Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 2 (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 2
Afbeelding van Gedichten. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.75 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 2

(1905)–Nicolaas Beets–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De begrafenis.
Joh. XIX. v. 38-42.

I.
De afneming.

 
Nu zal geen kwaad der aard meer deren
 
Den Heer der Heeren;
 
Nu is zijn leed voorbijgegaan;
 
Nu randt, van 't lichaam afgescheiden,
 
Noch Jood noch Heiden
 
Zijn ziel meer aan.
 
 
 
Nu helpt een vriendenhand zijn leden
 
Zacht naar beneden,
 
En neemt ze 't smaadlijk kruishout af;
 
Nu leggen treurende getrouwen
 
En droeve vrouwen
 
Hem weg in 't graf.
[pagina 235]
[p. 235]
 
Nu wedervaart den dooden Heere
 
Rechtmatige eere;
 
Het sneeuwwit lijnwaad dekt zijn leên,
 
En specerije, die zij strooien
 
In al de plooien,
 
Geurt om Hem heen.
 
 
 
Een nieuwe grotte zal omvatten
 
Dien schat der schatten,
 
Met zooveel droef geschrei beweend;
 
Daar zal Hij, na zooveel verdrieten,
 
De rust genieten
 
Die 't graf verleent.
 
B.

II.
Jozef van Arimathea.

 
Arimatheër! boven allen
 
Roemt u ons harte hoog;
 
U is een heil te beurt gevallen,
 
Benijdbaar in ons oog.
 
Gij hebt uw onbeschroomde gangen
 
Ten landvoogd heengericht,
 
En 't lichaam uit zijn hand ontvangen,
 
Dat in uw grafplaats ligt.
 
 
 
Zie, als Hij omging door de streken
 
Van 't onerkentlijk land,
 
Met wonderdoen en zegenspreken,
 
Met kracht van woord en hand,
 
Wat vond Hij al gesloten deuren,
 
Bij menig trotschen Jood!
 
Hoe zeldzaam mocht het Hem gebeuren
 
Dat Hij werd in genood!
 
 
 
De vossen hadden hunne holen,
 
De vogels nesten, waar
 
Zij zich voor hitte en kou verscholen,
 
En dekten voor gevaar;
 
Maar van zichzelven moest Hij zeggen
 
Hem was geen plaats bewust,
 
Waar Hij het hoofd kon nederleggen,
 
Verzekerd van zijn rust.
 
 
 
Van wie in Isrel gastvrij waren,
 
Naar vaderlijke deugd,
 
Nam slechts het dak der tollenaren
 
Hem op met ware vreugd.
[pagina 236]
[p. 236]
 
't Getal was klein der trouwe vrienden,
 
Die met een vroolijk hart
 
Hem volgden, uit hun goedren dienden,
 
En deelden in zijn smart.
 
 
 
Aan dezen hebt ge u aangesloten,
 
Discipel van den Heer!
 
Gij schaamt u onder Isrels grooten
 
Zijn heilgen naam niet meer.
 
Gij wilt zijn dierbaar lichaam dragen
 
Naar 't graf, dat u behoort;
 
Daar zal geen boosheid Hem belagen;
 
Daar rust Hij ongestoord.
 
 
 
O Jozef! heilig is nadezen
 
Die grafplaats van den Heer!
 
Hoe zalig zal de rust u wezen
 
Daalt gij er zelf in neer;
 
Hoe rustig zult gij nederleggen
 
Uw hoofd, daar God u riep;
 
‘'k Ga slapen,’ zult gij stervend zeggen,
 
‘Waar eens mijn Heiland sliep.

III.
Het graf.

 
Eindpaal van mijn aardschen loop
 
En verslinder van mijn leven!
 
Zal ik angstig voor u beven,
 
Zonder uitzicht, zonder hoop?
 
Zal ik bang zijn en ontsteld,
 
Als mijn pad u tegenhelt?
 
 
 
Neen; mijn Heiland ging mij voor;
 
Vriendlijk hebt gij Hem ontvangen,
 
Daar Hij ruste mocht erlangen
 
Na een moeizaam levensspoor;
 
't Was eerst in uw donkren schoot
 
Dat Hij waarlijk rust genoot.
 
 
 
Moedig, willig volg ik nu;
 
'k Wil het uur begeerlijk vinden,
 
Dat ik met al 's Heilands vrinden
 
Vredig rusten zal in u;
 
Waar mij nood noch ongeval,
 
Ramp noch kwaad verschrikken zal.
[pagina 237]
[p. 237]
 
Zoo ik levend Hem behoor,
 
Leidt Hij mij op zachte wegen,
 
Overstroomt Hij mij met zegen,
 
Licht Hij met zijn lamp mij voor;
 
Ook tot in uw donkren nacht
 
Strekt zich uit mijns Heilands macht.
 
 
 
Zoo Hij-zelf uw kuil bezocht,
 
Dat brengt vrede, heil en zegen
 
Allen, die daar zijn gelegen,
 
Na den jongsten ademtocht;
 
Ook het graf behoort Hem toe,
 
Wien ik juichend hulde doe.
 
 
 
Stortte ik morgen in u neer,
 
'k Zou des niet wanhopig wezen;
 
Hij mag graf en dood niet vreezen,
 
Die zich vriend noemt van den Heer;
 
Jezus stierf, zoo sterve ook ik!
 
Hem behoort mijn jongste snik!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken