Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 4 (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 4
Afbeelding van Gedichten. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.06 MB)

ebook (3.37 MB)

XML (0.64 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 4

(1905)–Nicolaas Beets–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

Zelfban.

 
Een ziel verlost van zonde en dood,
 
En rein van smet,
 
Kwam, waar zich 's hemels poort ontsloot,
 
Met steelschen tred.
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
Een glans lag op haar aangezicht,
 
Zoo vol en klaar;
 
Maar ook een schaduw, bij dat licht,
 
Gansch wonderbaar.
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
Als de avondwolk, die zachtjes drijft,
 
Met goud omboord,
 
Maar schijnbaar onbeweeglijk blijft,
 
Zoo sloop zij voort.
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘Ontsluit de poort, ontsluit haar wijd!’
 
Riep Petrus uit.
 
‘Zij is van smet en vlek bevrijd;
 
Niets dat haar stuit.’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘Al kleeft mij smet noch vlek meer aan,’
 
Zoo sprak zij stil,
 
‘Ik kom niet hier om in te gaan;
 
Ik mag noch wil.’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘Eén blik slechts in de Stad, zoo schoon!
 
Eén blik voor mij
 
Op 't Lam, dat in den gouden troon
 
Zit aan Gods zij!’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘Eén galm slechts van het Nieuwe Lied
 
Tot 's Winnaars eer!
 
Van 't Levend Water, dat hier vliet,
 
't Geruisch, niets meer!’
 
Al de Englen zwegen stille.
[pagina 128]
[p. 128]
 
‘Het ingaan staat niet aan mijn macht;
 
Want ik moet zijn,
 
Waar een tot leed gedoemd geslacht
 
Krimpt in zijn pijn.’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘En die hier inging mag tot daar
 
Niet overgaan,
 
Hoe foltrend hem hun droef misbaar
 
Om 't hart moog slaan.’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘Die inging: zucht noch stomme smart
 
Mag om hun nood
 
Zich niet meer melden in zijn hart,
 
Hoe zwaar en groot.’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘Ik had twee broedren; eigen bloed
 
Is 't hart zoo dier;
 
Thans vloeken zij elkaar verwoed
 
In 't helsche vier.’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘Hoe zou 'k de gouden harpe slaan,
 
Als door mijn lof
 
Zoo diep een weemoedstoon moest gaan,
 
Die hen betrof?’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘Hoe nog beminnen wat versmacht,
 
En zijn verblijd?
 
Hoe loven, met mijn gansche kracht,
 
Als 'k om hen lijd?’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘O Heerlijk straalt de Gouden Straat,
 
Waar 't oog op blikt!
 
De Boom, die in het midden staat,
 
Geurt en verkwikt!’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘De Heiligen met kroon en palm,
 
Hoe schittren zij!
 
Hoe schoon en grootsch hun zegepsalm!
 
Maar niet voor mij.’
 
Al de Englen zwegen stille.
[pagina 129]
[p. 129]
 
‘Hier is geen nacht; maar, waar geen dag
 
Is, moet ik heen;
 
Rampzaalgen troosten wat ik mag,
 
In hun geween.’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
Sint Petrus zag haar toornig aan;
 
Straf klonk zijn stem:
 
‘Mint gij den Heer, en wilt gij gaan
 
Zoo ver van Hem?’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘Mint gij den Heer, die voor u stierf,
 
En mijdt gij 't oord,
 
Waar de eerkroon, die hij zich verwierf,
 
Zoo schittrend gloort?’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘Die eens hier inging kent niets meer
 
Waar 't hart naar haakt:
 
Niets mist hij, want hier is de Heer,
 
En 't heil volmaakt.’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘Zou 'k dichter bij mijn Heiland zijn,’
 
Was 't wederwoord,
 
‘Met minder deernis voor de pijn,
 
Die hen doorboort?’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘Hem meer gelijken, nader staan,
 
Met min gevoel
 
Voor hen, die in hun leed vergaan,
 
In gindschen poel?’
 
Al de Englen zwegen stil e.
 
 
 
‘Verdroeg Hij niet de schande en smart
 
Aan 't kruis voor mij,
 
Mijn zonde dragende op zijn hart,
 
Uit medelij?’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘Zou 'k dit vergeten, en aan Hem
 
Gelijker zijn,
 
Slechts juichende met luider stem:
 
Het heil is mijn?’
 
Al de Englen zwegen stille.
[pagina 130]
[p. 130]
 
De Heer stond zelf dicht bij de poort,
 
En hij verstond
 
Het diep gevoeld, ontroerend woord
 
Uit haren mond.
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
Ontferming is een godlijk iet
 
In 't menschlijk hart;
 
Dat, waar Gods Eenge mensch om werd,
 
Verzaakt hij niet.
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘O Liefdrijk hart!’ heeft hij gezeid,
 
‘'k Zal met u gaan.
 
Ook mij staat enkel heerlijkheid
 
En macht niet aan.’
 
Al de Englen zwegen stille.
 
 
 
‘'t Verloorne gaan wij zoeken en
 
Wat diepst me ontviel -
 
Die ergsten, wien ik noodigst ben,
 
Gaan me aan de ziel.’
 
Al de Englen zwegen stille.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken