Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Flip-Flap-Floep. De geschiedenis van een duveltje uit de doos (ca. 1930-1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Flip-Flap-Floep. De geschiedenis van een duveltje uit de doos
Afbeelding van Flip-Flap-Floep. De geschiedenis van een duveltje uit de doosToon afbeelding van titelpagina van Flip-Flap-Floep. De geschiedenis van een duveltje uit de doos

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.61 MB)

Scans (5.60 MB)

ebook (5.47 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Vertaler

Jan van Naarden



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Flip-Flap-Floep. De geschiedenis van een duveltje uit de doos

(ca. 1930-1940)–Julius Berstl–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Hoofdstuk II.
De dans in den oudejaarsnacht.

Wanneer Kerstmis voorbij is, wordt het stil in het kamertje van Dr. Hyronimus.

Tot op enkele na zijn alle poppen verkocht.

Voor het venster dansen de sneeuwvlokken in den wind. De torenklokken luiden.

‘Alweer oudejaarsavond?’ denkt de poppendokter, bereidt zijn warme oudejaarsavond-punch en kruipt dan behaaglijk verwarmd in het reusachtige veeren-bed.

‘Nu kunnen de jongelui op straat zich vermaken! Wij oudjes laten onze moede ledematen rusten.’

Hij zegt het en slaapt in.

De klokken luiden. - Vuurwerk spuit omhoog. - Voetzoekers knetteren en knallen, terwijl de opgewekte jeugd op straat elkaar een gelukkig nieuwjaar toeroept.

 

Toen de sneeuw opgehouden had te vallen, kwam de maan van achter de wolken te voorschijn en bekeek nieuwsgierig de uitgelaten wemelende menschjes.

Doch een van haar zilveren stralen gleed door het venster van Hyronimus' dakkamertje, wierp een flauwen lichtstraal over de tafel waarop de laatst overgebleven poppen sliepen.

De maan trok haar wenkbrauwen omhoog, gluurde scherp omlaag en zeide bij zichzelf: ‘Drommels - laten we eens zien wat of dat voor aardige dingen zijn die daar op Hyronimus' tafel liggen.’ En daarbij streek zij met haar zilveren vinger zachtjes en teeder over de poppengezichtjes.

[pagina 8]
[p. 8]

Poehh! Een zwarte Moor, nog zwarter dan de nacht.

En daarnaast, met het witte schort voor den dikken buik en de muts op het appelronde gezicht - de dikke kok. Niet ver van die twee lag in zeegroen gewaad een fee met zilverhaar, prachtig om naar te kijken. Weer wat verder lag een herderin met roode wangen, vlaskleurige vlechten en schotsche kousen,

illustratie

dan de postbode in blauw tenue en eindelijk niet te vergeten de vroolijke muzikant met den zwaren bas in zijn armen...

En allen sliepen dat het een lust was hen gade te slaan...

Maar de dikke kok, wiens neus in het maanlicht begon te jeuken, gaf zich midden in zijn slaap een oorvijg, zoodat hij slaapdronken overeind ging zitten en met glanzende oogen om zich heen keek. Toen hij de slapende kameraden bemerkte en tegelijkertijd het vroolijke oudejaarsavond-rumoer hoorde, vertrok hij zijn gezicht tot een vergenoegde plooi en zeide: ‘We zullen ons toch onze oudejaarsgrap niet laten ontgaan!’ En daarop gaf hij den Moor een flinken stomp in de zijde, zoodat deze in zijn droom een buiteling maakte van heb ik jou daar; vervolgens echter, toen hij het klokkengelui en het geknetter van het vuurwerk hoorde, bewoog hij zijn hoofd op de maat heen en weer en staarde met zijn groote glasoogen verrukt in het maanlicht.

[pagina 9]
[p. 9]
Door het leven werd ook het overige poppengezelschap wakker. De herderin geeuwde luid, streek zich toen echter met den rug der hand over haar mond. Want al was het dan ook maar een eenvoudige herderin, ze wist toch ook wel dat het niet past zoo maar openlijk te gapen. De fee naast haar stond op en maakte een paar zwevende passen. Haar licht gewaad hulde haar als in een teer-kleurige wolk. En haar zilverhaar glinsterde als was 't het maanlicht zelf dat door het venster

illustratie

naar binnen viel.

Nu rekte de postbode zich uit. Toen hij echter de fee bemerkte met de herderin bij haar, stond hij stram, klapte met de hielen, draaide zijn snorpunten omhoog en greep den posthoorn.

‘Trara... Trara...’ klonk het helder door het vertrek.

Dit was het sein voor den muzikant om den zwaren bas die in zijn armen rustte, steviger te omvatten en een liedje in te zetten zooals het den waren muzikant zelfs in den diepsten slaap invalt. En al was het ook maar het gebrom van een bas, de muziek klonk den postbode toch lieflijk in het oor. Hij bewoog zich een paar maal op de maat, draaide de snorpunten nogmaals omhoog en had de driestheid de zwevende fee om een dans te vragen.

De zwevende fee lachte goedig en danste in zijn armen rond.

[pagina 10]
[p. 10]

En dat was het aardige van deze fee, dat zij zich niet voor te hoog hield om met dezen eenvoudigen postbode in den oudejaarsnacht te dansen.

De Moor verslond het dansende paar met zijn ronde glazen oogen. Hij liet zijn tanden zien en om te bewijzen dat hij, wat moed en lenigheid betreft, voor den postbode niet behoefde onder te doen, verzocht hij de herderin om een dansje.

Deze giechelde achter haar schort, liet zich echter door de zwarte kleur van haar balheer niet afschrikken, knikte verheugd en danste met den Moor in het rond dat haar rokken fladderden.

De dikke kok kreeg pijn in zijn buik van het lachen.

‘Deze oudejaarsnacht zal leuk worden,’ mompelde hij bij zichzelf, terwijl hij over de tafel liep. - Goed zoo! Daar stond ook nog Hyronimus' half gevuld punchglas. Hij boog zich over den rand van het glas en snoof den zoeten geur op. ‘Kaneel en kruidnagelen,’ stelde hij, steeds dieper in het glas kijkend, smakkend vast.

‘We moesten eens zien of de smaak evenredig is met den reuk!’ En de daad bij het woord voegend, nam hij een grooten slok. ‘O, dat doet goed,’ knorde hij in het grootste behagen. Zijn bolle appelwangen begonnen te gloeien en zijn oogjes straalden als glimwormen in het duister.

De muzikant bespeelde zijn bas en de tonen dansten en rolden vergenoegd van boven naar beneden en van beneden sprongen zij weer naar boven. De kok zette sierlijk zijn eenen voet voor den anderen en begon bij gebrek aan een dame in zijn eentje te dansen.

Toen hij echter den Moor, die hem met de stralende herderin voorbijdanste, op zijn teenen trapte, lichtte deze hem arglistig

[pagina 11]
[p. 11]


illustratie
De poppen stonden nog steeds stomverbaasd. Bladz. 12.


[pagina 12]
[p. 12]

een beentje, zoodat de kok, zoo lang als hij was, over de tafel rolde, weer opstond om opnieuw om te rollen, steeds zoo maar door, tot hij tenslotte met zijn volle gewicht tegen een met rood en groen en blauw en geel beschilderde doos smakte, zoodat een haakje, dat het deksel van deze doos neerdrukte, lossprong en het deksel zelf met gekraak en lawaai naar boven vloog.

Wat echter uit de diepte van de doos naar boven floepte - bevrijd als het was door den val van den dikken kok, was zooiets zeldzaams, zooiets onverwachts, dat de paren ophielden te dansen en met open mond naar de verschijning staarden.

En wanneer ik jullie nu zou zeggen dat hetgeen uit de doos vloog en met vooruitstekende tanden, braamzwarte fonkeloogen, wilden haardos en een stuggen, rooden en groenen baard heen en weer trilde - de duivel zelf was, zouden jullie me eenvoudig moeten gelooven, want een heel klein beetje bang zijn jullie nu ook wel geworden!

De poppen stonden nog steeds stomverbaasd en bekeken den zeldzamen makker, die met een nijdig gezicht vermetel rondblikte. Zoo'n bar boos gezicht hadden ze van hun leven nog niet gezien.

Ook de kiel dien de kwant droeg en die uit honderden lapjes en verstelstukjes bestond, was er nu niet juist goed voor om hun wantrouwen te verminderen.

Hoe groot werd echter hun verbazing toen ze bemerkten dat de duivel, in plaats van gewone beenen - spiraalveeren had, waarop hij opgewonden heen en weer sprong en dat zijn voeten in ijzeren banden staken, net als in stijgbeugels.

Terwijl de poppen hem nog nieuwsgierig en angstig tegelijk

[pagina 13]
[p. 13]

beschouwden, knarste de vreemde gast met zijn breed gebit en rolde verschrikkelijk met zijn oogen.

Daarop dook hij diep in de doos terug, om het volgend oogenblik als een sprinkhaan naar boven te schieten en toen hij merkte dat hij zich, ondanks al zijn inspanning, niet uit de voetklemmen bevrijden kon, begon hij luid te jammeren:

‘Ben ik niet een beklagenswaardig schepsel? Ik hoor jullie lachen - ik hoor jullie dansen - ik zelf moet al langer dan een jaar in deze doos zitten, alleen omdat Dr. Hyronimus het zoo wil. Denk 't jullie eens in... in een donkere doos! Buiten is echter de wereld. De zon lacht. En de sterren schitteren. En ik zou wel willen loopen, zoo hard als ik maar kon. Over de velden als een haas, door het bosch als een ree. Maar niemand heeft medelijden met mij. Dadelijk zal Dr. Hyronimus ontwaken en

illustratie

het deksel weer boven mijn hoofd toeklappen. Dan zit ik weer ineengedoken in de donkere doos en hoor jullie gelach en woorden als het geluid van muizen achter het behangsel. - En de jaren gaan voorbij... en het leven vliedt voort... En ik ben onmachtig in mijn toorn.’

De vreemde kwant met den stuggen baard liet zijn blik smeekend door den kring gaan.

De poppen stonden verslagen te kijken en wisten niet wat te antwoorden op deze klagende woorden. Maar de fee schepte moed en begaf zich naar den rand van de doos.

[pagina 14]
[p. 14]

‘Hoe heet je dan?’ vroeg ze toen, terwijl haar hart, ondanks haar moed, angstig klopte.

Daar richtte de stugge makker zich op en zeide:

‘Ik heet Flip-Flap-Floep. Ik ben het duveltje uit de doos. Ik kom op alle markten, maar niemand koopt mij, omdat ik ieder afschrik wanneer het deksel openvliegt en ik eruit floep.’

‘Moet je maar steeds zoo boos kijken?’ vroeg de fee, terwijl ze ondeugend probeerde te lachen.

‘Zou ik verheugd zijn als ik jullie zie dansen,’ antwoordde Flip-Flap-Floep, nog ontevredener dan eerst. ‘Haal mij uit deze gevangenis en uit dank voor jullie goede daad zal ik zóó lachen dat Dr. Hyronimus droomt, dat de muren boven zijn hoofd ineenstorten.’

De kok met den ronden buik krabde zich verlegen achter het oor en de postbode draaide nadenkend zijn snorpunten omhoog.

Deze Flip-Flap-Floep, of hoe hij zich noemde, beviel hen niet. Misschien was 't het beste het deksel boven zijn hoofd dicht te klappen.

Maar daar de zwevende fee zich nu eenmaal met hem ingelaten had, bleef hun niets anders over dan het geval maar voor lief te nemen.

‘Het is oudejaarsnacht,’ zei de fee met haar lieven glimlach, ‘en wij hebben zoo'n plezier. Waarom zouden we jou ook niet de vreugde gunnen? Je moet je voeten behoedzaam uit de banden trekken, dan kun je getroost uit de doos klimmen.’

Flip-Flap-Floep keek wantrouwend. Zooveel goeds had hij zijn leven lang nog niet ondervonden. Misschien was alles een valstrik. Mogelijk wilde men hem een poets bakken en dan

[pagina 15]
[p. 15]

uitlachen. Neen, het was toch maar het beste de tanden te knarsen en met de oogen te rollen, zooals hij het jaar in jaar uit gedaan had.

Toen hij echter de kleine, teere hand van de fee tusschen zijn vingers voelde en half tegen zijn wil zijn eenen voet tegen den ijzeren band zette, kijk, daar merkte hij tot zijn geweldige verbazing dat de band meegaf en dat hij er maar uit te stappen had als uit een stijgbeugel, om vrij te zijn en te gaan waarheen

illustratie

hij maar wilde. Met een enkelen sprong stond hij buiten de doos, hield echter angstig in en wiegde zich wantrouwend op zijn lange spiraalveeren beenen heen en weer.

‘Ja, ja, je bent vrij!’ knikte en lachte de fee. ‘Je hebt ons toch beloofd nu ook blij te zijn.’

Flip-Flap-Floep staarde haar verwezen aan alsof hij droomde. Zijn ronde, donkere oogen traden uit hun kassen en gloeiden. Wijd opende hij den mond als ware het een notenkraker. Zijn breed gebit blonk als dat van een hongerigen tijger. En toen... begon hij... opeens... te lachen.

Het was een jankend, schor lachen, zoodat de poppen angstig voor hem terugdeinsden. En daarbij wipte hij steeds van het eene been op het andere en floepte als een kikker in de hoogte.

[pagina 16]
[p. 16]

Plotseling echter, toen hij bemerkte werkelijk zijn vrijheid verkregen te hebben, sprong hij met veerenden tred over de tafel heen, trok een langen neus in de richting van den slapenden Dr. Hyronimus en vloog, zonder ook maar een enkele maal naar de ontdane poppen om te kijken, dwars door de kletterende glasruiten heen, op de besneeuwde nachtelijke straat.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken