Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Een vertelling uit het Drentsche boerenleven (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Een vertelling uit het Drentsche boerenleven
Afbeelding van Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Een vertelling uit het Drentsche boerenlevenToon afbeelding van titelpagina van Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Een vertelling uit het Drentsche boerenleven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.11 MB)

Scans (10.93 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Een vertelling uit het Drentsche boerenleven

(1933)–J.H. Bergmans-Beins–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XVII.

‘Luten Wiecher is van zien volk of’. Deze mededeeling, al dan niet met meer of minder juiste versierselen, ‘klettert’ door het kleine dorp. Sommigen laken het gedrag van Wiecher, die niet ‘naor zien olden vot wil’. Dat zijn de oude, eigenerfde boeren en enkele traditie getrouwe arbeiders. Het jongere deel der dorpsbewoners geeft Wiecher gelijk. 't Is waar, Roelfien is geen ‘grootboers’ dochter, maar er valt niets op te zeggen. Haar moeder is een boerendochter, die, al is ze niet rijk, toch een zekere welstand meebracht. Het boerderijtje van Rieks Frieling is onbezwaard en hij kan er wel boer op wezen. Roelfien is een knap, flink meisje, die vrijers genoeg kan krijgen, ook wel boerenzoons. Nee, al is Harm Luten een van de rijkste boeren en Wiecher zijn eenig kind, zoo min is het huwelijk met Rieksen Roelfien niet, dat Harm op deze manier zijn minder ingenomenheid moet toonen. En dan... hoe heeft ze hun bijgestaan, toen moeder Fennechien zoo ziek was. Heeft niet de dokter gezegd, dat haar genezing voor een groot deel aan Roelfien te danken is? En heeft men dan geen

[pagina 100]
[p. 100]

verplichting aan Roelfien, die haar als een dochter verzorgd heeft? ‘Harm hef 'n groot haart en nog stiever kop,’ is het algemeen oordeel. ‘Maor hie zal wal bijtrekken,’ meent men.

Harm trekt niet bij en als Wiecher een week na de jaarmarkt trouwt, is het uit het huis van zijn huurder en niet uit ‘Luten huis’. Hij en Rieks hebben vee gekocht en een paard en als het ‘wasschup’ achter den rug is en Wiecher en Roelfien getrouwd, wordt er aan 't oude huis een stuk bij gebouwd om schuur en stallen te vergrooten. Rieks Frieling heeft het land, dat hij verhuurde, weer in gebruik genomen en Harm Luten verhuurt, van wat hij gebruikte, een groot deel om geen knecht te moeten houden. Zonder meid gaat het niet, maar meer ‘vremd volk’ wil Harm niet hebben. Ook Fennechien is liefst met ‘eigen volk’ en zoo worden de beide menschen, die een wereld van liefde en geluk om zich heen konden hebben, die geld en goed bezitten meer dan menig ander, langzamerhand een beetje eenzelvig.

De dienstbode wordt vaak vergund 's avonds een poosje naar huis te gaan, mits om half negen weer thuis, want om negen uur wordt alles gesloten en zoekt men zijn bed op. Harm gaat zelden meer naar een ‘boer’-vergadering. Als volmacht heeft hij bedankt, anderen moeten den boel maar recht houden.

Ook zijn vrouw, die toch al niet veel onder de menschen kwam, blijft meest in huis. Visites in de buurt bezoekt ze zelden. Ze is altijd bang, dat men van Wiecher en Roelfien zal spreken. Tegen Harm doet men dat zoo niet, maar tegen haar zal men niet zwijgen. Hoe gretig ze ook luistert, als het toeval wil, dat men in haar bijzijn over hen spreekt; toch vreest ze zoo'n gesprek. Dagenlang moet ze om er denken en al wat ze hoorde, herhaalt ze voor zich zelf. Ze heeft haar kind niet weer gezien sedert hij vertrok. Eerst hebben zij en Harm gewacht of hij terug kwam,

[pagina 101]
[p. 101]

daarna gehoopt, dat hij terug zou keeren, om eindelijk te vreezen, dat hij niet terug zou komen. Toen het avond was geworden en Wiecher niet verscheen, voelden beiden het als zeker, dat hij niet kwam. Fennechien heeft geschreid en Harm heeft gezeten met een gezicht, dat al strakker en harder werd. Geen van beiden sprak er over en nog wordt er zelden, hoogst zelden, op gezinspeeld.

De tijd gaat voorbij, anderen hebben het werk gedaan, dat vroeger hun kind verrichtte. Een naaister komt nu en dan en helpt alles in orde houden. 't Is maar goed, dat de ramen van de keuken niet naar 't steegje zien, anders zou het kunnen gebeuren, dat Wiecher of Roelfien er langs kwam. En och, dat zou moeder Luten toch een beproeving vinden om haar kind te zien gaan, zonder dat hij in huis zou komen. Fennechien lijdt er onder, maar hoopt steeds op een gunstige verandering. Harm lijdt evenzeer, maar een verandering verwacht hij niet. Die zou van hem zelf moeten komen en dat doet hij niet. Wiecher is weg gegaan, opstandig tegen zijn gezag. Wiecher is getrouwd tegen zijn wil, Wiecher is voor Harm als een vreemde geworden. 't Liefst wordt hij niet meer aan hem herinnerd. Elke herinnering aan zijn kind is een herinnering aan eigen misgreep. Niet alleen voelt hij zich in Wiecher teleurgesteld, hij voelt er een zekere mate van bedrog in, door Wiecher. Hij wijt het Wiecher, dat hij zich in hem heeft vergist en aan Wiecher geeft hij de schuld van zijn eigen kortzichtigheid. Dat Wiecher zijn verzekering aan zijn neef, dat er wel een ander voor Wiecher was, een met veel geld, heeft gelogenstraft, kan hij niet vergeten. Hij voedt zijn toorn en praat zich steeds voor, dat het recht aan zijn zijde is. Een kind moet gehoorzamen, zegt Harm, alsof een kind nooit volwassen werd. Het wordt een eenzame winter daar in ‘Luten hoes’.

[pagina 102]
[p. 102]

Langzaam gaan de dagen voorbij. Veel aanloop is er niet. Elk doet zijn werk tot den avond en als die eentonig vergaat, is elk blij als de tijd van rusten komt. Men gaat vroeg naar bed en vele nachten worden door den boer en zijn vrouw half doorwaakt.

Geen van beiden zegt den ander zijn leed. Fennechien durft er niet over beginnen uit vrees olie in 't vuur te gieten. En Harm wordt door zijn trots en koppigheid weerhouden er over te spreken. Zoo draagt elk zijn eigen leed, zonder de troost van medegevoel bij den ander.

Beiden worden oud in dezen tijd. Zachtjes aan wordt het alleen-zijn een gewoonte. Fennechien zit stil te breien of wat te naaien. Harm doet alsof hij in krant of almanak leest en rookt zijn pijp, die hij verscheiden keer moet aansteken met een kooltje.

‘'t Is goed,’ denkt zijn vrouw, ‘dat 't vuur brandt, anders was het te duur voor de lucifers.’

Ze kijkt naar hem zooals hij daar een beetje voorover zit, stil voor zich uit ziende. Dan meent ze, dat ook hij lijdt onder de scheiding, door hem zelf veroorzaakt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken