Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zwerftochten van Kakkerlak (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zwerftochten van Kakkerlak
Afbeelding van De zwerftochten van KakkerlakToon afbeelding van titelpagina van De zwerftochten van Kakkerlak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.53 MB)

Scans (16.13 MB)

ebook (4.38 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Illustrator

Louis Raemaekers



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zwerftochten van Kakkerlak

(1921)–Joh. H. Been–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 307]
[p. 307]


illustratie

Drie-en-dertigste hoofdstuk.
Te hulp!

Het was tusschen twaalven en eenen van den volgenden dag, dat Melkarth losgelaten werd. Het verraad was gepleegd. Ontzettend veel belangstelling had hij gewekt, en toch gevoeld, hoe het oog van den rechter als in minachting op hem gerust had. Als voorwaarde voor zijn inderdaad belangrijke onthullingen, had hij vooraf bedongen in vrijheid te worden gesteld, onmiddellijk nadat de waarheid van zijn mededeelingen gebleken zou zijn.

Hoezeer de rechter ook inwendig den verrader mocht minachten, hij had toch met klimmende belangstelling naar diens mededeelingen geluisterd.

‘Wanneer je inderdaad de volle waarheid beleden hebt, jongen, dan heb-je ons op het spoor gebracht van een gebeurtenis, waarvan de wetenschap van ontzaglijk veel belang is voor de regeering.’

‘Hoor mij tegenover den persoon, dien ik beschuldig,’ antwoordde Melkarth.

Dat zou de rechter ook zonder deze aansporing gedaan hebben.

Kakkerlak werd binnengeleid, en in diens tegenwoordig-

[pagina 308]
[p. 308]

heid moest Melkarth zijn beschuldiging staande houden.

Als overweldigd door schrik en ontsteltenis zonk Kakkerlak neder op de bank der beklaagden.

En toen ook Zwart-Konijn gehaald werd en, na eenig aarzelen, eenzelfde bekentenis aflei als Melkarth, werden beiden weggevoerd, en bleef Kakkerlak alleen met zijn rechters.

Zwart-Konijn werd wederom opgesloten in zijn cel. Maar Melkarth herkreeg de vrijheid. Hij moest echter eerst een bad nemen en zijn boevenpakje voor zijn eigen kleederen verwisselen.

Eer de poort zich voor hem ontsloot, werd hem door den directeur der gevangenis aangezegd, dat hij onder streng politie-toezicht zou staan en zich ten allen tijde gereed moest houden voor den rechter te verschijnen.

‘En nu wil-je zeker wel eenig voedsel gebruiken, en een glas wijn drinken?’

Doch Melkarth bad en smeekte om in de buitenlucht te mogen gelaten worden.

‘Ik sterf van verlangen weer de frissche lucht in te ademen. Ik ben zeeman geweest, meneer.’

De directeur glimlachte.

‘Ja, ja, dan kan ik me je verlangen best voorstellen. Toch... die buitenlucht zal je spoedig genoeg hongerig maken, nog hongeriger dan je nu al zijn moet.’

Melkarth antwoordde niet. Hij beefde ernaar, om buiten de muren der gevangenis te komen.

‘Nu,’ sprak de directeur, ‘dan zal ik je wat geld geven, om ergens wat eten te koopen.’

‘O, meneer, ik vind in den zak van mijn kleeding zeker wel het geld terug, dat er in zat, toen ik hier binnenkwam.’

En hij tastte er naar, doch te vergeefs.

De directeur glimlachte wederom.

‘Dat was een fooitje voor de wachters. Neen, hier, pak aan.

[pagina 309]
[p. 309]

Door je mededeelingen heb-je verdiend, dat wij je wat in de hand stoppen.’

Melkarth aarzelde. Het zou een Judasloon zijn.

Doch... hij moest geld hebben. En daarom alle aarzeling overwinnende, klemde hij de hand om de geldstukken, welke erin gestopt werden, en mocht nu door de gevangenispoort heen de wereld wederom binnen treden.

Zijn plan was om dadelijk aan het werk te gaan ter bevrijding van zijn makkers. Hoe? Ja, dat wist hij nog niet. Als hij eerst maar weer buiten die zware muren was. Maar toen hij dien wensch vervuld zag, gevoelde hij zich machteloozer dan ooit. De buitenlucht scheen hem te sterk toe. Hij werd er duizelig van. Tuimelend, als een dronken man, liep hij voorwaarts. Waarheen wist hij niet. Wat hij doen moest, wist hij evenmin. En elke seconde verzuim kon het leven van zijn makkers, inzonderheid dat van Kakkerlak kosten.

Nog niet ver had hij geloopen, toen hij in een groote drukte kwam. De troepen waren teruggekeerd. Vol waren de straten van militairen. Paarden trappelden, kanonnen daverden over de straatkeien, signalen werden gegeven, geweerkolven kletterden op de steenen, vaders en moeders drongen op hun zoons aan, die voor den strijd waren uitgetrokken. Het was een leven en geweld, om er gek van te worden. En tusschen al dat geweld tuimelde een ontslagen gevangene rond, vreemd aan al die vreugde en smart; slechts met één verlangen bezield: onder al die onbekenden er één te vinden, die hem helpen kon.

Daar hoorde hij een blij gejuich opgaan. Een troep jonge Verkenners kwam aan. Onschatbare diensten hadden zij door hun jeugdige vlugheid en schranderheid aan de regeering van hun land bewezen. De muziek hief fanfares aan, en terwijl de hoorns schetterden en de trommen rombomden, marcheerden zij daar met gebruinde gezichten en flinke, kranige houding voorwaarts.

[pagina 310]
[p. 310]

Nu hielden zij halt. Een generaal zou hen toespreken, hun uit den naam van den Keizer hulde brengen voor wat zij gedaan hadden, toen het vaderland in nood verkeerde. Het werd doodstil en alleen de kort afgebeten commandeer-stem van den veldoverste was hoorbaar over het uitgestrekte marktplein.

Daar voelde een der Padvinders in het achterste gelid zich schuchter aan het kleed trekken.

‘Kijk niet om!’ werd er tegelijk gefluisterd.

De Padvinder dacht aan een verrassing van een zijner bloedverwanten, die hem er later over plagen zou, dat hij op zulk een gewichtig oogenblik zijn kranige houding vergeten en als een gewone nieuwsgierige jongen omgekeken had. Wie het kon zijn, begreep hij niet. Maar schouder aan schouder stonden de menschen, achter de militairen en de Padvinders opgedrongen, vlak tegen hen aan. Voor al die menschen nu wilde de geroepene zich niet belachelijk maken, en bewaarde daarom in houding en gelaat den meest correcten ernst.

‘Een broeder is in doodsgevaar. Een Padvinder... Neen, kijk in 's hemelsnaam niet om. - Van je tegenwoordigheid van geest hangt het leven van... Kakkerlak af.’

Een rilling ging door de leden van den Padvinder, doch hij hield zich goed.

‘Kakkerlak is in de staatsgevangenis. Men gaat hem ophangen. Het moet naar Regentia geseind worden. Doe, of je wat verliest en buk om het op te rapen. Zeg me dan, wat ik doen moet.’

Dat laatste kwam er zoo smeekend uit, dat de Padvinder ontroerde. In één oogenblik gingen wel twintig gedachten hem door 't hoofd. Kakkerlak in nood? Hoe hem te redden?

Hij bukte, als om iets op te rapen, terwijl Melkarth zich voorover boog.

[pagina 311]
[p. 311]

‘Blijf achter me... ik zal denken,’ hoorde deze zich in het oor fluisteren.

Eenige minuten van ontzaglijken angst voor Melkarth.

In dien tusschentijd gingen de oogen van den Padvinder overal heen. Hij moest, hij zou een middel vinden.

Nog altijd sprak de generaal. Al luider klonk zijn stem. Eindelijk kwam in een paar forsche zinnen het slot, dat uitliep in een driewerf hoera voor den Keizer en het vaderland. De muziek-instrumenten jubelden hun fanfares uit, de soldaten en de jeugdige Verkenners hadden hun hoofddeksel op het geweer geplaatst en hieven dat hoog omhoog, luide hun geestdrift uitend. De paarden stijgerden ervan. Vrouwen gilden, kinderen raakten onder den voet, honden blaften en aldoor maar dat gejuich der krijgslieden. Het was overweldigend, vooral voor een pas ontslagen gevangene. Maar heel zijn verstand hield hij met de uiterste wilskracht op dat ééne punt gericht: wat zou de jeugdige Padvinder hem zeggen?

Die had zich onder al dat tumult snel omgekeerd.

‘Wie ben-je?’

‘Zijn kameraad.. Ontsnapt uit de gevangenis.’

‘Zie-je dien heer daar met dat boekje, waarin hij schrijft?’

‘Ja.’

‘Dat is-een correspondent van een dagblad.’

‘Dank, o, dank!’ riep Melkarth uit, en nu juichte hij ook mee met de menigte. Want hij had het middel ter verlossing gevonden.

Hij drong zich door de menschenmassa heen. Hij werd getrapt, gestompt, zijn kleeren scheurden, - het kon hem altemaal niets schelen. Bij een van de vele dagbladcorrespondenten, die hij nu eerst opmerkte, moest hij aanlanden. En hij kwam er. Later verklaarde hij niet te weten, hoe het hem gelukt was. Het draaide en duizelde om hem heen, maar eindelijk had hij den arm van een dier heeren te pakken.

[pagina 312]
[p. 312]

‘Meneer... om 's hemelswil...’

De journalist wierp een toornigen blik op hem.

‘Een vreeselijke tijding, meneer.’

Nu eerst zag hem de journalist, wiens geheele aandacht tot op dit oogenblik in zijn gehoor lag, omdat hij volgde, wat nu alweer een ander machthebbende sprak. Hij ontwaarde een verhavenden, opgeschoten jongen, in alles den zeeman verradende.

Zijn oogen vroegen: ‘Wat wil-je?’

Melkarth wenkte hem heel nabij te komen.

‘Nu?’

‘Kakkerlak wordt opgehangen!’

Ineens was de journalist vol belangstelling.

‘Ik ben zijn vriend... uit de gevangenis ontsnapt...’

Ssst!’ vermaande de journalist, wiens geheele houding veranderde. ‘Mee, mee met me! - Geef me je arm.’

Den jongen stevig vasthoudend, schreed hij door de menigte, langzaam en met telkens herhaald verzoek om hem ruimte te geven. Voor zijn perspenning week men gewillig op zij. En waar dit soms morrend geschiedde, daar deed men het ten slotte toch voor een woordje op zijn pas. Nu eens zei hij: ‘We gaan jullie triomf door de wereld verbreiden.’ Of: ‘De wereld moet op dit plein zijn.’

‘Die jongen, meneer?’ vroeg een politie-agent, die hem door een moeilijk gedeelte heenhielp.

‘Is mijn telegraaf-looper’

En hij voerde Melkarth werkelijk naar het telegraafbureau.

‘Bent u voor een buitenlandsch blad, meneer?’ vroeg Melkarth.

‘Ja... voor een Engelsch blad.’

‘Heerlijk! - Sein dan...’

‘Ho, ho! Vertel-jij maar. Ik zal wel weten, wat ik seinen moet.’

In korte woorden vertelde hem Melkarth alles. Rond hen

[pagina 313]
[p. 313]

rumoerde het. Met drukke gebaren renden allerlei correspondenten in en uit. De telegraaf-beambten volvoerden met bewonderenswaardige plichtsbetrachting hun schier bovenmenschelijken arbeid. Regelmatig tikten de machines. Maar de journalist liet anderen voorgaan, nu hij dit groote nieuws hoorde. Van al wat daar over de lijnen ging, werd straks zijn tijding de meest opzienbarende. Zijn blad zou er de eer van hebben, en dat was schatten waard. Dan mocht al dat andere van redeneerende generaals en juichende soldaten in de tweede plaats komen.

‘Gelukkig, dat je bij mij gekomen bent, jongen. De regeering houdt nog toezicht op de telegrammen. Het mijne gaat echter in zulke bewoordingen, dat zij niet gevoelen zal, wàt zij voor ditmaal doorlaat. En - voegde hij er met zekeren trots bij - men vergeeft veel aan een Britsch journalist.’

Dien avond nog werden door zijn blad met groote letters bedrukte bulletins uitgegeven. De courantenjongens gilden het door de drukste straten van Londen:

‘Het laatste nieuws van Kakkerlak!... Kakkerlak in een Terrakandeesche staatsgevangenis!... Kakkerlak wordt opgehangen!’

En van dat blad gingen verschillende telegrammen naar Regentia; niet alleen aan de regeering, maar ook George ontving er een.

Hij scheurde het open.

‘Vermisten in Terrakandeesche staatsgevangenis. Kakkerlak terdoodveroordeeld. Hulp!’

George voelde een schok door zijn hart gaan. Hij werd zoo wit als een doek.

‘Jongen, wat is er?’ vroeg zijn moeder met een lichten angstkreet, toen zij het gelaat van haar zoon zoo zag veranderen.

Maar reeds golfde het bloed weder naar zijn hoofd. Zijn oogen glansden, en, zich nauwelijks den tijd gunnende om

[pagina 314]
[p. 314]

zijn moeder op de hoogte van het vreeselijke nieuws te brengen, vloog hij, met het telegram opengeslagen in zijn hand, de deur uit.

Dien dag snelden links en rechts allerlei telegrammen langs het dradennet van het koninkrijk Regentia. De bladen waren al verschenen, maar den volgenden dag bevatten met groote letters alle morgen-edities het groote nieuws. En dat las men toen in bijna alle groote dagbladen der beschaafde wereld. Men kon gevoeglijk zeggen, dat vier-en-twintig uren nadat Melkarth den Engelschen journalist ontmoet had, aan iedereen het opzienbarende bericht bekend was.

Maar de Engelsche courant was de eerste geweest en die werd om dit feit door haar mede-zusters ten zeerste benijd. Niet in die mate, of de bladen in dat machtige eilandenrijk stelden wèl op den voorgrond, dat het een Engelsch journalist was, die het groote nieuws wereldkundig had gemaakt. Dat vleide den Britschen trots, en door heel Engeland werd reeds de kreet vernomen:

‘Kakkerlak mag niet terdoodveroordeeld worden.’

Ook de Regenteesche regeering was niet werkeloos gebleven. Tal van dépèches werden tusschen haar en den gezant, die haar bij de Terrakandeesche regeering vertegenwoordigde, gewisseld.

Die regeering was woedend over de ontijdige ontdekking. Dadelijk werd er overal door de politie naar Melkarth gezocht.

Deze was echter spoorloos verdwenen.

De regeering verdacht den Engelschen journalist hierin de hand te hebben gehad.

Hij ontkende, en men moest hem gelooven. Het was in deze omstandigheden, nu het rijk als 't ware van voren af aan weer opgebouwd moest worden, niet geraden, de hand te leggen op een Engelschman.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken