Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Eefje wint een weddenschap (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Eefje wint een weddenschap
Afbeelding van Eefje wint een weddenschapToon afbeelding van titelpagina van Eefje wint een weddenschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (17.40 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Illustrator

Herry Behrens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Eefje wint een weddenschap

(1969)–Frederik August Betlem–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Hoofdstuk 1
...dat bedoeld is als inleiding, maar dat ons meteen middenin het avontuur doet belanden.

Ze zitten met z'n drieën bij elkaar: meneer Wenkebach, een blonde midden-veertiger met iets joligs in z'n bijna altijd lachende ogen, ogen die doen denken aan zon en water en die kunnen tintelen van levenslust - dezelfde ogen heeft Eefje, zijn dochter! Dan meneer Van Gelderen, een oom van Stan, Eefjes hartsvriendin en eigenaar van een grote conservenfabriek, en tenslotte Maarten Legras, die in zijn eentje een particulier recherchebureau voert. Met succes, overigens. Maarten Legras wordt de laatste tijd meer en meer genoemd als de man die in staat is alle misdrijven op te helderen, wat natuurlijk sterk overdreven is. Maar hij heeft een paar belangrijke zaken tot een zeer goed einde gebracht, dat wel. Hij is de jongste van het drietal, maar zeker niet de minst ondernemende.

Achter hun naar elkaar toegebogen ruggen is het geroezemoes van het café.

‘Kom,’ zegt meneer Wenkebach, ‘daar moesten we onszelf nog maar eens op trakteren, op deze uitslag, wat vinden jullie? Anton!’

Hij draait zich om naar de toeschietende kelner.

‘Vraag eens wat de heren willen gebruiken!’

Als de consumptie even later is gebracht, zegt meneer Van Gelderen op de hem eigen, bedachtzame manier: ‘Dus dat is afgesproken: vijfhonderd gulden voor de verliezer?’

Eefjes vader knikt. ‘Als je wilt, duizend,’ zegt hij overmoedig met een knipoog naar Legras, maar de ander heft haastig afwerend zijn handen.

[pagina 6]
[p. 6]

‘Nee, nee, vijfhonderd is prachtig. 't Is dat je eigenwijs wilt zijn, anders ... ik ben geen voorstander van weddenschappen en dit lijkt me meer dan genoeg.’

Hij is de voorzichtige, die nooit overdrijft.

‘En jij...’ wendt hij zich vervolgens tot Legras, die hem prompt in de rede valt met een lachend:

‘Dat weet je, ik doe er vijfhonderd bij, wanneer Wenkebach kans ziet langer dan een wéék...’

‘Ja, ja, dat staat opgeschreven. En ook de bestemming van die tweede vijfhonderd. Enfin,’ hij schudt wat afkeurend zijn hoofd, ‘jullie zullen je zin hebben. Ik voor mij... eh, ik geef je géén kans, geen van beiden. De middelen om een misdrijf te voorkomen zijn tegenwoordig zo veelvuldig en ... en zo geraffineerd, dat... Denk maar eens aan het moderne alarmsysteem en aan...’

Hij maakt als gewoonlijk zijn zinnen niet af.

‘Ook in mijn bedrijf is dat uitgesloten, ik bedoel inbreken en zo, maar ik kan me vergissen natuurlijk... zeker, ik kan me vergissen.’

Hij neemt zijn glas in de hand en gaat verder: ‘Wel, heren, het was een interessant debat en ik wens jullie van harte succes toe in je pogingen om...’

‘Santé,’ zegt Legras. ‘Ja, we moeten eens opstappen, er valt nog wat werk te doen, vanavond.’

‘En ik heb mijn verplichtingen thuis,’ vult meneer Wenkebach aan. ‘Vooral in deze tijd, zo vlak voor de overgang, is het beter niet van het ordelijke pad der regelmaat af te wijken.’ ‘Ach ja, dat is waar,’ herinnert Van Gelderen zich, ‘de vakanties zijn weer in zicht voor de jongelui. Denk je dat ze er komen?’

‘Ze’, dat zijn Eefje en Lex, haar broer, die officieel luistert naar de naam Alexander. Meneer Wenkebach glimlacht even.

‘Alexander zeker,’ zegt hij, ‘en Eefje...? Eef is een pechvogel en 'n béétje 'n avonturierster, zo jong als ze is. Die ziet kans zich alle mogelijke verwikkelingen op de hals te halen, maar ze beschikt over een gezond stel hersens. Nee, daar maak

[pagina 7]
[p. 7]

ik me geen zorg over, die komt er ook wel. Dat andere is meer een kwestie van leeftijd. Jonge honden en jonge kinderen, je weet, daar zit een macht overeenkomst in: onbesuisd, lawaaiig, vergeetachtig... maar desondanks pienter en bij de pinken. Laat Eefje maar gaan, die gaat zo stilletjes haar eigen gang. En dat tikkeltje avontuurlijke...’ hij lacht spontaan, ‘de appel valt nooit ver van de boom, denk maar aan onze weddenschap.’ ‘En wat heb jij als vader je spruiten tot beloning in het vooruitzicht gesteld, bij een goeie overgang?’ vraagt Legras, die sportief is aangelegd.

‘Iets voor jou, ja,’ knikt meneer Wenkebach. ‘Een trektocht door Nederland, samen met nog een vriend en vriendin. Logies bij de boeren. De jongens boven in de hooiberg, de meisjes in de boerderij.’

‘Niet kwaad,’ vindt de ander en grinnikt even. ‘In onze jeugd waren we minder fortuinlijk. Dan mocht je per gratie een week met je vader en moeder naar een voorbeeldig pension, waar je niets, vooral niets kon overkomen. Niet dat ik me daar ooit aan gehouden heb, maar...’

Eefjes vader knikt begrijpend.

‘En niet dat ik hoop dat hun wèl wat overkomt,’ zegt hij glimlachend. ‘M'n vrouw was er dan ook aanvankelijk zeker niet vóór, maar alla ... wat wil je, andere tijden, andere zeden, wat jij Van Gelderen? Een beetje meer zelfstandigheid...’

Hij kent het conservatisme van de iets oudere collega.

‘Over die zelfstandigheid hebben we ons anders niet te beklagen,’ vindt deze dan ook droog. ‘In onze tijd was het tenminste ondenkbaar dat een meisje met twee jongens...’

‘Waarvan één haar broer,’ herinnert meneer Wenkebach, ‘plus nog een vriendin. Bovendien is Eef zelf een halve jongen, die staat haar mannetje wel als 't er op aankomt.’

De ander staat op.

‘Nou heren, tot ziens maar weer en smakelijk eten.’

Bij de deur scheiden ze met een handdruk en gaat ieder zijns weegs.

[pagina 8]
[p. 8]

Het is de volgende morgen even acht uur, dat er voor het pand van A.G. van Gelderen's Conservenfabriek een vrachtauto voorrijdt en stopt.

Algemeen Ziekenhuis Utrecht, denkt Kroest, de magazijnmeester, dat is vroeg. Hij grijpt naar de huistelefoon. Het geluid van de zoemer schrikt meneer Van Gelderen op vanachter zijn ontbijt.

‘Zo,’ bromt hij, ‘komen ze het partijtje halen? Dat was de afspraak, ja. Tweeduizend stuks...’

‘Dus ik kan laden, meneer?’

‘Als alles in orde is, jazeker. Ikzelf ben met een kwartiertje beneden.’

‘Goed, meneer.’

Het is allemaal in orde. De chauffeur toont het orderbriefje dat hij heeft meegekregen.

Een mooie partij is het, denkt Kroest, terwijl hij kijkt naar de blikken, die door rappe handen nu worden opgeladen, er is van alles bij: tuinbonen, spinazie, sperziebonen, doperwten... en louter jong goed. Enfin, 't is dan ook voor de zieken.

Hij heeft zelf een dochter die al jarenlang sukkelt en gunt haar lotgenoten van harte het beste.

Als meneer Van Gelderen beneden komt, zijn ze bijna klaar. Hij kijkt even naar het orderbriefje en knikt. Meer aandacht hoeft hij er niet aan te besteden: de verdeling en de hoeveelheid liggen op het terrein van Kroest.

Geen halfuur nadat de auto gekomen is, rijdt die alweer weg. Staande naast de magazijnmeester kijkt Van Gelderen hem na en vervolgens naar de blauwe lucht, die veel belooft voor de dag, die praktisch nog moet beginnen.

 

Het is elf uur in de morgen als Kroest een heftig gebarende jongeman - een chauffeur - probeert duidelijk te maken dat de auto voor het Algemeen Ziekenhuis al lang, lang geleden is vertrokken.

De jongeman schrikt. Hij kijkt naar de kleine bestelwagen, buiten.

[pagina 9]
[p. 9]

‘Zo?’ zegt hij. ‘En met een sjeffeur van hier?’

‘Van hier?’ Nu is het de beurt van Kroest om verwonderd te zijn. ‘Van het ziekenhuis natuurlijk, dat spreekt. Ze zou'en toch worden gehaald, die blikken? dat was de afspraak.’

Nu vraagt de jongeman meneer Van Gelderen te spreken ... jazeker, persoonlijk.

‘M'neer zit net aan z'n kopje koffie,’ weifelt Kroest welopgevoed.

‘Al-zat-ie ân z'n gekookte tarbot,’ meent de ander, ‘ik moet 'm hebben.’

En zo luistert meneer Van Gelderen even later in zijn kantoor naar de chauffeur, die d'r niks-niet-meer van begrijpt, want van eiges komt-ie de bestelde blikken halen, hij en niemand anders. En als die bijgeval al aan 'n ander zijn meegegeven, nou ... dan kan-ie meneer op z'n vingers voorrekenen dat dat geen zuivere koffie is en doet meneer d'r verstandig aan, de p'lisie zo gauw mogelijk te waarschuwen, al gaat dat hèm natuurlijk geen sikkepit aan.

‘Jawel,’ zegt meneer, ‘maar dit dan? Dit is het orderbriefje.’

Uit z'n zak vist de bediende een ander, met bedrukt hoofd in plaats van getypt en met een stempel aan welks deugdelijkheid niet valt te twijfelen.

De zaak is duidelijk. D'r ingeluisd, denkt de jongeman, voor tweeduizend blikkies... affijn, 't kon erger! en hij is niet verwonderd, wanneer de patroon order geeft, opnieuw een bestelling klaar te maken en te laden, wat in dit geval aanmerkelijk langer duurt dan de eerste keer.

Kroest is wel verwonderd.

‘Hebt u z'n naam en adres, meneer, voor de getuige?’ vraagt hij bezorgd. ‘De politie moet alles hebben. Je zou toch zeggen, wat een oplichterij in de wereld. En hoe kenne' ze 't weten, van die order?’

‘Tja,’ zucht de gedupeerde, ‘'t is een strop, maarre ... ik ben niet erg op politiezaken, weet je, Kroest? Een hoop omslag voor niets.’

‘Wat wou u dan? Op z'n beloop laten?’ Zijn verontwaardiging

[pagina 10]
[p. 10]

is heilig, als hij zegt: ‘Dat mochten ze willen, de gladdakkers, tweeduizend blikken, eerste soort, foei toch, meneer?’

Zijn vraag is een aanklacht en meneer Van Gelderen schudt langzaam zijn hoofd. ‘Nee, natuurlijk kerel, daar voel ik ook niets voor. Maar al te veel ruchtbaarheid, begrijp je, dat schaadt het bedrijf. Je weet, ik houd daar niet van. Allicht wordt er gezegd: waar dergelijke dingen gebeuren, kunnen ook andere stommiteiten voorkomen ... ja, je hoeft me niets te vertellen, ik kèn de mensen...’

Zijn handen gebaren in de lucht.

‘Nee, ik denk dit aan een ... eh, particulier in handen te geven, een af ander recherchebureau... enfin, dat kun je gevoeglijk aan mij overlaten.’

Zijn stem is opeens weer die van de meerdere, kortaf en gestreng.

‘Natuurlijk, meneer,’ retireert Kroest dan ook haastig.

‘Juist, enne ... je doet er mij zelfs een genoegen mee, hierover zo min mogelijk te praten, naar buiten toe, bedoel ik. Ook aan het andere personeel... je spoort ze wel een beetje aan, nietwaar, dat ze hun mond houden?’

‘Zeker meneer, als u dat zo wilt?’

‘Dat wil ik, Kroest!’

Dan draait Van Gelderen zich om en loopt nadenkend terug naar zijn kantoor. Om zijn mond speelt een raadselachtig lachje. Vijf tellen later heeft hij het nummer gedraaid van Legras, Maarten Legras, en voert met hem een lang gesprek, dat hij besluit met de onbegrijpelijke woorden: ‘Die Wenkebach, hij is toch slimmer dan ik dacht, ik bedoel: van déze kant heb ik het niet verwacht. Ik dacht uiteraard aan een inbraak of zo iets. En hoe kon hij weten van die order? Enfin, dus nu jij... je hebt nu je kans. Doe je best, kerel!’

‘Laat dat maar aan mij over,’ antwoordt Maarten Legras. ‘Vijfhonderd pop ... ze groeien me nog niet op m'n rug!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken