Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De betoverde wereld (1691-1693)

Informatie terzijde

Titelpagina van De betoverde wereld
Afbeelding van De betoverde wereldToon afbeelding van titelpagina van De betoverde wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.52 MB)

Scans (102.75 MB)

ebook (4.68 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
non-fictie/filosofie-ethiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De betoverde wereld

(1691-1693)–Balthasar Bekker–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

VI. Hoofdstuk.
Sulks blijkt voor eerst aan d'overblijfselen des heidendoms diemen heden meest in 't Noorden van Europa vind.

§. 1. EUropa is geseid van buiten om, en meest in 't Noorden noch enige Heidenen heeft; doch soo raaw en onbeschaafd, dat het lichteliker te sien is watse doen, dan te raden watse geloven. Men heeft van de Lappen en Finnen 't meeste bescheid; ende met name van de genen, die onder 't gebied van Sweden staan: waar te neffens oock Scheffers Beschrijvinge van 't Swedisch Lapland, uit de voornaamste schriften getrokken, ons den meesten dienst sal doen. Daarom sal ik eerst van desen; en daar na van d'anderen, so veel my voorstaat, berigten. Sonder alles te geloven datter van verhaald word, waar van ik de helft niet achte waar te zijn: so is't nogtans gewis, dat het Heidendom by die volkeren, schoon onder kristen koningen staande, te weten den Deen of Sweed of Moskovijt: echter onder den duim noch so veel hunder oude nukken plegen, alsse weinig lust of kennis tonen in het Kristendom. De heer Scheffer heeft het Sweeds Lapland onlangs met so veel neerstigheids, en op so sekere berigtingen beschreven, datmen op sijn seggen staat mag maken. En mitsdien dat hy d'ander Lap-

[pagina 23]
[p. 23]

pen beneffens de Finnen dikmaals daar mede in betrekt; so magmen waarschijnelik besluiten, dat het by hen allen vast eenerley werk is: te meer omdat het gene anderen in hunne schriften hebben aangeroerd, die volkeren aangaande, met het gene Scheffer van de Sweedsche Lappen schrijft, op een uitkomt. Ik sal my derhalven aan hem alleen houden; hoewel niet alleen, dewijl hy alle d'anderen, die voor hem geschreven hebben, in sijn boek mede begrijpt. Hunne gevoelens laat ons eerst vernemen, en daarna van hunnen Toverhandel spreken.

§. 2. De voorwerpselen hunder heidensche godsplegingen zijn in driederley slag trapsgewijse onderscheiden. De hoogsten van allen zijn Thordaen of Thoar, de Donder, Stourjunkare, en Baiwe de Son. D'eerste by de Laplanders ook Tietemes geheeten; welken naam sy mede aan 't geluid des Donders geven, dien sy geloven dat in sijn geweld is. Hy is dan hun Jupiter, by hen mede Aijeke, dat is Bestevaer genaamd. Leven en gesondheid schrijvense toe aan sijn bestuur; en stellen self de bose Geesten onder sijn bedwang: ook so verre dat hy hen door den slag sijns donders dood, so sy de Lappen te veel plagen; even gelijk d'oude Romeinen die wraak aan Iupiter verlieten. Op den Regenboog, aijekedange, dat is bestevaers boge genaamd, als op sijnen troon geseten, schiet hy alle donderpijlen op de duivels af, en kan hen somtijds met aijekenedschera, bestevaers hamer den hals en kop te pletteren slaan. Dieshalven word hy ook van hen boven alle d'anderen geëerd. Stourjunkare, dat so veel als heilige Landvoogd te seggen is, anders ook Stourapasse, dat is, groten Heilig genaamd; is by hen de grote Pan, of in plaats van Diana, god van vee en veld, van bosch en wild, en voornamelik van de jagt: Ajekes algemeen stedehouder in dat bewind. Hy is dikmaals verschenen, seggense, aan de genen die ter jagt, of uit visschen gingen, en jonkerachtig toegetakeld, met een muskett in de hand, hebbende volgels voeten. Baiwe of Beiwe de Son, (gelijk paive den dag betekend) word by hen om 't goed dat hy op der aarde werkt, ende daarom ook des somers meest geëerd.

§. 3. De Manes der Romeinen, hier voor. 2.§.15. gedacht, zijn der Lappen ondergoden, ende by hen Sitte genoemd. De Zielen der doden worden by hen als magt hebbende door offerhande vereerd: hoe wel ik niet gemeld vinde, watse eigentlijk daar of houden. De laatsten zijn de Juhlen, omswervende geesten, die sich by hopen hier en daar versamelen, so sy wanen, in de lucht over bosch en berg sweevende. Maar ik en vinde hier ook niet aantekekend, wat goed en quaad hen van dese geesten, na hunne meeninge komen kan. Dat sy houden hen in minder waarde dan de eerst genoemden; doende echter offerhande, waar in sy het iet om te eten geven. Maar geen Beeld word aan een van allen opgeregt, ofte vereerd: self aan Baiwe niet, om dat hy uit hem selve sienbaar is: maar aan Aijeken en Stourjunkare alleen; den eersten van hout, den anderen van steen.

§. 4. Op sulken Gelove der Heidensche Lappen is ook hunnen Waarseggery en Tovery gegrond. Waar van ik echter dit moet seggen, dat ik Scheffer leesende, en 't gene hy uit ander schryvers aantrekt met sijn eigen

[pagina 24]
[p. 24]

vergelijkende, lichtelijk bemerken kan, dat het met der Noordscher volkeren toverye op verre na so breed niet is alsmen daaraf roept. Maar 't gene Scheffer bevonden heeft, daarin is hy wel te geloven. Ende moet ik dan vooraf met sijne eigen woorden uit het 11.cap.seggen. Dat hoewel de Laplanders te deser tijd de Magia niet so drok noch openbaarlik plegen als hunne voorouders deden, die meer aan dese bygelovigheden hingen daar nu de meeste vry af zijn, 't land van dese wichelarijen gesuiverd zijnde, t'sedert dat de koning van Sweden op moeijelijke straffe verboden heeft, enige besweeringen te gebruiken: niet te min isser noch al een groot getal der genen die sich daar in oefenen, en daar aan houden. En so iemant na de reden vraagt: het is om dat sich de Laplanders allegaar inbeelden, dat de Toverye voor hen van onvermijdelike noodsakelikheid is, om de lagen en quellingen hunder vyanden te vermijden. Hy seit verder, datse self scholen daar toe houden, daar sy hunne kinderen de Toverkunst doen leeren: en 't gene noch wonderliker schijnt, denselven hunne bose geesten, daar sy dienst van hadden, op hun sterven by testamente overlaten, om die van hunne vyanden door deselve te verwinnen.

§. 5. Hunne kunsten diese door middel hunner Goden en Geesten wanen te doen, zijn of om door Wicchelarije iet te weten, of om door Toverije iet te doen. Het eerste word door een ding dat sy kannus noemen, ende na eenen trommel gelijk, in 't werk gesteld. Die moet van seker hout, en wel meer van birken gemaakt zijn. Het vel daar over gespannen, veelsins met karacters geschilderd, met ene verwe uit de schors van elsenhout gemaakt. Met enen hamer van enen vinger lang daar op geklopt, letmen op een bosch blikken ringen daar op geplaatst, dat na regter of slinker zyde verspringt: het eerste belooft geluk, het ander dreigt ongeluk. Of de tovertrommel, anders gebruikt, geeft den staat en het doen des afwesenden te verstaan, al ware 't ook honderden van mijlen verre. De wicchelaar valt, na 't roeren van de trommel, in onmagt, ende ligt voor dood onroerelik ter aarde: kort of lang, na dat hy verre van daar is, na wien gevraagd word. Opstaande seit hy dan, 't gene men gelooft also te zijn.

§. 6. Hunne Toverplegingen worden door geen eenerhande middelen verrigt. Het eerste is een riem met drie knopen, aan 't zeevarend volk te koop, om wind te maken. D'eerste knoop los gemaakt, sal weinig, de tweede veel, de derde al te veel winds uitgeven De Deensche Lappen in Finmark' drijven dese neering meest, also sy aan de Zee palende, daar toe de gelegentheid gereeder hebben. Het ander verhaalt Scheffer op die wijse, dat hy met een te verstaan geeft, hoe weinig dat hy self daar van gelooft. Te weten, lodene pookjes ontrent een vinger lang: welke met het punt vooruitgesteken na de plaats daar hy is diense quaad doen willen, denselven swaren siekten en pijnlike quellingen toebrengen. Een sak vol vliegen, voor duivels gehouden, en telken dag een daaruit gelaten, om den vyand te plagen, is een ander gebruik, dat niet al te wel bedend is. Eindelik de tyre een kleine bol, als enen neut op sekere wijse gemaakt, heeft het selfde gebruik.

§. 7. Genoeg van de Lappen nu sal ik van d'anderen ook een weinig mel-

[pagina 25]
[p. 25]

den. Van de wilde Yren is by Litgow te vinden, datse, ter behoudenisse van hen self en van hun vee, de Maan aanbidden; gebruikende onder anderen dese woorden, Laat ons so gesond als gy ons vind. Waar uit ik besluite, dat se iet van 't Heidendom hebben, 't welk enige kragt der Godheid in den invloed van de Sterren stelt: so nochtans, dat dese de volle magt van dat bewind aan deselve niet toeschrijven; als uit sulken stijl van bidden blijkt.

§. 8. Van een heidensch overblijfsel by de Samogyten, tusschen Littouwen en Lijfland geseten, word mede getuigd, datse grote eere aan de Son en Maan, Vuur, Donder, Bosschen, en seer hoge Bomen doen: een bewijs, datse boven dien sulke Daemons in de lucht en op der aarde geloven. Maar hoe weinig staats by sulk volk op die Dondergoeden, of Luchtgeesten gemaakt word, geeft Olaus Magnus te kennen, wanneer hy van enige Noordsche volkeren getuigt: hoe sy niet alleenlijk hunne Goden helpen strijden tegens hunne vyanden, den donder met grote hamers nabootsende; maar self ook wel bestrijden, door pijlen en ander krijgstuig in de lucht op te schieten. In Littouwen vindmen plaatsen, daar 't volk enen huisgod, Dinstipan, dat is, Rook- of Schoorsteen voogd, aanbid.

§. 9. De Kerremissische Tarters geloven datter Plaaggeesten zijn, so Olearius bevonden heeft; die de menschen in dit leven, (want het ander leven gelovense niet) veelsins beangstigen en beledigen konnen, sose willen: 't welk voor te komen of af te weeren, sy deselve met offerhande aan de rivieren vereeren. Sy aanbidden ook, stelt hy, de Son en Maan: dewijle sy bemerken dat door derselver werkinge het land veel goeds geniet. Maar van deser volkeren tover gebaar vind ik niet merkwaardigs aantegekend.

§. 10. D'Yslanders komen met de Lappen en Finnen nader over een. 't Meeste dat wy daar af weten is 't gene Blefkenius daar van schrijft. Sy erkennen mede sulke huisgeesten, die hen 's nachts wekken om te gaan visschen: achtende dat niemand goede vangst sal hebben, die van sulk enen niet gewekt, evenwel soude bestaan te visschen. Ditmarus Blefkenius in den jare 1663. van daar na Portugal gevaren, hadde self van enen Ionas, so hy schrijft, enen neusdoek met drie knopen ontfangen, om by gebrek van wind op zee los te maken. Die knopen plegen sy onder 't prevelen van enige woorden daarin te doen. Voorts geven sy mede voor, datse magtig zijn, schoon aan land blijvende, de schepen in zee te doen voortgaan of te beletten. Doch ik sal dien doek met de knopen noch wat by my houden, om hierna te sien, hoese los te maken zijn: ik sal ook die schepen so lang in zee laten, tot dat ik sie, wie deselve, wanneer se stil liggen, sal doen voortgaan; of wanneerse voortgaan, te rugge houden sal. Thans valt dan in Europa voor ons niet meer te doen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken