Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De betoverde wereld (1691-1693)

Informatie terzijde

Titelpagina van De betoverde wereld
Afbeelding van De betoverde wereldToon afbeelding van titelpagina van De betoverde wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.52 MB)

Scans (102.75 MB)

ebook (4.68 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
non-fictie/filosofie-ethiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De betoverde wereld

(1691-1693)–Balthasar Bekker–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

V. Hoofdstuk.
By de hedendaagsche Heidenen zijn diergelijke leeringen en seden ook te sien.

§. 1. VAn 't oud Heidendom dan onder ons, of ontrent ons, en die volkeren die de konsten en weetenschappen meest herwaarts aan gebragt hebben, is dus verre tot noodruft gesproken. Nu staat ons toe, dat wy 't hedendaagsch Heidendom met een besien: om te mogen weten, hoe verre hun gevoelen en bedrijf ontrent de Geesten, buiten behulp van het schriftuurlik licht, dat hen nooit bescheenen heeft, sich strekken kan. En dat daarom te meer, dewijle de genen, van welken dus verre gesproken is, en die door't Kristendom verdreven zijn, maar een deel van de weereld besloegen: en dat wy van weinig anderen, slegs door hun aangeven, uit nagelaten schriften enige geringe kennis hebben; doch van verre 't grootste deel het alleminste niet. Want de geheele weereld by menschen bewoond, word uit hedendaagsche ondervindinge niet beter dan in drie grote Eilanden verdeeld: waar van d'eene maar by d'oude Grieken en Romeinen, (en dat nog niet geheel d'andere by ons, noch nauwelikx 200. jaren lang bekend geweest, en het derde als noch ten grootsten deele onbekend is. D'eerste word om voorseide reden gemeenlik d'oude weereld genaamd; in Europa, Asia en Africa verdeeld. Van Europa, pas half so groot als een van d'andere twee, zijn d'inwoonders aan de noordkant meest noch al in 't Heidendom. In Asien mag vast het tiende deel van Kristenen bewoond zijn; al 't ander sal misschien wel voor een derdendeel onder de wett van Mahomet staan; so dat verre de grootste helft noch t'eenemaal heidensch is. Africa in 't noorden van Mahometanen, in't oosten beneffens die ook van halve Kristenen bewoond, moet noch wel op tweederdedeelen heidensch zijn. De nieuwe weereld, van den eersten vinder America, en by ons in't gemeen West Indien genaamd, waar van het zuider deel bykans so groot als Africa, en het noorden (noch niet in alles bekend) misschien niet kleinder dan Asia is, ligt noch geheel in 't Heidendom; ende weet weinig van Kristenen anders dan die daar uit Europa komen. Dese zijn de Spanjaarden, Portugysen, Engelschen, Franschen, Nederlanders: die hier en daar enige dier Heidenen tot het Kristendom brengen; immers d'Engelschen leggen daar heden neerstig op toe. Ondertusschen konnen dese Europers ons van den toestand deser volkeren, wat Geloof en Godsdienst betreft, door ommegang met deselve, ten groten deele onderrigten. Maar van 't onbekende Suidland, dat na den ommetrek te gissen (so daar geen binne-zeën zijn, misschien so groot al Europa en Asien is) magmen wel vastelik vermoeden, dat het (van Kristus leer of volk tot noch toe onbesocht) door en door heidensch is.

§. 2. Maar tot wat einde, meugt gy seggen, dient nu dit verhaal? 't Is, mijn Leeser, my alleen daarom te doen, dat gy, siende hoe noch heden

[pagina 21]
[p. 21]

wel drie vijfde deelen der bekende weereld heidensch zijn; daaruit oorsaak neemen soud, om te denken, dat wy van der Heidenen gevoelens en gebruik ontrent de Geesten niet genoegsaam onderregt zijn, uit alsulker volkeren boeken die niet meer in wesen zijn; en doese waren, nauwelix een tiende deel der bewoonde weereld maken konden. Daarom sal d'eenparigheid van gevoelens der Onkristenen, onder so veel verscheidenheid der selfe, en afgescheidenheid van plaatsen, waar door 't eene volk met het ander geen gemeenschap heeft, ja die 't meerderdeel van malkanderen nooit en wisten: die sal ons, seg ik, tot bewijs moeten dienen, van 't gene 't algemeen licht des verstands, na den val in den mensch overgebleven, goeds bewaard; en wat d'algemeene verdorventheid quaads heeft ingebracht. Dit sal ons dan te passe komen, wanneer wy, tot der Kristenen gevoelens gekomen zijnde, hier uit het onderscheid sien sullen, van 't gene in den grond met de gemeene waarheid bestaat, en 't gene uit d'algemeene verdorventheid daar onder vermengd is. Nu sal ik dan van 't gevoelen en 't gebruik der huidendaagsche Heidenen spreken.

§. 3. Doch dit en is niet nodig dat ik hier wijdlopig doe: want daar soude mijn boek veel te klein toe vallen: noch 't en is ook mijn voornemen niet een historie te beschrijven; maar alleen exempelen te verhalen, om te tonen wat de meest bekende volkeren van dit maaksel in hunnen schild voeren. En dit behoef ik ook al verder niet te doen: dan om te doen blijken, dat deselve, schoon van geheel anderen tijd, land en sprake; nochtans in den grond so wel met d'ouden als met malkanderen t'samen stemmen. Hier toe is my de weg voor een groot deel gebaand van den neerstigen Carolijn; die in sijn Hedendaagsch Heidendom uit meer dan 50. schrijvers heeft by een gebracht, al wat de heidenen van onsen tijd, over gansch Asien, Afriken, en een deel van Europa, in 't stuk des Godsdienstes geloven of bedrijven: jammer! dat hy niet beleefd heeft, ons insgelijx van des nieuwen weerelds inwoonderen te berichten. Dat hadde my de meeste moeite wel gespaard, sulx uit verscheirich schriften by een te soeken.

§. 4. Ondertusschen word het dienstig hier geseid, dat vast alle degenen, met welker schriften d'eerwaarde Corolinus sich beholpen heeft, en so ook daar ik my self mede sal behelpen moeten, Kristenen zijn; die der Heidenen geloof en godsdienst meest uit derselver stuksgewijse vertellingen, en 't aanschouwen hunder dienstpleginge, aangetekend hebben: en datse dienvolgens aan ons sulken naakte noch nette kennisse van 't gene sy verhalen niet en geven, als van d'oude heidenen uit menigte hunder eigene schriften te halen is. Die hebben ons van hunne eigene saken in eigener tale gesproken: maar het hedendaagsch Heidendom word ons, als oneigen, door de Kristenen beschreven. Dus bevind ik datse vast alle in een selfde vooroordeel zijn, aangaande 't gene sy verhalen, dat verscheidene volkeren den Duivel self aanbidden, en sich boven mate quellen, of laten pijnigen, om Duivels martelaars te zijn. Want ik meine dat het misverstand sich self ontdekt in 't gene de voorseide schrijver in 't 7. Cap. van 't 1 deel pag. 56. met dese woorden seit: Trigautius

[pagina 22]
[p. 22]

getuigt van de Sinesen, dat velen onder haar den Duivel om raad vragen, of de gemeinsame geesten, so syse noemen, welke vele onder haar zijn. En dese saak word meer goddelijk dan duivelsch onder haar gehouden. So meen ik dat het ook by alle d'anderen is, wienmen sulx nageeft datse regtstreex den Duivel aanbidden. Want ik agte, dat die menschen ten gronde toe ondersocht zijnde, te kennen sullen geven, datse niet en weten wat wy door den Duivel verstaan.

§. 5. 't Is ook licht te begrijpen: dat sy die geen eenerley verstand met ons van God hebben, ook dat begrijp van den Duivel niet maken konnen, datter de Kristenen afhebben: want die God op sijn kristens niet en kent, die kent ook den Duivel niet. Of het is onmogelik, dat iemant den Duivel kennende voor 't gene dat hy is, den selven aanbidden sal. Want dat d'Apostel van de Heidenen seit, datse kunnen offerhanden aan de Duivelen doen, 1 Kor. 10:20. dat en is niet van den Duivel als hoofd der bosen Engelen; (gelijk Matt.25:41.) maar van de Daimones, daar wy flus af spraken, uitdrukkelik geseid: also Paulus te dier plaatse in 't Grieksch niet het woord Diablos, Duivel, maar Daimonia, gebruikt; waar mede de Heidenen, als voorseid is seker slag van ondergoden benoemden. Dit vooraf aangemerkt hebbende, so laat ons nu besien, wat overeenkomste wy tusschen 't oud en hedendaagsch Heidendom, aangaande hun gevoelen van de Geesten vinden mogen. Ik beginne van Europa; van waar ik door Asien, en voorts na Africa omtrekkende, eindelik na America oversteken wil.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken