Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 2 (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 2
Afbeelding van Gedichten. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.75 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 2

(1905)–Nicolaas Beets–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De opstanding.
Matth. XXVIII. 1-15.

I.
De wachters.

 
Geef waakzaam acht,
 
Romeinsche wacht!
 
Het werd zoo streng u aanbevolen.
 
Verzegeld hebben zij den steen;
 
De zorge rust op u alleen,
 
Dat thans het lijk niet zij gestolen!
 
De boosheid tobde lang zich af,
 
Hoe zij haar vijand best zou vangen,
 
Totdat zij Hem aan 't kruis zag hangen;
 
Nu ligt Hij neder in dit graf!
 
Daarom, o wacht!
 
Geef waakzaam acht.
 
 
 
De priesterschaar
 
Ziet nóg gevaar;
 
Want Jezus had dit woord gesproken,
 
Dat Hij alleen ter dood zou gaan,
 
Om levend weder op te staan,
 
Als 't derde licht was aangebroken.
 
Veel teeknen gaf Hij van zijn macht,
 
En schoon hun hoogmoed 't niet geloofde.
[pagina 238]
[p. 238]
 
Zoo zijn discipelschaar Hem roofde,
 
Verkreeg die leugen schijn en kracht,
 
Daarom, o wacht!
 
Geef waakzaam acht.
 
 
 
't Is waar, hunn' stoet
 
Ontbrak de moed,
 
Hem na te treden op zijn wegen;
 
En zoo zij durfden, hun ontbreekt
 
De lust, die zulk een stuk besteekt,
 
En 't aantal om het feit te plegen;
 
En zoo zij 't pleegden, zou een lijk,
 
Dat ze in geheimen hoek verstaken,
 
Des kruislings dood ten leugen maken,
 
En geven van zijn leven blijk? -
 
Nochtans, o wacht!
 
Geef waakzaam acht.
 
 
 
Des Priestren hart
 
Slaat nog benard
 
Van stille en slecht verheelde zorgen.
 
Het is 't geweten dat hen jaagt,
 
En hen met duizend vreezen plaagt,
 
Gelijk een worm in 't hart verborgen.
 
Wel is het gruwelstuk geslaagd:
 
Maar telkens, met inwendig schrikken,
 
Zien ze om zich heen met schuwe blikken,
 
Of daar geen spook van wrake daagt.
 
Daarom, o wacht!
 
Geef waakzaam acht.
 
 
 
Voor u geen rust,
 
Geen sluimerlust!
 
Maar kondt ge ook gansche benden weren, -
 
Vergeefs! waar hooger macht genaakt,
 
Die al uw moed te schande maakt,
 
En al uw wapens af kan keeren.
 
Want blijken zal het dezen nacht,
 
Of wien de dood hier houdt gebonden
 
De Christus is, van God gezonden,
 
Of dat deze aard een andren wacht. -
 
Dies, wachters! waakt,
 
Het uur genaakt!
[pagina 239]
[p. 239]

II.
De morgen.

 
Stil is de Nacht en zwart
 
En schrikbaar voor het hart;
 
Elk legt als in zijn graf,
 
Een poos het leven af,
 
En toont zich in dien schijn,
 
Waarin men dood zal zijn;
 
Des levens luid gerucht
 
Smoort in zijn dikke lucht;
 
Stil is de Nacht en zwart,
 
En schrikbaar voor het hart.
 
 
 
Maar als het Morgenrood
 
Dees dagelijkschen dood
 
Met heldren glans beschijnt.
 
Zie hoe zijn schrik verdwijnt!
 
Het Leven heft zich op,
 
Met sneller harteklop;
 
't Geluid ontwaakt en groet
 
Den vroolijk' ochtendgloed;
 
De boei des slaaps valt neer,
 
En de aarde vreest niet meer.
 
 
 
Maar u, o Zondagnacht!
 
Is blijder toegedacht;
 
Een heldrer ochtendschijn
 
Zal heden de uwe zijn;
 
Uw rijzend morgenrood
 
Beschijnt den waren dood
 
Met leven, waar geen nacht
 
Mee beurt houdt of op wacht;
 
Met licht, welks stralengloed
 
De zon verbleeken doet.
 
 
 
Gods Englen dalen af
 
En oopnen Christus 't graf;
 
Hun hoofd omstraalt een krans
 
Als bliksemlicht van glans;
 
Maar Christus aangezicht
 
Blinkt van een schooner licht;
 
Het is de klare straal
 
Van 's Heilands zegepraal,
 
Die dood en hel verwon;
 
Het is de Nieuwe Zon;
 
 
 
De Zon van schooner dag
 
Dan menschenoog ooit zag;
[pagina 240]
[p. 240]
 
De Zon van hooger lucht,
 
Waarnaar al 't schepsel zucht;
 
De Zon, die 't licht verspreidt
 
Van onze onsterflijkheid! -
 
O Zon, die de aard verlicht!
 
Hoe mat werd uw gezicht,
 
Hoe stak uw schittring af,
 
Bij 't licht uit Christus graf!
 
 
 
Licht van den derden dag, -
 
Sinds Hij te rusten lag
 
In 't duister der spelonk,
 
Waarin Hij nederzonk, -
 
Gegroet! heel de aarde viert
 
Den dag, waarop gij wierdt!
 
- Maar meerder Gij gegroet!
 
Gij, meer dan zonnegloed,
 
Gij, eeuwig, hemelsch Licht,
 
Waar alle zon bij zwicht!
 
 
 
Sinds uw verrijzenis
 
Geen graf meer duister is!
 
Gij werpt uw lieflijk rood
 
Op 't aanschijn van den dood;
 
Gij maakt de toekomst licht
 
En helder voor 't gezicht;
 
Hoe zalig mag hij zijn,
 
Die opziet naar uw schijn!
 
O Christus, Zon en Heer;
 
De schaduw is niet meer.
 
B.

III.
De Heer is waarlijk opgestaan.

 
Toen 's Heilands Englen 't zegel braken
 
En wentelden den zwaren steen,
 
Toen vlood de ontstelde wachter heen,
 
Met vale doodsverf op de kaken,
 
En voelde 't hart van siddring slaan;
 
De Heer was waarlijk opgestaan.
 
 
 
Maar als de Raad der boosheid hoorde
 
Wat door de wachters was aanschouwd,
 
Zij daadlijk met een handvol goud
 
't Waarachtige verhaal versmoorde;
 
Haar dacht, de dag der wraak brak aan:
 
De Heer was waarlijk opgestaan.
[pagina 241]
[p. 241]
 
Maar als de rij van zijn vriendinnen,
 
Droefgeestig in den grafkuil ziet,
 
Zoo spreekt een Engel: ‘Vreest gij niet!
 
Hij, dien gij zoekt, schuilt hier niet binnen;
 
Gaat heen; zegt zijn Disciplen aan:
 
De Heer is waarlijk opgestaan.’
 
 
 
‘Hoe lieflijk mag die blijmaar klinken;
 
De lieve Heiland bleef niet dood;
 
Zijn toeven in des aardrijks schoot
 
Deed schittrender zijn glorie blinken;
 
Wij kunnen rustig grafwaarts gaan:
 
De Heer is waarlijk opgestaan.
 
 
 
B.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken