De crumen diet volc niet eten en mochte. Nederlandse beschouwingen over vertalen tot 1550
(1999)–Bart Besamusca, G. Sonnemans– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 6
[pagina 85]
| |
20
| |
[pagina 86]
| |
Hine sal mi dit niet lachterenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Noch minen name daer bi niet achteren.Ga naar voetnoot20
Dat ic mi noch onderwinde
Dat ic in Dietsche rimen bindeGa naar voetnoot22
Dies orconde die soete vrouweGa naar voetnoot23
Die ic naest Gode best betrouwe,
25[regelnummer]
Dat ic doer ghene idelhede
Noch doer den prijs van iement mede
Hebbe begonnen dese sake;
Maer omme te sine met ghemake
Jeghen idelheit ende sonder sonde,
30[regelnummer]
Hebbic in Dietsche onderwonden.
Ende oec doer den groten lof,
Daer ons al goet es comen of.
Nochtan vresic achtertale.Ga naar voetnoot33
Mochtic mi oec wachten soe waleGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Dat men neghene van mi en seide,
Soe mochtic segghen voer waerheide
Dat niemen en ware mijn ghenoet.Ga naar voetnoot37
Want mijn gheval ware soe groet,
Na dien dat mi ghescepen staet,Ga naar voetnoot38-39
40[regelnummer]
Bedi die werelt es soe quaet,Ga naar voetnoot40
Datter alle liede plien.Ga naar voetnoot41
Wilden si hem selven besien
Die der achtertalen pleghen,
Si souden hem wachten daer jeghen.
45[regelnummer]
Nochtan die de beste wanen sijn
Sijn vele argher dan venijn,
Ende die die liede meest begripen,Ga naar voetnoot47
Men mach se metten selven nipen.Ga naar voetnoot48
Al es dit ghedichte niet wel ghemaect,
50[regelnummer]
Ende niet alsoe wel als een ander smaect,
Tighet mijnre ongheraecthedeGa naar voetnoot51
| |
[pagina 87]
| |
Ende minen haesteghen sin mede.
Al hebbic recht of en doe,
Ic hebbe den wille goet daer toe.
55[regelnummer]
Nu biddic der soeter coninghinne,
Daer ic dit omme beghinne,
Dat ic des moete volcomen,Ga naar voetnoot57
Gode teren ende ons te vromen.
|
|