Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Flip-Flap-Floep. De geschiedenis van een duveltje uit de doos (ca. 1930-1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Flip-Flap-Floep. De geschiedenis van een duveltje uit de doos
Afbeelding van Flip-Flap-Floep. De geschiedenis van een duveltje uit de doosToon afbeelding van titelpagina van Flip-Flap-Floep. De geschiedenis van een duveltje uit de doos

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.61 MB)

Scans (5.60 MB)

ebook (5.47 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Vertaler

Jan van Naarden



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Flip-Flap-Floep. De geschiedenis van een duveltje uit de doos

(ca. 1930-1940)–Julius Berstl–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

Hoofdstuk III.
Wat Flip-Flap-Floep in den bakkerswinkel beleefde.

Flip-Flap-Floep liep zoo hard als hij maar kon. Hij liep in dezen nacht menigen kilometer en kwam door veel dorpen en steden. Hij had geen zevenmijlslaarzen aan, maar zijn spiraalveeren beenen gaven hem zulk een vaart, dat hij den weg zoo maar doorvloog en de wind moeite had hem bij te houden.

Toen het morgen werd, Nieuwjaarsmorgen, hield Flip-Flap-Floep een oogenblik in, maar niet om op adem te komen, want hij voelde dat er in zijn beenen een kracht stak die niet verlamde, doch om met een langen, gretigen blik de wijde, wijde wereld op te nemen die zich voor hem uitstrekte.

Flip-Flap-Floep stond aan de glooiing van een heuvel. De morgenzon straalde. De sneeuw glinsterde aan zijn voeten. Als een groote, witte wieg lag de aarde daar in wazige heerlijkheid. De wouden teekenden zich af tegen den horizon. In het dal lag een stad. En uit de schoorsteenen kringelde rook.

Flip-Flap-Floep opende zijn mond, terwijl hij de frisch geurende winterlucht met volle teugen inademde.

Zijn oogen fonkelden begeerig en wild strekte hij zijn hals. Toen veerden zijn beenen verder stadwaarts, hij vloog maar zoo over de sneeuwvlakte heen.

In de stad aangekomen, vertraagde hij zijn schreden.

De brave burgers, die nog een beetje slaperig waren van het vroolijke oudejaarsavondfeest, keken onthutst toen zij den vreemden kwamt voorbij zagen gaan.

[pagina 18]
[p. 18]

‘Wat is dat voor een rare kerel?’ dachten ze. ‘Zijn kiel bestaat uit niets dan lapjes. Zijn haar is stug. Zijn groene en roode baard steekt puntig in de lucht. Zijn gebit is vreeselijk om te zien. En zijn oogen branden als het helsche vuur.’

Maar de kinderen die hij voorbij ging, konden niet genoeg krijgen van het kijken naar deze opzienbarende gestalte. Zij lachten uit volle borst en begonnen hem met sneeuwballen te gooien.

Daar knikte Flip-Flap-Floep dieper door in de knie en vloog als een sprinkhaan in de hoogte.

Nog voor men tot drie geteld had, was hij reeds om den hoek van de straat verdwenen. Toen hij echter aan het tegenovergestelde einde van de stad kwam en erover nadacht, met een enkelen sprong door de donkere stadspoort te ontwijken, hield hij plotseling in, streek zich door zijn baard en zeide, voor zich heen peinzend:

‘Wat is dat voor een leven! Zal ik tot het einde mijner dagen om de aarde loopen, zonder rust of duur? Is er dan geen richting, geen doel? Zou nergens buit zijn te bekomen, rijkdommen te erven, de kroon van het geluk te verwerven zijn? Och, ik armzalige landlooper! Nu ik vrij ben, nu zal ik mijne vrijheid gebruiken, om de geheele wereld onder mijn heerschappij te brengen. Koning wil ik worden. En een kroon wil ik veroveren.’

Ondertusschen is Flip-Flap-Floep nog niets begonnen.

Daar er echter nu juist geen slot in de buurt was en er ook geen koningskroon lokte, terwijl in plaats hiervan echter de maag van den eergierigen reiziger danig begon te jeuken, trad Flip-Flap-Floep na kort beraad in den aan den over-

[pagina 19]
[p. 19]

kant gelegen bakkerswinkel, ging brutaal op den met meel bestoven bakker af en vroeg met zijn krassende stem: ‘Kunt u niet een flinken bakkersgezel gebruiken?’

 
‘De wereld gebruikt koek en brood
 
Steeds is er een bakker die lenigt den nood,’

antwoordde de meester, die in zijn vrije uren gedichten maakte. Dan nam hij den vreemden kwant echter argwanend op en vroeg bij wijze van proef:

 
‘Hoe is je naam? Waar kom je vandaan?
 
Na welken meester ben je op reis gegaan?’
Flip-Flap-Floep, die dadelijk begreep hoe hij bij den eerbaren

illustratie

bakker in 't gevlei kon komen, kneep zijn linker oog dicht en keek den meester met het rechter aan als een brutale musch. Toen antwoordde hij slagvaardig:
 
‘Flip-Flap-Floep is mijn naam
 
Mijn geboorteland is Suikerkraam,
 
Mijn meester heet Rozijnenstok,
 
En bakt het beste boterbrok.’

De bakker zette groote oogen op van verbazing.

Zulk een gezel, die verzen maakt als anderen beschuit bakken, had hij van zijn leven nog niet ontmoet.

Hij straalde van genoegen en stak den zonderlingen vreemdeling zijn meelwitte hand toe.

[pagina 20]
[p. 20]

‘Top! Jij wordt mijn gezel. Kom maar vlug en maak de brooden klaar!’

Doch Flip-Flap-Floep schudde verbolgen het hoofd en antwoordde:

 
‘Leege magen
 
Kunnen zelden zwaren arbeid verdragen!’

En daarbij gluurde hij verlangend naar de mand met versche kadetjes, die dampend in den hoek stond.

De meester knikte goedig met de oogen en verkondigde:

 
‘Eet je vol, jong! eet maar goed!
 
Tast maar toe, dat geeft weer moed!
 
Kadetjes, zij voeden den mensch en zijn maag
 
En geven weer voedsel voor den arbeid vandaag!’


illustratie

Dat liet Flip-Flap-Floep zich geen tweemaal zeggen. Hij greep begeerig in de mand en at maar door.

Hij at negen en negentig kadetjes achter elkaar op.

Toen hij echter bemerkte dat zijn buik al dikker en dikker werd, knikte hij alleen maar bij wijze van proef in de knie door, floepte omhoog en was in hetzelfde oogenblik alweer buiten op straat... buiten in de stad.

[pagina 21]
[p. 21]

‘Afwisseling moet er zijn,’ dacht Flip-Flap-Floep grinnikend, terwijl hij zich den frisschen wind om het hoofd liet blazen.

Hij hoorde nog uit de verte hoe de meelbestoven bakker hem achterna riep:

 
‘Arbeid adelt - maakt 't leven lief!
 
Jouw geslepen kadetjesdief.’


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken