Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schat der gesontheyt (1660)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schat der gesontheyt
Afbeelding van Schat der gesontheytToon afbeelding van titelpagina van Schat der gesontheyt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.17 MB)

Scans (42.51 MB)

XML (1.35 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schat der gesontheyt

(1660)–Johan van Beverwijck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Dat het schrijven van de bewaringeder Gesontheyt, dienstigh ende nootwendigh is.
Het V. Capittel.

 
MAer yemant sal misschien hier tegen konnen drijven
 
Dat geensins noodigh is van dit beleyt te schrijven.
 
Vermits dat kruyt, en dranck, en Zalf is sonder vrucht,
 
Ten zy dat yemant queelt, of in benautheyt sucht,
 
Dat noyt de Medicijn en dient te zijn gebeden
 
Als yemant wacker is, en van gesonde leden:
 
Dat even Godes Soon die gronden heeft geleyt,
 
En dat het waerheyt is, al wat de Waerheyt zeyt.
 
Maer, Vrienden, hoort een woort: Indien de menschen waren
 
Als in den ouden tijt en langh voorleden jaren,
 
Men hoefde geen behulp van eenigh heylsaem gras,
 
Vermits en spijs en dranck voor yder heylsaem was,
 
Vermits oock boven dien meest al de menschen aten
 
Alleenlijck voor den noot, en geensins boven maten;
 
Dies was haer lichaem sterck, haer geesten wonder fijn,
 
Want al wat voedtsel was, dat was hun Medicijn.
 
Maer nu meest al het volck genegen is te brassen,
 
En met een stagen lust op haeren mont te passen,
 
Zijn hun de leden meeps. En seght my doch een reys,
 
Wie isser recht gesont en dat in voller eysch?
 
Gansch weynig, na men siet: misschien van hondert menschen
 
En isser niemant soo gelijck het is te wenschen;
 
Daer hapert altijdt wat aen 't een of 't ander lidt,
 
Vermidts een stil bederf in ons verholen sit:
 
Naer Godt de soone spreeckt van recht gesonde-lieden,
 
En raet hun 't haren dienst geen meester oyt t' ontbieden.
 
Maer, Vrienden, letter op, en vat de sake wel,
 
Wat eertijdts is geseyt is heden ons bevel.
 
Dient u van desen Boeck, en laet de Medicijnen,
 
Ghy kont u swacken aert door kunste doen verdwijnen;
 
't Is ja soo grooten-deught dat yemant 't syne spaert,
 
Als dat hy over Zee om groote winste vaert.

ONs soude misschien noch tegen-geworpen konnen werden, dat den gesonden alles ghesont is, ende dat wy derhalven te vergeefs schrijven van de middelen, om de gesontheydt te bewaren. Want gelijck de Poët Ovidius seyt 3 de Ponto 4.

 
Die groeyt en bloeyt in goeden staet,
 
En hoeft geen dranck of meesters raet;
 
Maer voelter yemant droeve pijn,
 
Die roepe dan een Medicijn.

Het selfde leert Plato, Celsus, en daer toe werden ook eenighe plaetsen getrocken van Hippocrates. Maer wat willen wy grooter getuygenis hebben, als van de Heere Christus, die by den Euangelist geseyt heeft, dat de ghesonden den Medicijn niet van doen en hebben, maer de krancken. De reden schijnt dit oock mede te brengen, dewijl men siet dat elck Dier van naturen, en uyt sijn selven weet na te jaghen dat hem goet is, en dat quaet is te schouwen. Sulcks en bewijsen niet weynigh de huyslieden, die ten platten landen verre van de Doctoren geseten zijn, en evenwel gesont en wel te pas tot hoogen ouderdom komen, sonder immermeer eenigen raet van Doctoren gedaen te hebben: daer aen d'ander zijde de borgers, die vol op hebben van alle remedien, en op haer gesontheyt schijnen te leven, dickwils siek zijn. Dat ook de naem selve van de Medicijne ofte genees-konst schijnt de Gesonden uyt te sluyten, also deselve geen genesinge van doen en hebben, maer wel de Sieken.

Wy sullen hier nu kortelijck op antwoorden. En wat het laetste belangt: de gene die eerst de namen aen de Konsten gegeven hebben, doen sy maer begonnen, en noch heel rouw en onvolmaeckt waren, hebben de eere gehad, dat die namen gebleven zijn, al gebeurde het, datter na wat by quam, het welck onder die naem niet begrepen konde werden, gelijck ick met de meeste konsten soude konnen bewijsen. Al is 't dan, dat de Genees-konst alleen schijnt te strecken tot genesinge der Sieckten: soo moet nochtans dit deel, 't welck de Gesontheyt leert bewaren, niet uytgesloten blijven: ja kan oock het gheneesen zoo ghemeen verstaen werden, dat het de Hygieine begrijpt, de wijlse leert genesen de Lichamelijke swackheydt, en de ontroeringe des Gemoedts.

Het is oock waer dat de nature ons wel leert, het goede na te volghen, en het quade te mijden; maer also deselve ons niet pertinentelijck de mate, hoedanigheyt, tijdt, en maniere aengewesen en heeft, soo is de konste van noode geweest, de Nature niet alleen vergeselschappende, maer oock leydende, wijsende, en hare goede beginselen voltreckende: dat de boeren lang in gesontheyt leven, is om dat sy van haer selfs en onwetende yet doen, 't welck dese konst gebiedt. Sy leven sober, wercken neerstig, slapen wel, soo dat al wat sy eten soo wel verteert wert, datter naulijcks eenige humeuren konnen overschieten om siekten te maken. Even wel als de sieckten haer overvallen, soo komen sy lichtelijk te sterven, om datse niet wetende wat haer goet of quaet is, geen maet in eten, drincken, werken, en soo voorts en weten te houden. De borgers zijn dickwils sieck, om datse meer letten om goet chier te maken, als op haer gesontheydt, liever in de herbergen op de gesonheyt van andere drinken, als datse haer eygen gesontheyt door soberheyt souden bewaren.

Wat aengaet de authoriteyt van sommige treffelijke Schrijbenten, die ons tegen schijnen te wesen. Wy seggen voor eerst op Hippocratem, dat hy de konst van de gesontheyt te bewaren niet en verwerpt: maer alleen te kennen geest, datmen de gewoonte, somtijts eens dient te veranderen, om het perijkel, dat door gewoonlijke dingen kan komen. Want dewijl de mensche veel onverwachte dingen gestadigh onderworpen is, en het selfde niet alle tijd gebruycken en kan, so moet nootsakelijk een eenparige gewoonte periculoos zijn. Want

[pagina 13]
[p. 13]

indienmen gedwongen is subijt yet ongewoon te gebruyken, zo komtmen daer grote schade door te lijden.

Op 't eene dat Hippocrates een sobere maniere van leven in de siecken en gesonde misprijst, seggen wy dat hy de geheele sobere diëte verwerpt, om dat de fouten daer in begaen, niet wel en konnen verdragen werden, soo van de siecken, als van de gesonden, gelijk Galenus dat breeder uytleydt. Maer wy nemen hier de maniere van leven vry wat ruymer. In de selfde sin kan verstaen werden, het gene Hipp. seyt van 't water, als het niet simpelijk quaet en is, datmen het dan wel sonder onderscheyt magh gebruycken.

Dat Celsus seydt, dat een die ghesont is, hem aen geen wetten en behoeft te binden, maer vry alderhande kost mach gebruycken, en moet niet toegestaen werden, also de lesse van Galenus veel beter is, datmen hem van alle quade en onghesonde spijse moet wachten: het welck Avicenna mede bevestigt.

't Gene Plato schrijft, dat de gesonde Lichamen geen behulp der Medicijne van noode hebben, is te verstaen van de Medicamenten, die wy bekennen met onsen Hippocrates, dat in gesonde Lichaemen niet alleen ondienstigh, maer oock schadelijk zijn. Want alsse geen quade humeure, seydt Galenus, in 't Lichaem en vinden, so nemen sy de goede wech: waer door het Lichaem seer verswackt werd. Ende dese, gelijck de Heere Christus seyde, en hebben den Medicijn niet van doen. Dan dit is te verstaen van de ghene die heel wel te pas zijn, en de aldervolmaecktste soorte van gesontheyt hebben. Maer hoe veel zijnder van desen slagh te vinden, en dieder al gevonden werden, hoe lichtelijk komense metter tijt oft door eenige ongelegentheydt te veranderen? Andere die op desen trap der gesontheyt niet geklommen en zijn, oft die van naturen swack, graveelich, gichtigh, oft eenigh ander quelling onderworpen zijn, moeten wel met ghestadige sorgh vuldigheyt onse regulen waernemen, en volgen het verhaelde exempel van Hèrodicus, ende andere, als ook van een Venetiaens Edelman, Lodevijck Cernaro, en den welgeleerden Leonardus Lessius, die beyde in openbare schriften van haer selven getuygen, dat sy van natueren swack ende siekelijck zijnde, ende apparent om haest te sterven, nochtans door goede ordre te houden tot een hooghen ouderdom gheklommen zijn.

Hier uyt kan genoegh blijcken, dat de Hygieine ofte de konste om gesont te leven alle Menschen van wat staet ofte conditie sy oock zijn, in alle boecken van de Wereldt, in oude ende jonge Lichamen, ende t' allen tijden dienstig en noodwendig is. Van dit deel der Medicijne moet na mijn gevoelen verstaen werden 't gene van Democritus, geschreven is, in een brief aen Hippocrates, dat alle Menschen behooren te verstaen de Konste der Medicijnen: want dit en past niet op het ander deel, het welk leert de Siekten genesen, alsoo het selfde een kloeck ende ervaren Medicijn vereyst; maer wel op het ghene de gesontheydt leert bewaren, het welck een yegelijk behoort te weten: die sijn leven liefheeft. Ende daeromme plag Keyser Tiberius te spotten met de gene, die na haer dertigh jaren den raet van een ander van doen hadden, om onderscheyt te maken, wat haer lichaem dienstig ofte schadelijck was. De Keyser Antonius Philosophus had dese Konste soo diep in-gesogen, dat hy tot bewaringhe van sijn ghesontheyt niet alleen niemandts raedt van doen en hadde, maer dat hy oock selve aen andere raet konde gheven. Petrus, na sijn natie toe-ghenaemt den Spaengiaert, ende in 't jaer 1276. Paus van Romen onder den naem van Iohannes den XXI. was in dese konste soo ervaren, dat hy selve daar door in voorspoedige gesontheyt leefde, ende oock van die materie voor de nakomelingen treffelijke boecken na liet. De Ouden, seyt Hippocrates, en hebben hier van niet bysonders geschreven. Plato getuygt, dat de eerste na-saten van Esculpius deselve niet veel ghebruykt en hebben. En soo meent oock Galenus, dat dese konste ten tijde van Homerus niet geweest en is. Het welck niet te verwonderen is, alsoo deselve, om de sterckte van de Lichamen, matigh gebruyck van goede spijse, ende andere dingen, niet seer nodigh en was. Maer als de Menschen hare matigheydt, en sobere maniere des levens begosten na te laten, en de kost sochten niet om den honger te verslaen, maer den felfden te verwecken duysent manieren vindende om de spijse op het leckerste toe te maken: soo zijn hier uyt alderhande sieckten, en quellingen het menschelijcke Lichaem over-gekomen. De grootste van de medicijns, seydt Seneca, schrijft, dat de Vrouwen het hair niet uyt en valt, noch de gicht niet en krijgen: het welck men nochtans beyde nu sien, niet om dat de nature van de Vrouwen verandert is, maer het leven; waar door sy den selven leugenachtig maken. Hy verstaet Hippocratem, op wiens tijt sulcks waerachtigh was, om de matigheyt en soberheyt van de Vrouwen; maer onwaerachtigh ten tijde van Seneca, gelijk Galenus de kortbondige Spreuke van Hippocrates mede uytleydt. De menschen dan allenxkens afwijckende van de matigheydt der Voor-Ouderen, en van erger tot erger vallende, so heeft de ervarentheyt ten lesten de konste voortgebracht. Waer toe behooren de Hygieina, of de middelen der gesontheyt van Diocles Asclepiades, en Galenus: als ook de Hygieina Paraggelmata ofte de gesonde vermaningen van Plutarchus. De wercken van Diocles, van de welcke Suidas, en de Asclepiades, van de welcke Celsus getuyght, zijn vergaen. Die van Galenus en behagen sommige niet, so om dat hy in dit stuk wat duyster is, als oock om dat hy seer breet weyt in eenighe dingen, die nu niet te pas en komen, gelijck daer zijn badt-stoven, vrijven, smeeren, en diergelijcke. Van Plutarchus is dit werck wel en geleerdelijk uytgevoert, maer hy en heeft in so weinig bladeren de geheele materie niet konnen verhandelen: Wy sullen de voetstappen van dese sterffelijcke menschen na-volgen, en alles na-de gelegentheyt van ons Landt reguleren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken