Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen
Afbeelding van Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingenToon afbeelding van titelpagina van Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (43.14 MB)

Scans (74.05 MB)

XML (7.33 MB)

tekstbestand






Editeur

Ewoud Sanders



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen

(1993)–Taco H. de Beer, Eliza Laurillard–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina V]
[p. V]

Voorbericht.

Zonder vrees voor tegenspraak mag men aannemen, dat tot de litteratuur van elk volk een lexikon behoort, dat verklaring geeft van de namen en uitdrukkingen, die, als zooveel aanzienlijke of bont gekleede vreemdelingen tusschen de eenvoudige woorden der moedertaal voorkomen en in het woordenboek der landtaal, zoowel als in de Encyclopaedie des lands, meerendeels gemist of alleen met het oog op geheel andere eischen behandeld worden. Dat boek ontbrak tot dusverre, wij wenschen het te geven.

Dit werk zal bevatten: zinspelingen, citaten, bijnamen, zinnebeelden op historisch en elk ander gebied, voor zoover dit buiten de vakwerken en de encyclopaedie valt, nl. voor zoover men mag aannemen, dat daarnaar nu en dan wel eens gevraagd zal worden, dus niet, wat men wel eens zou kunnen vragen: geen verzameling van zeldzaamheden, maar wel eene verzameling van gewenschte toelichtingen.

Het boek zal dan in alphabetische volgorde inlichting en zooveel mogelijk verklaring geven aangaande:

Citaten in verschillende talen; wapenspreuken en leuzen; mythologische namen; heilige dagen; merkwaardige etymologieën; scheld- en spotnamen ook van stad- en landbewoners; biografische en historische kleinigheden; volksdwalingen; spreekwijzen en spreekwoorden; Israëlitische, Romeinsche en Grieksche antiquiteiten, enz. enz. enz.

Er komen geen andere woorden of gezegden in voor, dan die werkelijk in de spreek- of schrijftaal zijn opgenomen en overgegaan.

Maar die woorden moeten er dan ook zooveel mogelijk alle in worden opgenomen, en vandaar, dat het aantal rubrieken tot in het oneindige zou kunnen vermeerderd worden. Immers, waar over muziek of taalkunde, over schermen of kunstkritiek wordt gesproken, daar komen benamingen en namen voor, die iedereen noemt en die bijna niemand kent. Dit boek wil 't u zeggen, voor zoover dit zelf het weet; want inderdaad, 't spreekwoord van den gek en de zeven wijzen geldt ook hier, al houden wij ons niet voor de zeven wijzen of den lezer voor een gek.

[pagina VI]
[p. VI]

Waarom heeten die klokjes te Haarlem de Damiaatjes en wat beteekent die Gesloten Steen te Utrecht? Hoe komen die snoeperijtjes in de vier hoofdsteden aan de namen van halletjes, hopjes, theerandjes of theekantjes en breggetjes? Hoe kwam men aan den naam matadors in het kaartspel, en waarom heeten die spadille, manille, basta en ponto? Zeker zijn er heel wat geoefende kaartspelers, die het niet weten en er zijn er zeker ook wel, die 't zouden wenschen te weten, zoo goed als er hier en daar een sportman zal zijn, die zou willen weten, hoe men aan het woord handicap kwam.

Onze roman-litteratuur beweegt zich hoe langer hoe meer in kringen, voor velen afgesloten: nu eens voert men ons in de zeemanswereld, dan in de achterbuurten onzer groote steden of in de huizen onzer Joodsche medeburgers, dan in de kazerne, dan door de gevangenissen rond. Ieder dier kleine werelden heeft een eigen taal, waarvoor het woordenboek nog gemaakt moet worden en waarvan wij alvast een klein woordenlijstje geven. Al weet een Amsterdammer wat een mafje is, hij kan daaruit niet afleiden, wat Cadets aan de K.M.A. en ook enkele anderen gaan doen, als zij gaan maffen; een militair verstaat onder kanarievogels heel wat anders dan een ornitholoog en bij 't leger heeft stoepie alweer een andere beteekenis dan in de historie, gelijk het een groot verschil maakt of men van een soldaat, van een werkman of van eene vrouw sprekende verklaart, dat hij of zij brood op de plank heeft. De verhalen uit de achterbuurten spreken van kanjer en roeach, de Indische romans van balé balé, gladakker, tandakken, ja, van zooveel Maleisch, dat het niet overbodig mag heeten ook aan deze woorden, hier een plaatsje te geven.

Dat men na 50 jaren de Camera Obscura niet meer zonder woordenlijst kan lezen, heeft Hildebrand zelf erkend, maar wie kan zonder hulp Klikspaan lezen? En hoe velen verstaan niet juist ieder woord, dat Werumeus Buning of van Maurik gebruiken om aan hun verhaal die eigenaardige locale kleur te geven, die er een groote verdienste van uitmaakt! Ook deze zullen vermeld moeten worden.

Tooneelverslaggevers brengen soms woorden te pas, die in de tooneeltaal bekend, maar aan deze zijde van het voetlicht schaars gehoord worden. Wat hengelen en op de pit leunen beteekent, wat een slome duikelaar of een derde golf is, zal niet ieder zoo dadelijk raden, en menig gebruik zal bekend, menige zinspeling verstaanbaar worden, als ons boek dergelijke uitdrukkingen vertolkt.

Hoe de Pamela hoedjes aan dien naam komen en wat Raglans, Byrons en Wellingtons zijn, zal voor Nederlanders beneden de 40 wel niet bekend wezen, nog daargelaten, dat de verklaring der namen van de gebakjes in een banketbakkerswinkel (zoo die ooit gevraagd mocht worden) meer voeten in de aard hebben zou, dan het opstellen van de oorlogsbegrooting. Wie weet er thans nog haast, wat het beteekende naar Spekman te gaan of bestellen melk te drinken! en heel wat Amsterdammers schelden op den Hartjesdag, zonder te weten, waaraan dit feest zijn naam ontleent.

In het Verhaal van de Ton wordt de wereld een kleerkast genoemd en het heelal bij een pak kleeren vergeleken, met evenveel recht kunnen wij de taal onzer hedendaagsche fraaie letteren een bedelaarsdeken noemen, samengesteld uit lapjes

[pagina VII]
[p. VII]

van den meest verschillenden oorsprong. Hier een lap uit het kleed van een bisschop daar een stuk uit den rok van een soldaat en broederlijk met die twee verbonden een klein stukje uit het buis van een hansworst. Hier heeft de oude grootmoeder een stukje van haar bruidskleed afgestaan, daar heeft de oudste dochter een lapje van een balkleedje, elders het jongste zusje een klein knipseltje van een poppejurk voor de deken afgezonderd.

Het zal ons streven zijn, de herkomst van al die stukjes op te sporen en mede te deelen. Maar al te vaak zal het blijken, welk zonderling mengelmoes eene levende taal is, geschreven en gesproken door een volk, welks handelaren met alle landen in betrekking staan, welks zeelieden alle wateren doorkruisen, welks geleerden alle talen lezen en alle litteraturen kennen.

Den statigen Romeinschen muur zien we staan naast den eenvoudigen leemen wand onzer Germaansche voorvaderen, terwijl de Grieksche disch gespreid wordt op de Romeinsche tafel en in ons Arabisch alcoof ons Fransch ledikant staat.

Inderdaad, aan verscheidenheid van stof en aan verrassende nieuwigheden zal het ons niet ontbreken.

Moet eensdeels op een zooveel mogelijk groot getal vragen een kort en afdoend antwoord worden gegeven, anderdeels moeten de antwoorden zóo zijn ingericht, dat het geheel leesbaar is, zoodat het geheel ook een werk wordt, geschikt om in verloren oogenblikken te doorbladeren en een der meest geschikte boeken op de schrijftafel en de salontafel niet alleen, maar ook in de wachtkamer van den geneesheer en den rechtsgeleerde.

Dat menig antwoord anders zal luiden dan velen verwachten, dan ‘urbi et orbi’ verteld wordt, ligt voor de hand; (en waarom ‘urbi et orbi’?) Menigeen zal bijv. met verwondering zien, dat de edelmoedigheid van den leeuw en de vergiftigheid van den upasboom alleen in de verbeelding des dichters bestaan en dat er van het oproer aan boord van het schip van Columbus al even weinig waar is, als van het ei van Columbus.

Waarom de Amsterdamsche straatvigelantes aapjes heeten en hoe ze aan dien naam gekomen zijn, sinds wanneer het woord nihilist bestaat en wat calamiteus eigenlijk is, wat eene eigenschap van sommige polders moet wezen, dat zal menigeen willen weten.

Niet allen weten, hoe men er toe kwam, te zeggen, dat hier of daar ‘de muren ooren hebben’ en hoewel men dagelijks in de couranten kan lezen van utopieën en van rechter- en linkerzijde, er zullen er heel wat zijn, die den historischen oorsprong dier woorden niet kennen.

Namen als gymnasium, athenaeum, lyçeum, odeon, panopticum zijn algemeen in gebruik, maar den waren zin der woorden kent men veelal niet en niet ongewenscht mag men de mededeeling vinden, dat een meerkat niets met ‘katten’ een veelvraat niets met ‘vreten’ te maken hebben, en dat de tuberoos geen roos is.

Opschriften als felix meritis, musis sacrum, woorden als Talmud, Synagoge, Derwisj, Odelisque, gezegden als e pluribus unum en ex ungue leonen komen niet minder voor dan tu l'as voulu George Dandin of, zooals het bij Molière luidt: vous l'avez voulu George Dandin en Que diable allait-il faire dans cette

[pagina VIII]
[p. VIII]

galère, en in den regel kent men evenmin de juiste beteekenis als de afkomst van dergelijke uitdrukkingen.

Hoe komt de zoölogische tuin te Amsterdam aan den naam Artis en het oude lustslot der Fransche koningen aan dien van Tuilerieën? Als iemand zijn tramontane kwijt raakt, weet hij gewoonlijk niet, wat hij verliest, en als hij marsepein eet zal hij veelal bezwaarlijk kunnen vertellen, hoe dat koekje aan dien naam komt.

Hoe weinig sprekers en schrijvers zich daardoor rekenschap geven van de woorden, die ze gebruiken, blijkt wel uit de steeds weerkeerende uitdrukking the right man on the right place, wat eerst een zin heeft, als men leest ‘in the right place.’

De dames mogen zich bevallig hullen in mousseline of barège, in alpaca of valenciennes, of wel astrachan dragen, ze zullen veelal de stoffen beter kennen dan den oorsprong van den naam, en al weet men nu nog, waarom vroegere modekleuren Paris brûle of Solferino-rood heetten, als ze de namen merde d'oie of caca du Dauphin mochten tegen komen, zullen ze er even weinig raad op weten, als op den naam ferronnière voor 't voorhoofdversiersel van Noord-Hollandsche boerinnen.

Gedachtenloos hoort men van da capo en al fine spreken, roept bravò als men brávo bedoelt, al is het tegen eene vrouw, als wanneer het bráva moest luiden, en praat over nocturne en fuga, over harmonie en melodie, maar 't juist begrip ontbreekt bij velen, even als wanneer er van arlequinade, opera, ballet of drama wordt gesproken, waarbij de sprekers en hoorders met onderling goedvinden aannemen, dat ze elkaar verstaan, hoewel de woorden slechts ten naastenbij uitdrukken, wat men zeggen wil.

Twee vragen zullen allicht den belangstellenden lezer op de lippen komen:

1.Wat komt er wel en wat komt er niet in?
2.Hoe weten we, dat hetgeen er in komt, juist is?

Bij de eerste vraag denk ik aan Wagner in den Faust:
‘Zwar weiss ich viel, doch möcht ich alles wissen,’
en er kan geen ander antwoord volgen dan: Na eene voorbereiding van zeer vele jaren en het samenbrengen van bouwstoffen, die tienmaal meer bevatten, dan noodig is, zal zooveel mogelijk alles gegeven worden, wat een dozijn zeer belezen mannen achten, dat toelichting behoeft.

Wat de tweede vraag aangaat, zij gezegd, dat wij, zou 't boekwerk niet onhandelbaar worden door zijn omvang, genoodzaakt waren alle autoriteiten en bronnen onvermeld te laten, maar dat het werk met de grootst mogelijke zorg wordt samengesteld en dat elke rubriek, voor ze ter perse gaat, door een specialiteit in elk vak wordt nagezien en verbeterd of aangevuld, terwijl de proefvellen door vier verschillende medewerkers in hun geheel gelezen worden.

Bij een werk van dezen aard zijn echter uitlatingen en vergissingen niet te vermijden; aan het einde zullen dus aanvullingen en verbeteringen worden geplaatst.

 

DE REDACTIE.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken