ende off sy niet gesint en souden syn ten H. Avontmael te gaen ende haer in de bedieninge desselvigen te laeten gebruycken?

Waerop sy aen de vergaderinge wederom hebben geclaeght dat haer offencie was gedaen, so van de broeders predicanten als anders; dat oock de saecken, die in de particuliere Synoden besloten syn, harde persuasien waren, doch evenwel verclaerden sy alle andere dingen over thooft te willen sien, so sy de saecke van Weymans mochten laeten in statu so se daer leyde, houdende daerin hun vryheyt om deselve, soot haer soude goetduncken, hierna te repareeren, sose bevinden souden te behooren, ende wyders somen met hunlieden de saecke de novo wilde by de hant nemen ende beginnen.

Twelck <versoeck> haerGa naar voetnootc) van de vergaderinge was afgeslaegen ende aengeseyt dat sy op de vraege van de E. vergaderinge categorice ende cortelycken souden antwoorden, hebben begeert uyt te staen om met malcanderen te spreecken. Ende een weynich tyts daernae binnen gestaen synde, hebben verclaert dat (de saecke staende ende blyvende in deselve termen) sy in conscientie niet en costen bewogen worden om tot den tafel des Heren te comen off de actie te bedienen; maer so haer de drye vereyschte saecken, sose daer laegen, mochten worden ingewillight, dat sy alsdan de saecke van Weymans wilden laeten varen, haer met den predicanten vervougen ende in haere bedieninge treden.

Twelck de vergaderinge, om gewichtige redenen, niet cunnende inwilligen, so hebben haer de voorseyde ouderlingen onseggelycken gethoont ende syn weygerich gebleven.

De vergaderinge met droefheyt dese ouderlingen voorseyt siende aldus opiniatreren ende weygerich blyven, heeft hunlieden aengeseyt dat sy sellfs hare diensten verlieten ende van dien waren troost beroofden, die alle ware gelovigen int H.

[pagina 108]
[p. 108]

Ga naar margenoot+ Avontmael becomen. Ende dat sy dieshalven genootsaeckt was andere ordre te stellen tot de bedieninge des H. AvontmaelsGa naar voetnoot1).

 

Le 16 avril 1626 Suzanna Pieters [Van Rhee], épouse survivante du Sr Abraham Beeckman, assistée de Hans Coene, charpentier, avoue devant les échevins de Middelbourg de devoir à son fils Mr Isaack Beeckman, recteur (sic) de l'école latine à Rotterdam, le montant de 600 livres de gros flamands qu'elle lui emprunte à 6¼ pour cent (tegens den pennick zesthien), sous l'engagement de sa maison, appelée De Twee Haentgens et située sur la Hoochstraete entre ces quatre limites: à l'Est Colaert Oysel, à l'Ouest la veuve et les héritiers de Jaques Nolet, fabriquant de drap, au Nord la rue publique et au Sud le terrain de Ferdinande de Wolff (Register O van de Nieuwe paeybrieven, schultbrieven, zekeringen, indemniteyt ende andere verbantbrieven, fol. 108 recto; Middelbourg, Archives municipales, aujourd'hui perdues). Sur cette maison cf. ci-après pp. 230-231 et 254bis.

[2 mei 1626]

Registre dus bans proclamés dans l'Eglise réformée de Middelbourg, 1620-1631, fol. 319. - Cf. ci-avant p. 74.

 

Den 2en Meye 1626

 

.......................................

Ga naar margenoot+Lowys Vergrue, weduwnaerGa naar voetnoota) van BruggeGa naar voetnoot2).

Hester Bekemans, jongedochterGa naar voetnootb) van MiddelburchGa naar voetnoot3).

Testes:

Charle Vergrue, broeder van de bruydegom, tuyght dat hy weduwnaera) is. Tanneken Coppen, moeder van de bruydegomGa naar voetnootc), verwillight int houwelyck.

Susanneken Bekemans, moeder, Hans Coene als vooght van de bruydt, verwilligen int houwelyckGa naar voetnoot4).

[10 mei 1626]

Registre des baptêmes dans l'Eglise réformée de Rotterdam, 1626-1628. - Rotterdam, Archives municipales.

 

10 Mei 1626

't kint Aeberam.

Vader: Abraham Jansz.; moeder: MaryaGa naar voetnoot5).

(Getuyghen;) Isack Beeckmans ende Grietje Verb<e>eckGa naar voetnoot6).

[pagina 109]
[p. 109]
Ga naar margenoot+

Jacob Beeckman, à Rotterdam, à Justinus van Assche, à Francfort.
14 mai 1626.

Amsterdam, Bibl. de l'Eglise rémontrante (cf. ci-avant p. 75). - Autographe. - Un feuillet, côté N. 14.c. Quoique la signature manque, le nom de l'auteur se laisse aisément reconnaitre par le contenu de la lettre.

 

Amicorum integerrime et in Christo frater dilectissime,

 

Ne, dum longiores litteras ad te dare volo, nihil scribam, aut scribendi officium, prout soleo, diutiùs differam, hoc litterularum raptim exaravi.

Gratissimus nobis fuit N (sic) adventus atque illius consuetudine lubenter aliquanto diutiùs frui voluissemus. Ea de te ex illo intellexi quae gaudio me potiùs quàm dolore affecerunt. Sed malim et tecum his de rebus coram agere. Quantum nos amas, da operam, si ullo modo per ecclesiam liceat, ut hac aestate nos invisas. Gratiùs nobis nihil esse possit. Veni, veni, veni et vola.

Patris manuscripta salva sunt et tuo usui parataGa naar voetnoot1).

Valent omnes quantum novi quos salvere jussisti. Soror Estera decimo tertio cal. Junij nubet viro qui patris nostri artem profiteturGa naar voetnoot2).

In Ecclesiâ nostrâ omnia turbata suntGa naar voetnoot3). Tanta impudentia calumnijs proscindantur boni, ut omnis pudor excessisse videatur. Quidam hîc pro concione non erubuit dicere Christianos minùs strictè legi morali alligatos quàm Judaeos, quasi quò majora sunt in nos Dei merita, eò minorem ei gratiam deberemus; deinde appellatus privatim, se id ratione quarti praecepti dixisse affirmavit. Quo quidem praetextu ipsam pietatem videntur oppugnare. Nam cùm alia in bonos quosdam non possint confingere, hoc eos nomine conantur omnibus odiosos reddere. Nisi nos Deus benignè respexerit, actum est. Quare communibus precibus is fatigandus, ut tandem aliquando Ecclesiae suae misereatur, in quâ nihil ferè spirituale, omnia saecularia invenias.

FraterGa naar voetnoot4), ThomasGa naar voetnoot5 et caeteri te salutant. Schola, ut solet, adhuc floret.

 

Pridie Id. Maij 1626.

 

Tuus

 

Haec est ea epistola quam dixi ab eo, cui ad te dederam, relatam ad me fuisse.

Fac nos statim de tuo consilio certiores.

 

(adresse:)

Wysen, godvruchtigen

ende hooghgeleerden

D. Justinus van Assche

tot

FrancfortGa naar voetnoot6).

[pagina 110]
[p. 110]
Ga naar margenoot+

[10 juli 1616]

Acta Synodalia 1618-1627. - La Haye, Archives du consistoire provincial de la Hollande meridionale, ou Rotterdam, Archives de la Grande Eglise.

 

Acta des Zuythollantschen Synodi, gehouden tot Iselstein, begonnen den 7en Julij 1626 ende geeyndigt den 17en dito.

 

....................................

Artic. 28

Syn in dese vergaderinghe verschenen Jacob Andriesz van Goch, Isaac Beeckman, Gerret Maertensz., Christiaen Carels, Jan Weymants ende Michiel Fransz. Cauwe, ouderlingen van de kercke tot Rotterdam, by welcke sich daernae hebben vervoucht Gillis Henricksz, Michiel Pietersz.Ga naar voetnoot1) ende Hans Vereyck, soo uut haren eygen naem, alsoock vanwegen verscheyden lidtmaten der gemelder kercke ten eenre- ende D. Petrus Nieurode, Benjamin Ryswyck, dienaren des Goddelycken Woordts, mitsgaders Dominicus Bouwens, ouderling tot Rotterdam, ter ander syde, met credentie van twee andre predicanten ende een ouderling, mede tot Rotterdam.

Ende hebben eerst de voorsz. ouderlingen den Synodo overgelevert eene sekere lange ende wytloopige remonstrantie, waerinne sy aenwesen verscheydene swaricheden in hare gemelde kercke al over merckelycken tyt ontstaen ende haerluyden misnougen over verscheyden handelingen der voorsz. predicanten tot Rotterdam. Welcke schriftelycke remonstrantie openbaerlyck gelesen, ende dese gemiscontenteerde ouderlingen ende lidtmaten wyders int lange gehoort synde, hebben de voorsz. predicanten ende ouderlinck mondelyck op alles geantwoort ende hare ontschuldinghe gedaen. Hebben mede de Gedeputeerde<n> des Synodi ende de gecommitteerde<n> des classis van Schielandt verthoont wat debvoir sy tot verscheyden tyden hebben gedaen om van alles behoorlycke kennisse te nemen, alle misverstanden tusschen partyen te weeren ende deselvige onderlinge te bevredigen, gebruyckende daertoe alle mogelycke middelen van vermaningen ende andersints, van welck debvoir de Synodus hare Gedeputeerden ende den Classe voorsz. bedanckt heeft.

De vergaderinge, in de vreese des Heeren overwegende alle tgeene nopende desen in consideratie soude mogen comen, heeft goetgevonden, dat men eerst eene prouve soude doen om door eenige leden deses Synodi de verschillende partyen te reconcilieren ende versoenen. Ende syn dienvolgende van den Synode hiertoe versocht de Eerw. broederen D. Wilhelmus BaudartiusGa naar voetnoot2) ende D. Jacobus TriglandiusGa naar voetnoot3) ende wyders gecommitteert Martinus Nicolai, Edzardus Frederici, Willem CrynsenGa naar voetnoot4), Henricus AlutariusGa naar voetnoot5) ende Johannes

[pagina 111]
[p. 111]

Ga naar margenoot+ CelossaGa naar voetnoot1), predicanten, ende Reinier Casembroodt, ouderling, geassisteert met de E. Heere Mr Pieter van den BornGa naar voetnoot2), hiertoe by de Achtb. Heeren Commissarissen versocht. Dewelcke, partyen in eene bysondere plaetse gehoort ende allen mogelycken vlyt aengewent hebbende om deselve tot behoorlycke reconciliatie te brengen ende sulx ten eersten niet volcomelyck connende by de voorsz. ouderlingen effectueren, is weder de sake voor de gansche vergaderinge gebracht, dewelcke oock op een nieu met de gemelde partyen in onderhandelinge getreden synde, eyndelycken de sake door den genadigen segen Godes so wyt heeft gebracht, dat deselve met elckanderen volcomelyck verdragen ende versoent syn.

Ende alsoo dese swaricheden meest ontstaen waren by occasie van het beroupen van een predicant ofte predicanten, opdat in toecomenden tyden deselve occasie van diergelycke swaricheden ende misverstant in de kercke van Rotterdam mochte voorgecomen werden, soo in de veranderinge des kerckenraets, die geschieden moste, alsmede in de verkiesinge van predicanten, soo is goetgevonden dat uut dese Synode gecommitteert sullen worden dese ses kerckendienaren: Henricus RosaeusGa naar voetnoot3), Festus HommiusGa naar voetnoot4), Gedeon van SonneveltGa naar voetnoot5), Edzardus AuricanusGa naar voetnoot6), Henricus Alutarius ende Willem Crynssen, mitsgaders Reynier Casembroot ende Michael Balden, ouderlingen, gelyck de Synodus deselve committeert mits desen om haer te vervougen binnen de stadt van Rotterdam ende uut den name deses Synodi, als van deselve ten vollen geauthoriseert synde, aldaer met goede communicatie ende correspondentie van de E. Magistraet, dienaren des Woorts, ouderlingen ende diaconen, op de gevouchlyckste wyse ende maniere sullen procederen tot veranderinge van de eene helft des kerckenraets - alsoo den tydt van de gewoonlycke veranderinge verstreken is - ende daernae voorts op deselve maniere procederen sullen tot beroupinge van twee ordinare dienaren des Godlycken Woorts voor de kercke aldaer, alsmede tot leeninge van drye dienaren des Godlycken Woorts, die onder des de kercke aldaer met dienst ende goeden raedt sullen assisteren. Ende dit alles voor dese reyse alleen, sonder eenige praejuditie van de kercke ofte magistraet voorsz., ende sonder sulx in toecomenden tyden in eenige consequentie te trecken.

In welcken alles beyde partyen, haer voor hare respective medestanders sterck makende, verclaert hebben volcomelyck tevreden te wesen ende hebben belooft haer in desen het goetvinden des Synodi ende der voorsz. hare gecommitteerden te sullen onderwerpen ende haer daerna te sullen reguleren.

Ende syn van den Synodo gedeputeert Dd. Festus Hommius ende D. Henricus

[pagina 112]
[p. 112]

Ga naar margenoot+ Alutarius, dienaren des Godlycken Woorts ende Michael Baldens, ouderling van Delft, geassisteert met de-Heere Mr Pieter van den Born, Raed Syner Excellentie, by den Achtb. Heeren Commissarissen hiertoe specialyck genomineert, omme hierop de approbatie van de Achtb. Heeren magistraten voorsz. te versoucken, ende, deselve vercregen hebbende, door de voorsz. dienaren des Woorts, naer gedane vredepredicatie in beyde kercken, de voornoemde reconciliatie ende ordre des Synodi de gemeynte aldaer bekent te maken, met aflesinge van dese navolgende art<ikelen>.

‘Alsoo al voor merekelycken tyd eenige oneenicheyt ende miscontentement was ontstaen tusschen de dienaren des Godlycken Woordts tot Rotterdam ter eenre, ende sommige ouderlingen, diaconen ende ledematen der gemeynte aldaer ter andre syde, welcke niet gevouchlyck ende tot contentement der partyen conden afgedaen ende beslechtGa naar voetnoota) werden, tsy by den Classe van Rotterdam ende Schieland ofte de Gedeputeerden des Zuythollantschen Synodi - soo is eyntlick de gansche sake gedevolveert tot den Synodum selver alsnu gehouden tot Iselsteyn, welcke Synodus, partyen aen wedersyden int lange gehoort hebbende ende op alles rypelyck in de vrese des Heeren lettende, heeft eyndelyck door den segen Godes de sake soo wyt gebracht, dat de twee dienaren des Godlycken Woorts, geassisteert met een ouderlingh, haer sterck makende ende verbindende voor hare respective committenten, alsmede de gemiscontenteerde ouderlingen ende lidtmaten, mede haer verbindende voor andre hare medestanders, met elckandren int vriendelyck geaccordeert ende vereenicht syn, verclarende ende betuygende oprechtelyck, als in de tegenwoordicheyt des Heeren, dat sy van wedersyden elckanderen vergeven ende ten besten houden alle de misverstanden ende misslagen, die gedurende hare oneenicheyt onderlinge begaen souden mogen syn. Beloven oock daeraen niet meer te sullen gedencken, maer met een oprecht Christelyck gemoet d'een d'ander te sullen bejegenen, eerlyck van elckanderen te sullen spreken ende gesamentlyck, naer gelegentheyt van hare qualiteyten ende ampten, den welstant der kercke Jesu Christi, specialyck tot Rotterdam, te sullen betrachten. In de versekeringe ende getuygenisse van alle twelck sy elckanderen in de tegenwoordicheyt van den ganschen Synodus de broederlycke handt gegeven hebben.
Ende opdat by deselve occasie diergelycke swaricheden in de kercke van Rotterdam niet wederom soude mogen ontstaen, is met bewillinge van beyde partyen ende met approbatie van de Eersame magistraet van Rotterdam, van de Synode goetgevonden, dat voor dese reyse - sonder eenige praejuditie van het recht der kercken ofte magistraet voorsz. - door ordre des voornoemden Synodi twee dienaren des Godlycken Woorts voor de kercke van Rotterdam sullen werden vercoren ende beroupen. Ende alsoo den tyt
[pagina 113]
[p. 113]
Ga naar margenoot+ van de veranderinge van d'eene helft des kerckenraets verstreken is, dat oock door ordre des Synodi, mede voor dese reyse alleen ende sonder praejuditie, deselve veranderinge op de gevouchlyckste maniere sal werden gedaen. Dat oock onder des door deselve Synode versocht sullen werden drye dienaren des Godlycken Woorts, die de gemeynte van Rotterdam sullen helpen bedienen ter tyd toe, dat dit alles sal wesen verricht ende twege gebracht.
Aldus gedaen in de Synodale vergaderinge tot Iselsteyn, den 10en Julij 1626’.
‘In oirconde der waerheyt is ditte by de dienaren des Godlycken Woorts ende ouderlingen, mitsgaders by de lidtmaten voorsz. onderteyckent’.
‘Ende was ondertekent:
Petrus NieurodeGa naar voetnoot1)
Benjamin Ryswyck1)
Dominicus BouwensGa naar voetnoot2)
Isaac Beecman2)
Michiel Pietersz DullaertGa naar voetnoot3)
Gillis Henricksz3)
Jacob Andriesz. van Goch2)
Gerret Maertensz.2)
Jan Weymants2)
Michiel Fransz. Cauwe2)
Christiaen Carels2)
Hans Vereyck’3)

In margine stont:

By D. Festus Hommius van den predickstoel binnen de Groote publycke, ende by D. Henricus Alutarius in de Princenkercke deser stede Rotterdam vercondicht op den 12en Julij 1626 vóór noenGa naar voetnoot4).

Onder stont:

Toorconde deses by my geteyckent als secretaris der stad Rotterdam. Ende was onderteyckent

 

Cornelis MuschGa naar voetnoot5)

 

De Heere<n> Borgemeesteren ende gemeene Vroetschappen der voorsz. stede hebben soo mondeling als schriftelyck verclaert, dat hare Achtbaerheden den Synodo van de goede debvoiren ende arbeyd in desen gedaen, hoochlyck bedanckten ende int geene by de Synode goetgevonden was, consenteerden volgens de verclaringe hare Achtb. by de voorsz. Gedeputeerde<n> gedaen, te weten dat

[pagina 114]
[p. 114]
Ga naar margenoot+

illustratie
t'voorheck moet lanck syn 18 duym en de heele heckesche lanck 9 voet
tgat wort geboort van de cant 2¼ d. teweten vant vyfde gat tot het bovenste toe. Daer syn 5 wachten te weten aen o, f, s, p, w
de lyny Ab is 40 roe voeten langh en recht, en cd is vyff voet, bd is 14 duym Ao is 6⅓ duim. cd is parallel met Ab, maer co en is geen rechte lyny


de meyninge des Synodi was, dat by de dienaren des Woorts ende ouderlingen van de Synode hiertoe gecommitteert, int beroupen ende leenen van de dienaren des Woordts niet en soude worden geprocedeert dan met correspondentie ende approbatie derselver magistraten, ende dat int veranderen van den kerckenraet soude werden geprocedeert, soot doenlyck was, op den gewoonlycken voet ofte andersins op een bequamer maniere, als de voorgemelde broederen sullen connen beramen, waeroppe de voorsz. vercondinge van reconciliatie ende vrede in beyde de kercken als vooren geschiet is.

Welck rapport de synodale vergaderinge met blyschap verstaende, heeft belast dat de ses broederen voorgenoemde dienaren des Woorts ende twee ouder-lingen haer met de eerste gelegentheyt naer Rotterdam vervoughen, ende tgeene aldus onderlinge is gearresteert, in den name des Heeren verrichten sullenGa naar voetnoot1).

 

Journal, fol. 256recto. La note suivante et la figure adjoin te se trouvent entre la note qui se termine par les mots ‘Siet. fol. 245’ à la p. 357 de notre t. II et celle qui débute par les mots ‘Den 6en Augusti’ à la même page 357. La note date donc de l'époque entre le 22 juillet et le 6 août 1626. Avec son teste la ligure occupe toute la longueur de la page, c'est à dire 34 centimètres, dont la figure elle-même demanda 27 centimètres: nous l'avons dû réduire à environ sa moitié.

 

Dit lanck pampierken, hier opgeplackt, heeft Abraham, de meulemakerGa naar voetnoot2), my behandichtGa naar voetnoot3), int welcke

[pagina 115]
[p. 115]

Ga naar margenoot+ te sien is, hoe men ordinaris de latten ende stocken van de vlercken der windt-molens maeckt, om ter gelegener tyt te bedencken waerom de vlercken so geboghen syn, waerom daer, ende waerom niet meer of min, etc.Ga naar voetnoot1).

Jacob Beeckman, à Rotterdam, à Justinus van Assche, à Cologne
10 octobre <1626>

Amsterdam, Bibl. de l'Eglise réformée rémontrante, - Autographe, côté N. 14. d. - Une feuille très abimée nu còté droit; nous avons mis entre crochets ou indiqué par points les mots supposés être disparus.

Le nom de l'auteur résulte du contenu; l'année qui manque, de diverses notes que nous avons ajoutées.

 

Proximis tuis litterisGa naar voetnoot2), amicorum integerrimè et in Christo frater dilectissime, eo ipso quo r[edditae] mihi fuerant die, quantum memini, rescripsiGa naar voetnoot3); quae tamen epistola ad te perlata non est, sed [re]lata et quidem multò post, illius, cui commiseram, negligentiâ; neque quo eam loco sep[osuit] neque quo argumento fuerit scio.

Gaudio enim propemodum lacrimavi; neque id continere potui, neque committere quin hoc ad te litterarum statim exararem, neque tamen quibus animi mei affectum verbis exprimerem reperire; sed tu vocem meam non desideras qu[em] nosti. O te pastore, beatam Veriam nec minus nos te vicino, modo proprium hoc nobis bo[num] esse velitGa naar voetnoot4). Quam inexspectatum, neque tamen prorsus insperatum, certè exoptatissimum, [id]nobis attulerunt litterae a Cornelio, D. Eliae Vincentij consularis VerianiGa naar voetnoot5) filio; cùm in[tellexi]mus te postridie Cal. Oct.Ga naar voetnoot6) duobus suffragijs, victo D. BeukelarioGa naar voetnoot7) (quem etiam [tùm] virum [tùm] concionatorem bonum et haberi audio et esse credo), te, inquam, Verianis tuis pas[torem] renuntiatum, quos vidi, cùm ibi nuper essem, summo tui desiderio teneri; cui tempo[ri] te credere me non indormivisse. Quantum verò Cornelio KarremannoGa naar voetnoot8) chirurgo deb[ent] hoc nomine sui cives, coram, ut spero, cognosces, sed non sunt haec hujus loci. Tu in[terea], noli tergiversari et divinae providentiae quam ego hîc admiror, pare, ut, quorum tu h[actenus] in aere fuistiGa naar voetnoot9), ijs multò plus tibi se debere aliquando intelligant, ac sibi ipsos tum magis con[scient] quàm tibi, cùm tantulo te stipendio civitati suae redimerent. Vide ne quid antiquiùs quàm ut tua pietas, tua studia, tua prudentia, usu jam corroborata, ad tuorum [operum] fructum quàm fieri potest maximum redundent. Paucis ubi nunc es, prodesse p[otes, in] privatos parietes, voce tuâ conclusâ et certis quibusdam hominibus alligatâ sine s .... rum, etsi vel unam ovem Christo lucrifecisse praeclarum est. At hic se latius de[feret] vox tua eâque in templis publicis plurimorum aures personabunt, certisque [rebus] spem certissimam concepi futurum

[pagina 116]
[p. 116]

Ga naar margenoot+ brevi ut quam languentem in pietatis s [....] cedens reliquisti VeriamGa naar voetnoot1) quaeque ut ille Macedo Pauli, sic ipsa nunc tuam op[era]tur implorare; eam tua diligentia per Dei gratiam ita excitet, ut exempla quodammodo pietatis petiturae sint ab eâ vicinae civitates. Quare ades, mi Van AsscheGa naar voetnoota), et caeteris pijs viris laboranti succurre patriae, cui, nisi Deus mare et ventos in[firmet], gravissimas procellas videor mihi prospicere impendentes.

Sed miraberis fort[asse] quid mihi velim, qui te, quem suâ sponte officium facturum sciam, cohortandum tam longis litteris susceperim. Tu verò, mi Van Asschea), super-vacaneam hanc operam p[robe] nosti ex abundantiâ amoris in te mei procedere, qui desiderio rei expetitae, etsi, .... tuat ut id, quod vult, assequatur, non videt; metuere nihilominus tamen i[nterim] solet, sic ego, etsi timoris mei justam causam explicare non possum. Venit tam[en mi]hi nescio quomodo in mentem subvereri ne te secessus ille delectet sibique jam longâ [consue]tudine vindicaverit ac pericula homini Christiano salutaria magis esse credas [quàm] securitatem: quo animo videris fuisse cùm Colonienses stas latebras aulae Verianae praetulisti. Gratulor equidem huic tuae menti quantumque tuam ad pietatem contule[rit], litteris nihil nisi pium redolentibus cognovi. Sed crede mihi, amplior hic erit v[....] locus, non latebras quaerenti, sed in aciem adversus domesticos hostes, quibus no[n minus interiùs] quàm exteriùs laboramus, procedenti, unde tibi ac caeteris bonis certamen [esse] intelligo, sed quod victoria et triumphus, nisi lucernam Evangelij Deus hi.... ferre decreverit, consequatur. Disrumpantur licet invidia et infoelicem .... bonorum exerceant convitio: instent, commordeant, citiùs multô frangen[tur] quàm impriment. Subnixas enim mendacio calumnias quibus bonos asperg[untur], videri malunt boni quam esse; protrahet in lucem veritas, cujus tanta [vis in]tra hominum ingenia, calliditatem, solertiam contraque fictas omnium in(vidia] se per seipsam defendat moram assecuta.

Sed quorsum evado? In hanc indispo[sitionem] si ingredior, longiùs provehar neque intra triduum epistolam conclusero. [Finem] faciam ubi et admonuero haec non tua potiùs causâ dici quâ nostrâ, quorum suetudinem suspectam habebis si rationibus tuis consultum voles. Jampridem en[im] nullo, quod sciam, nostro merito, nisi quia bonis patrocinamur, famâ adversâ la[ceramus] quâ tu hactenus integrâ fuisti: qui ita instituisti vitam tuam ut summis p[robis] ac infimis, doctis atque indoctis, juxta gratus esses et, quamquam morum tuorum su .... reliquaeque tuae virtutes caeteris sua exprobabant vitia, offenderes tamen ne .... tuae felicitati, vel potiùs prudentiae, summopere gratulor ac nobis etiam gaudeo; ad a[mussim] non mediocrem fructum haec redundatura confido propediem.

Quod enim supra coet .... minibus te objeci, id nunc muto; futurum enim brevi auguror ut et tu, neutris vel potiùs .... trisque addictus, numerum eorum augeas, quibus nihil est antiquiùs quàm dessidentium inter se orthodoxorum nostratium animostrimium suspicaces, à libidine contendendi ad modestiam traductos reconciliare et viros pios e suspicione quâ (alijs conviventibus, alijs vel frigidè vel imprudenter defendentibus, quibusdam etiam applaudentibus et oleum camino addentibus) vehementer etiam apud sui simillimos, cum magnâ pietatis jacturâ, immeritò laborant, vindicare. Fretus autem ingenij tui moderatione, affirmare non dubitavi ipsum D. DeinsiumGa naar voetnoot2) si te bene nosset, quem tibi praeferret: habiturum neminem, cujus animum non esse à te alienum ex KarremannoGa naar voetnoot3) jam

[pagina 117]
[p. 117]

Ga naar margenoot+ pridem, nuper ex D. Nicolai HonichijGa naar voetnoot1) litteris intellexi. Gaudeat ergo tua Veria suo tam excellenti bono et cum civium suorum salute perfruatur. Quod faxit Deus Opt. Max. cujus Angelis ducibus tibi viae molestijs et periculis defuncto incolumem et faelicem ad tuos reditum comprecamur. Porrò considerandum prudentiae tuae relinquo an non operae precium sis facturus, si captatâ in itinere, ubicunque commodura erit, occasione, priusquam te Verianis tuis ostendas, publicè in templo ampliore vocem ter quaterve exercendo contentioni adsuefacias.

 

Scriptâ jam epistolâ cum dolore intellexi, cùm mentio tui primùm in Synedrio fieret, prolatos ad E.D. codicillos Gallicè scriptos quibus J.V.A. arguebatur author fuisse exitij et pernicies Gallici cujusdam ministri DureiGa naar voetnoot2), qui per hunc in phrenesin incidisset cùm uterque nescio quem librum tractasset qui de revelationibus et alijs id genus ageret. Sed id a presbyterio rejectum esse, neque creditum, cum eo magis accersendus dicerere, et super eâ re examinandus; qui autem scriptum illud protulerant, ulteriùs non ursisse. An omnino causam hanc dimisuros, an in classe retractaturos, nescio. Hoc tibi sub fide silentij notum esse volui, ut, quid facto aut responso opus sit, si quid tibi tale obijciatur, antè deliberes. Nos quidem judicamus nemini per litteras esse respondendum: coram dices quod opus fuerit; neque tamen, si quid dubites, id imprudenter exprompseris, si et tibi et Ecclesiae et nobis consultum voles; post autem, aetate et usu firmior, communicabis cum viris pijs et eruditis, suspenso interim judicio; aliter enim si faceris, in eos laqueos te indues quibus te non facilè queas expedire. Quare, quantum potes, in viam te da, ne litterâ quidem chartae commissâ. Nos si ex itinere convenies, de re tuâ et publicâ feceris; idque ut facias per nostram <in>Ga naar voetnoota) te amicitiam, etiam nostrâ, sed multò magis Ecclesiae causâ, non rogamus, sed jure mutuò postulamus, et si audire vis, jubemus. Nihil enim nobis longiùs est quàm ut te videamus, quàm ut tecum de hac re alijsque rebus gravissimis (quas nostrâ omnium interest te scire) communicemus, Cujus autem fidei tutiùs quàm nostrae omnia tua committas, scis te habere neminem.

 

Vale, mi Van AsscheGa naar voetnootb), et amicissimis pare. Noli committere ut iniquorum calumniae candore tuo abutentium, operam tuam Ecclesiae subtrahant. Deus autem te suo spiritu magis magisque illuminetGa naar voetnoot3).

 

Sexto Id. Oct.

 

Vide quàm sit notus multis noster amor: quatuor amici simul ut te ministrum renunciatum cognoverunt, etsi nihil aliud, quod scriberent, habebant, hoc tamen suum gaudium per

[pagina 118]
[p. 118]

Ga naar margenoot+ litteras mecum communicandum putaverunt. Quorum novissimus optimè de nobis meritus, admonuit ut facerem id quod jam in primâ parte harum litterarum facere coeperam: si tu nimirum hac (quod facturum suspicabatur) transires, pluribus quo loco res nostrae ecclesiasticae sint, tibi exponerem. Quod nusquam meliùs, mihi crede, quàm hîc poteris cognoscereGa naar voetnoot1).

 

(adresse:)

Wysen, godvruchtigen

ende hooghgeleerden

Justinus van Assche

tot

CeulenGa naar voetnoot2).

 

Tresoriersrekening van het Groot Comptoir over 1626 de la ville de Dordrecht, fol. 105verso. - Dordrecht, Archives municipales.

Hendrick van Besoyen de somme van thien ponden te XL grooten voor zyne vacatien, reys- ende teercosten int brengen van seeckere missive van de schoolversorgers aen den rectoor EmiliusGa naar voetnoot3) tot Utrecht, volgens d'ordonnantie van myn E. Heeren ende quitantie................................ X £Ga naar voetnoot4).

 

Caspar van BaerleGa naar voetnoot5) (Barlaeus) à Leyde, à Petrus Gruther (Gruterus)Ga naar voetnoot6), à Amsterdam.

 

décembre 1626Ga naar voetnoot7)

 

Texte de Casparis Barlaei med. doct. ac philosophiae in Ill. Amstel. Gymnasio dum viveret Professoris Epistolarum Liber. Pars prior. Amstelodami, apud Joannem Blaeu, M.DC.LXVII, in-8o, p. 207.

 

Jam dudum ad litteras tuas respondissem, mi Grutere, si desiderio ac votis tuis satis-

[pagina 119]
[p. 119]

Ga naar margenoot+facere potuissem. Nec enim quidquam de Spartâ istâ Dordrechtanâ resciscere licuit, utcunque inquisiverim curiosiùsGa naar voetnoot1). Ut nesciam an Andromedam istam (ita tu ἀλληγορεῖς) elocaverint Reip. istius patres, an verò elocanda adhuc sponsum expectet. Ego satur Andromedarum, illam tibi Perseo suo occupandam relinquo. Nee enim clunispicum ispicum ambitu teneor, aut ad palatia vestra adspiro, ubi vivorum hominum posticum corylorum extremitates lancinant....

Caspar van Baerle (Barlaeus), à Leyde, à Petrus Gruterus, à Amsterdam.
Décembre 1626Ga naar voetnoot2)

Texte de la p. 209 du recueil cité ci-dessus p. 118.

 

.... Quod litterarum ministerio testaris famam tibi peperisse, Dordrechtanam ferulam electioni meae commissam fuisse, verum est et nihil hîc falsi per dentales parietes famae effugit. Ego ferulam ac virgam abs me relegavi, cauto et mihi arridenti spretu. Nec enim calendaria ista bifolia peccantis pueritiae lubens inspecto, nec tribus obire volo, quo ad hanc dictaturam ab aratro ordinarij mei laboris quadrijugo curru perveniam. Quamobrem patior, ut mihi repuditiae hujus Spartae honos cantetur.

Scire desideras, velut exerta proboscide, in quem confarreandae Andromedae fata transierint. Sed rictu hiante tibi veritatem pandam. Divam illam adhuc scopulo adhaerere et quaeri adhuc Persea, qui eam debellato sinistrae commendationis monstro auferat, et Thalassio ac Hymen Hymeneae canat. Dos ejus, quâ elocabilis rivalitatem in multis excitat, ad sexcentorum florenorum precium accedit. Sed uberior ea fuerit, si dignum procum nancisci possit, qui eam accensa doctrinae suae ac famae taeda domum ducat. Tu argumentorum tuorum seriem ad aucupandam illam Divam dirige et evigila, ut porrigenti antias Rhamnusidi dextrâ ac sinistrâ manu adsis. Debebis enim constructos Amstelodami modulos dilatare, nec secundariae semper notae esse magister. Quod si in contrahendis hisce sponsalibus balbutiem meae interlocutionis pati velis, ita me ad hanc Divam applicabo, ut pronuba favente ad jugales taedas adscendas....

 

Tresoriersrekening van het Groot Comptoir over 1626 de la ville de Dordrecht, fol. 98verso. - Dordrecht, Archives municipales.

 

Mr Cornelis van BeverenGa naar voetnoot3), borgemeester deser stede, de somme van vyerentwintich ponden twee schellingen van XL grooten 't pont, over syne verschoten reyscosten ende geleden vacatien, dat hy in deesz jaere XVIe sevenentwintich van deser stede wegen tot Rotterdam is geweest omme den conrector aldaerGa naar voetnoot4) te sonderen, alles breeder uitwysende zyne declaratie, die men met ordonnantie ende quitantie daertoe dienende overlevert .............................. XXIIII £ II sch.Ga naar voetnoot5).

voetnoot5)
Né à Enkhuizen vers 1594, immatriculé à Leyde le 18 septembre 1615 comme Collegii alumnus.
voetnoot6)
Depuis 1619 ministre à Vlaardingen, oû il mourut en 1641.
voetnoot7)
Adrianus Hasius, ministre à Kralingen de 1623 à 1627.
voetnoota)
ende manque.
voetnoot8)
Nicolaes Crucius, ministre à Bleiswijk de 1609 à 1628, lorsqu'il partit pour Dordrecht, où il mourut en 1643.
margenoot+
12 mars 1626
voetnoota)
d'abord gedaen waeromme, puis waeromme barré.
voetnootb)
dans la suite il y a écrit partout Gedepu ou Gedep.
voetnootc)
van Rotterdam ajouté en marge.
voetnootd)
d'abord den E. Kerckenraed, puis kerckenraed barré.
voetnoote)
les mots ende is hunlieden .... gebracht ajouté en marge.
voetnoot1)
Cf. ci-avant p. 93, n. 5.
voetnoot2)
Pour cette censure cf. ci-avant p. 94, n. 4.
margenoot+
12-13 mars 1626
voetnoot1)
Cf. ci-avant p. 87, n. 1 et les noms relevés ci-avant p. 91 et ci-après pp. 110 et 113.
voetnoota)
ande.
margenoot+
13 mars 1626
voetnoota)
d'abord Weymans in presentie der vyf andere ouderlingen, mais les six derniers mots sont barrés.
voetnootb)
Syn.
voetnoot1)
Cf. ci-avant p. 91.
margenoot+
13 mars 1626
voetnoota)
dat de B. Gedep.
voetnoot1)
Cf. ci-avant pp. 88-90 et 91.
voetnootb)
de E.B. Gedep.
margenoot+
13 mars 1626
voetnoota)
tyt omis.
margenoot+
13-30 mars 1626
voetnoota)
les neuf lignes suivantes (jusqu'au mot geven) sont écrites en marge à l'encre plus pâle avec un signe d'intercalation.

margenoot+
30 mars 1626
voetnoot1)
L'école latine dont Jacob Beeckman était le recteur et Isaac Beeckman le co-recteur.
margenoot+
Nota.
Beeckman ende Michiel FranszGa naar voetnoot2) hebben met ronde woorden verclaert dat sy soseer niet en sien op de censure van Weymans, als wel daerop omdat door syn absentie de predicanten de meeste stemmen souden hebben om alsdan sodanich slagh van predicanten uyt te sluyten, die sy meenden dat in consideratie behoorden te comenGa naar voetnoote).
voetnoot2)
Michiel Fransz Cauwe, Ancien de l'Eglise de Rotterdam.
voetnoote)
cette note marginale, écrite à l'encre plus pâle que le texte se trouve dans le ms plus haut en regard des lignes 32, p. 102-2, p. 103.
voetnoota)
5.
voetnootb)
k.
voetnootc)
hadden barré.
voetnootd)
sep.
voetnoot3)
Cf. ci-avant p. 93, n. 5.
margenoot+
Beeckmans bekent wel dat sy qualyck doen, maer dat haer oogmerck is door een aftreck van de gemeynte de predicanten te dwingen tot hetgene sy voorhebben, namelyckGa naar voetnootf) om Weymans in de vergaderinge te admitteren.
voetnootf)
n.
margenoot+
Nota.
Hieronder syn gevallen verscheyden disputen ende debatten, meer dienende om de vergaderinge vruchteloos te doen scheyden als om wat goets te effectueren, namelyckGa naar voetnootf) het dispuyt over een seecker acte by den ouderlingen onderteeckent van dat sy tot geen moderatie en verstonden gelyck men hunlieden nagaf, maer nochtans de Heer van GoghGa naar voetnoot1) de acte van BerckelGa naar voetnoot2), spreeckende van moderatie, in de Vroetschappe hadde geapprobeert ende toegestaen.
voetnootf)
n.
voetnoot1)
Jacob van Goch, cf. ci-dessus p. 88.
voetnoot2)
Gerrit van Berckel; cf. plus haut p. 86, n. 7.
voetnootg)
Sep.
voetnoot4)
Comme nous l'avons remarqué (cf. ci-avant p. 94, n. 4) les actes du Consistoire de Rotterdam de cette époque se sont perdus.
margenoot+
30 mars 1626
margenoot+
Van Weymans dat hy soude tegens de censure ten Avontmael hebben gegaen, so syne medebroeders hem de hant hadden willen bieden, maer uyt enige andere consideratie was sulcks naergelaten.
voetnoota)
5.
margenoot+
30 mars 1626

voetnoot1)
Ces ‘Redenen’ manquent dans le manuscrit consulté, n'étant laissé qu'un espace blanc. Nous ne les avons pas pu avoir d'ailleurs. V. cependant les réfutations dans la suite.
voetnoota)
n.
voetnoot2)
Cf. ci-avant p. 91.
voetnootb)
syn. Rotter.
voetnoot3)
Cf. ci-avant p. 92, ligne dernière.
margenoot+
30 mars 1626
voetnoot1)
Cf. ci-dessus p. 94, n. 4.
voetnoot2)
Cf. ci-avant pp. 97-98.
voetnoota)
5.
voetnoot3)
Cette proposition des Députés du Synode n'a pas été retrouvée.
margenoot+
30-31 mars 1626
voetnoota)
syn.
voetnootb)
d'abord nochtans henselven, puis henselven barré sans plus.
voetnootc)
le ms porte: twelck also het haer.
margenoot+
31 mars-10 mai 1626
voetnoot1)
A partir de cette date du 31 mars 1626, le manuscrit consulté des Actes du classis de Schieland présente une lacune jusqu'au mois de juillet 1630. Apparemment les démêlés furent soumis en juillet 1626 au jugement du Synode (cf. ci-après p. 110).

margenoot+
Getrout den 20en Meye 1626.
voetnoota)
wr.
voetnoot2)
Lowys Vergrue, fils de Jan Vergrue, salpétrier, et de Tanneken Coppin, est qualifié de ‘jonckgesel in de Gortstrate tot Joos Roosens’ (où il apprit le métier de chandelier), lorsqu'il fit sa confession de foi à Middelbourg le 24 septembre 1623. On avait proclamé dans cette ville, le 1er février 1625, ses bans avec Suzanne van Surendonck, fille de Cornelis (marié le 26 février). Il avait des frères Thomas et Charel, et demeurait sur la Hoochstraete, dans une maison située sur le terrain occupé par de Twee Hanen y exerçant le métier de graissier (vettewarier) comme autrefois son beau-père. Il fut enterré à Middelbourg le 29 novembre 1645.
voetnootb)
j.d.
voetnoot3)
Sur elle cf. plus haut pp. 16, 79 et 95. Elle demeurait encore en 1661 sur la Hoochstraete.
voetnootc)
le ms porte à tort: bruydt.
voetnoot4)
De ce mariage furent baptisés à Middelbourg: Johannes (28 février 1627; cf. ci-dessous p. 121); Suzanna (18 novembre 1629; cf. plus loin p. 168); Abraham (14 janvier 1632); Isaac (30 octobre 1633); Jacobus (26 septembre 1635) et Maria (19 avril 1637).

voetnoot5)
Sur eus cf. ci-avant p. 75.
voetnoot6)
Peut-être une soeur ou la femme de Pieter Verbeeck (sur lui t. III, 323).
margenoot+
14 mai 1626

voetnoot1)
Sur la mort d'Abraham Beeckman, cf. ci-avant p. 94.
voetnoot2)
Pour ce mariage, cf. ci-dessus p. 108.
voetnoot3)
Cf. ci-avant p. 95, n. 3.
voetnoot4)
Isaac Becckman.
voetnoot5
Sur lui t. II, pp. 187, 250 et plus haut p. 95. Ajoutons qu'il fut bientôt ministre à Colchester (Angleterre) où il se trouva du moins de 1632 jusqu'en 1654.
voetnoot6)
Le destinaire a écrit au coin supérieur à gauche: Accepi 26 Oct. 1626 unâ cum alteris posterioribus (cf. ci-après p. 118, n. 1). Ad utrasque respondi 3o Nov. 1626.
margenoot+
10 juillet 1626

voetnoot1)
Michiel Pietersz. Dullaert.
voetnoot2)
Le célèbre historiographe résidait de 1598 à 1640 comme ministre à Zutphen.
voetnoot3)
Fameux Contra-rèmontrant qui était, depuis 1610, ministre à Amsterdam, d'où il partit en 1631 pour être professeur à l'Université de Leyde, où il mourut en 1654.
voetnoot4)
Depuis 1604 ministre à Brielle, où il prit son éméritat en 1636.
voetnoot5)
De 1619 à 1627 ministre à Woerden. Sur lui cf. ci-après pp. 113 et 114, n. 1.
margenoot+
10 juillet 1626
voetnoot1)
Depuis 1608 ministre à Ridderkerk, d'où il partit en 1626 pour Willemstad.
voetnoot2)
Conseiller du Stadhouder Frédéric Henri.
voetnoot3)
Depuis 1626 ministre à Wateringen, où il mourut en 1657.
voetnoot4)
Le célèbre érudit fut ministre à Leyde depuis 1602 et en même temps professeur à l'Université. Il y mourut en 1642.
voetnoot5)
Ministre à Delft de 1618 jusqu'à sa mort en 1630.
voetnoot6)
Depuis 1609 ministre à Ameide et Tienhoven, où il prit son éméritat en 1660.
margenoot+
10 juillet 1626
voetnoota)
beslicht.
margenoot+
10 juillet 1626
voetnoot1)
Ministre à Rotterdam.
voetnoot2)
Ancien de l'Eglise de Rotterdam.
voetnoot3)
Membre de l'Eglise de Rotterdam.
voetnoot4)
Pour Alutarius cf. plus haut p. 110, n. 5. Après avoir été nommé, bientôt après, ministre à Rotterdam, il mourut à Gorinchem en 1634. Cf. p. 114 la note 1.
voetnoot5)
Cornelis Musch, né à Rotterdam, en 1592 ou 1593, fils du marchand Jan Musch et de Maritgen Matelieff, était un des trois secrétaires de Rotterdam depuis 1619.
margenoot+
10 juillet-6 août 1626
voetnoot1)
La dernière convention ne semble pas avoir été suffisamment observée, de sorte que les démêlés se continuaient. C'était peut-être la cause que Weymans, mentionné pour la dernière fois comme demeurant à Rotterdam en janvier 1627 (cf. t. II, pp. 447 et 454) quitta probablement cette ville (cf. t. II, p. 303) et aussi que Beeckman aspirait à sa place à Dordrecht (cf. t. III, p. 6). Après son départ plusieurs membres de l'Eglise de Rotterdam, se plaignant de la marche des affaires, recoururent aux Synodes de Delft (18 juillet-11 août 1628) et de Leyde (16-28 juillet 1629). En 1628 commençaient d'ailleurs des démêlés entre les ministres de Rotterdam eux-mêmes dont Nieurode et Leeuwius représentaient le parti orthodoxe, Alutarius et Ryswyck le parti modéré. Le magistrat de Rotterdam suspendit, le 7 août 1630, quatre ministres et entre eux Leeuwius et Nieurode, qui fut appelé, en 1631, à Alcmar. D'autre part Alutarius et Ryswyck demandaient au Synode de Schiedam, en 1631, leur démission. Pour ces affaires ultérieures cf. les pamphlets nos 4169, 4170 et 4171 de la Bibl. royale à La Haye, dont nous citons la Klare en korte provionele verantwoordinge Benjamin van Ryswyck ende Henrici Alutarij .... Met een consultatie van alle kerkelyke vergaderingen (Rotterdam, 1631). Cf. aussi les Acta der particuliere Synoden van Zuid-Holland, ed. Knuttel, t. I, 1621-1633 (den Haag, 1908) et t. II, 1634-1645 (ibid. 1909).
voetnoot2)
Sans doute Abraham Willemsen, membre du ‘Collegium mechanicum’ à Rotterdam (cf. t. II, pp. 357, 361, 429 et 447).
voetnoot3)
En effet l'écriture de la figure n'est pas celle de Beeckman.
margenoot+
6 août-10 octobre 1626
voetnoot1)
Rappelons-y que Beeckman avait tiré des extraits du traité de Stevin sur les moulins cf. t. II, pp. X-XIV et 406-417. Pour le présent sujet cf. I. van Natrus, J. Poley en C. van Vuuren, Groot volkomen Moolenboek (Amst. 1734), in-fol., 2 vol. et J. van Zyl, Theatrum machinarum universale of Groot algemeen Moolenboek (Amst., 1761), fol.-oblong.

voetnoot2)
Lettres du 19 février ou du 25 avril 1626. Cf. ci-avant p. 95, n. 8.
voetnoot3)
Cf. la lettre du 14 mai 1626 que Van Assche ne reçut que le 26 octobre 1626 (cf. plus haut p. 109, n. 6).
voetnoot4)
Van Assche venait d'être appelé ministre à Veere comme successeur de Gerson Bucerus.
voetnoot5)
Sur Cornelis Vincentsen et son père Elias Vincentsz. cf. t. II, p. 321, n. 1.
voetnoot6)
Cette date est confirmée par les Notules du magistrat de Veere en date du 5 octobre 1626.
voetnoot7)
Cornelis Beukelaer, cf. p. 31, où nous avons mentionné qu'il avait été le compagnon d'études de Van Assche. Examiné le 18 mai 1618, il était devenu ministre à Kerkwerve et Noordgouwe (1619), puis à Haamstede et Burgh (1620).
voetnoot8)
Fils de Thomas Karreman, chirurgien de la ville de Veere et de Neelken Jaspers Parduyn. Il était nonimé chirurgien à la place de son père le 17 avril 1617. Un parent de lui était sans doute le Cornelis Karreman créé notaire à Veere le 19 mars 1624.
voetnoot9)
Nous y rappelons que Van Assche avait étudié aux frais de la ville de Veere.
margenoot+
10 octobre 1626
voetnoot1)
En 1622; cf. ci-avant p. 74, n. 5.
voetnoota)
mi V.A.
voetnoot2)
Gideon van Deinse, probablement fils de Jhr Bernard van Deinse, seigneur de Hertselare. D'abord ministre à Oostburg (1607-1612), puis à West-Souburg (1612-1623), il était nommé ministre à Veere, 1623, où il mourut en 1652.
voetnoot3)
Pour lui cf. ci-dessus p. 115.
margenoot+
10 octobre 1626
voetnoot1)
Nicolaes Honigh, fils d'un père homonyme qui fut entre 1596 et 1614 plusieurs fois échevin à Veere, Lui-même fut Conseiller de cette ville le 1er janvier 1622, puis échevin de 1634 jusqu'à sa mort le 7 octobre 1639.
voetnoot2)
Ce ministre français ou wallon ne peut guère être autre que John Dury, qui, né vers 1596 à Edimbourg, fut élevé à Leyde (où son père était ministre anglais) dans le Collège wallon et immatriculé dans l'Université le 3 août 1611. Il semble avoir été ministre wallon à Cologne, probablement avant qu'il fut ministre presbytérien à Elbing (près de Dantzig). Il résulte de plus d'une lettre de la correspondance de Van Assche que lui et ses amis Morian, Serrurier (Serrarius) et Fremaut jouissaient de l'intimité de Dury, comme leurs noms apparaissent plus d'une fois chez Turnbull, Hartlib, Dury and Comenius (London, 1947). On sait que Dury se fit connaître par ses efforts pour réunir les Calvinistes et les Luthériens, comme il résulte des Hypomnemata de studio Pacis ecclesiasticae a Johanne Duraeo suscepto ab anno 1628 ad annum 1635 (Amstelodami, 1636).
voetnoota)
in omis.
voetnootb)
mi V.A.
voetnoot3)
On ne trouve rien sur cette accusation dans la lettre qu'écrivit le Consistoire de Veere, le 28 novembre 1626, à Van Assche (lettre conservée à la Bibl. de l'Eglise réformée rémontrante d'Amsterdam) ou dans celle de Van Assche au magistrat de Veere du 30 janvier 1627 sur son arrivée prochaine (Veere, Archives municipales).
margenoot+
10 octobre-décembre 1626
voetnoot1)
Le destinataire a écrit au coin supérieur à gauche: ‘Accepi 26 Oct. 1626 unâ cum alteris prioribus (cf. plus haut p. 109, n. 6). Ad utrasque respondi 3 Nov. 1626. Iterum scripsi 6 Febr. 1627; nonnihil descripsi’.
voetnoot2)
Arrivé en Zélande à la fin de mai 1627, Van Assche refusa, selon les notules du 3 juin 1627 dans le registre des actes de la ‘Classis’ de Walcheren, de signer le catéchisme et la confession, se réservant de présenter ses difficultés. En effet il remit des écrits au 7 et au 24 juin 1627. A cause de cela la ‘Classis’ refusa d'approuver la nomination de Van Assche et fit savoir, le 29 juin 1627, au magistrat de Veere qu'on avait trouvé Van Assche ‘geheel onsuyver te syn in de leere’ et ‘vooralsnoch geheel onbequaem om dienst te doen’. Elle conseilla ceux de Veere d'appeler un autre ministre, ce qu'on fit, le 3 août 1627, dans la personne de Cornelis Beukelaer (cf. plus haut p. 115) qui accepta et prit son éméritat à Veere en 1665.
voetnoot3)
Antonius Aemilius. Sur lui cf. t. I, p. XIII; t. II, pp. 13-14 et ci-avant pp. 21, 66 et 71.
voetnoot4)
Par le missive en question les Curateurs de l'école latine de Dordrecht voulurent s'informer probablement pour un nouveau recteur, dont la place était devenue vacante depuis la mort de Borraeus (10 octobre 1626). Schotel, dont nous avons suivi le récit au t. I, p. XVII, relate que lorsque Aemilius ‘geen geschikt leeraar voor de dordsche school wist’, on envoya Adriaen van Blyenburgh à Leyde ‘omme te spreecken met verscheyde geleerde luyden’, qui lui recommandaient Beeckman, ayant alors grande réputation ‘als wiskonstenaar en philosooph’ (De Illustre school te Dordrecht, 1857, p. 72). L'auteur a mis les mots flamands entre guillemets comme empruntés à des documents authentiques. Malheureusement nous ne les avons pas pu retrouver dans des sources originales.
voetnoot5)
Caspar van Baerle, né à Anvers le 12 février 1584, fut nommé, en 1617, professeur de logique à Leyde, mais comme Arminien, destitué en 1619. Après avoir pris ses grades de docteur en médecine, en 1620 à, Caen, il revint à Leyde, mais en 1631 il fut nommé professeur de philosophie à Amsterdam, où il mourut en 1648. Il est l'auteur de poésies latines et hollandaises.
voetnoot6)
Né à Zierikzee vers 1574, il fut immatriculé à Leyde en 1592 et alla étudier la médecine dans l'étranger. Il se maria comme med. dr. le 7 novembre 1607 à Middelbourg, où il s'était fixé, avec Elisabeth van de Vivere, veuve de Hans de Somer (cf. plus haut p. 38, n. 7). Après sa mort en 1620, Gruterus se fixait à Amsterdam, où il était de 1628 à 1631 recteur de l'école latine, mais sa position y n'était pas sûre. Il y mourut en 1634.
voetnoot7)
La lettre est datée ‘mense Decemb. 1627’, mais sans doute ‘style Gruteriano’ (cf. ci-dessous p. 119, n. 2). Apparemment Gruther fixe la naissance du Christe un an avant le commencement de notre ère.
margenoot+
décembre 1626
voetnoot1)
Il s'agit encore ici de la place vacante à l'école latine de Dordrecht.

voetnoot2)
La lettre est datée ‘Lugd. Bat., mense Decemb. 1627’, mais encore ‘stylo Gruteriano’ (cf. ci-dessus p. 118, n. 7).
voetnoot3)
Né à Dordrecht en 1591, fils de Willem et d'Emerentia van der Eynde. Après avoir pris ses grades de docteur en droit à Orléans, il fut curateur de l'école latine de Dordrecht dès 1627, depuis 1627-1628 dix fois bourgmestre, tandis qu'il remplissait plusieurs importantes fonctions avant de mourir à Dordrecht en 1663.
voetnoot4)
Isaac Beeckman.
voetnoot5)
A propos des négociations tenues à Rotterdam avec Beeckman, Schotel relate seulement à la page 72 de son ouvrage cité ci-dessus: ‘Le 27 janvier 1627 un des curateurs, Johan Pyl voyagea avec le secrétaire (Balthasar) Lydius à Rotterdam pour parler avec Beeckman et faire appel à lui à condition du traitement usuel, demeure gratuite et exemption des taxes municipales’. Une note officielle de tel rapport est restée introuvable aussi bien que celles mentionnées ci-dessus p. 118, n. 4.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634 (4 delen)


auteurs

  • Cornelis de Waard


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over C. Barlaeus

  • over Isaac Gruterus


datums

  • 12 maart 1626

  • 30 maart 1626

  • 2 mei 1628

  • 10 mei 1626

  • 16 mei 1626

  • 10 juli 1626

  • 10 oktober 1616