Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schat der gesontheyt (1660)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schat der gesontheyt
Afbeelding van Schat der gesontheytToon afbeelding van titelpagina van Schat der gesontheyt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.17 MB)

Scans (42.51 MB)

XML (1.35 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schat der gesontheyt

(1660)–Johan van Beverwijck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 113]
[p. 113]

Van den oorspronck van het slachten der beesten, en dat het Vleesch de Voedtsaemste spijse is.
Het X. Capittel.

 
't EN is (ghelijck het schijnt) noch heden niet geweten
 
Wanneer dat eerst het vleesch by menschen is gegeten,
 
Het kruyt (gelijckmen veel in oude boecken leest)
 
Dat is een langen tijdt de beste kost gheweest:
 
Nu wordt het vleesch gesocht; tot nadeel van de beesten,
 
En dat is aengenaem in die blijde feesten,
 
En na de kunste leert, soo voed 'et alderbest;
 
Maer siet dat ghy den buyck niet al te seer en mest.

ALsoo wijtloopig ghenoegh ghehandelt is van het Voedtsel ofte Spijse, dewelcke van Aert-ghewas genomen wert, soo is 't nu tijt en plaetse, volgens onse verdeelinge hier voren gestelt, te spreken van Dieren, die ofte door haer lichaem, te weten vleesch ofte visch ons konnen voeden, ofte door yet dat van deselve komt, als eyeren, bloedt, melck, wey, boter, kaes, honigh, en soo voort.

Alle ander Dieren vervolghen door haren aert en in-geven van de Natuere maer eenderley kost, ende, schouwen alle ander. Die kruyden, wortelen ofte vruchten eten, houden haer van 't vleesch; ende die vleesch eeten, laten het aert-gewas staen. Maer de mensche treckt al tot sijn keel wat hy op d'Aerde, in de Zee, ende in de Lucht vinden kan, ende sulcx doet hy noch op veelderley manieren toemaken. Waerom Gryllus, een van de gesellen van Ulysses, die van Circe in een vercken verandert was, de beesten seer prees by Plutarchum, (in sijn Boeck, dat oock de beesten reden ghebruyken) tegen sijne Meester die hem wederom in een mensch woude doen veranderen, ende verhief de natuere der beesten boven de menschen: onder ander mede verhalende het gene wy nu geseydt hebben, van de verscheydenheydt, wulpsheydt, ende leckernije van de kast, die de menschen gebruycken, dewelcke soo veel sieckten veroorsaeckt; daer de beesten lichte, simpele, ende eenderhande voornemen. Wel is waer dat de groote verscheydenheydt, en onmatigheydt van de spijse, veel ongesontheyt by de menschen veroorsaeckt; maer dit wen seer qualijck van sommige alleen het vleesch te last geleydt, als of de Luyden in de eerste Werelt daerom alleen soo lange leefden, om dat sy haer alleen met Aert-gewas behielpen, ende sonder bloet te storten haren honger versadighden. Alsoo spreeckt hier van Pythagoras, die geen vleesch en at, by den Poët Ovidius 15. Met.

 
Hier voormaels in den gulden tijdt
 
Doen was de mensch met kruyt verblijt,
 
Of wel met ooft en soet gewas,
 
Dat yemant van de boomen las;
 
Maer niemant wasser soo verwoet,
 
Dat hy vermaeck nam in het bloet.

Want eerst langh daerna, ende in de ysere eeuwe, ghelijck de Poëten spreken, hebben de menschen dese matigheydt overtreden, en de Dieren om te eten geslachtet.

Al hoewel dese dingen in de Fabulen gewickelt sijn, nochtans zijnse uyt de fonteyne der waerheydt geput. Want op de plaets van het Boeck der Scheppinge aen het eerste Capittel, het 29. vers, alwaer God tegen onse eerste Ouders seyt: Siet daer ick hebbe u-lieden gegeven allerley kruyt dat hem besadet op der gantscher aerden, ende allerley vruchtbare boomen, ende boomen die hen besaden, tot uwer ende aller gedierten spijse: Ende op het 3. vers van 't 9. Cap. alwaer hy tot Noë dese woorden spreeckt: Al wat hem roere ende leeft, dat zy uwe spijse, als het groen kruyt, hebbe ick u lieden gegeven, disputeren de Theologanten ofte in den staet der onnooselbeydt het vleesch-eten by de menschen ghebruycklijck soude gheweest zijn; en of het voor de Sont-vloet geoorloft was te eten.

Wat het eerste aengaet, vele seggen, dat wy in den staet der onnooselheydt niet anders dan kruyden en boom-vruchten ghegeten souden hebben. Maer in de andere questie en komen sy niet over een. Want sommige (Lyranus, Carthusianus, Tostatus in 1. Genesis) meenen dat 't vleesch eten voor de Sont-vloet ongeoorloft, ende ongebruycklijck is gheweest. En van dese opinie zijn onder de Out-vaders Tertullian. epist. de cibis Iudaicis; en Hieronym. 1. ad Icvinianum. Andere (Cajetanus com. in 4. Genes. Vatabl. in 9. Gen. 9. Dominic. Soto. 5. de justit. & jure. Franc. de Victoria relect. de Temperantie) sijn van heel contrarie ghevoelen, en meenen dat het oock op die tijdt geoorloften gebruyckelijck is gheweest vleeschte eten. Eenighe den middel-weghingaende, segghen, dat wel het vleesch-eten voor de Sont-vloet niet verboden en was, maer dat evenwel de devotige luyden geen vleesch en nuttighden, om dat Godt, doen hy den mensche de spijse toe-voegde, alleen gewach maeckte van Aert-vruchten.

Soo dat na het gevoelen van vele Wijsen in de Godheydt het vry-vleesch-eten eerst begonnen heeft na dat God tegen Noëseyde: Al wat hem roert ende leeft, dat zyuwe spijse. Het welck uyt verscheyde Rabbinen met verscheyde redenen bevestight wert van Manasseh Ben Israēl, geleerde lode toe Amsterdam, in de 10 questie op Genesis,

Porphyrius, die tegen het vleesch-eten veel in 't Griex geschreven heeft, verteltin sijn vierde Boeck, dat in Phoenecia ende Cypres eerst de manier plag te wesen niet dat leven ontfanghen hadde de Goden op te offeren: dan dat sulcks allencxkens af- quam, ende het vee begost geoffert te werden, doch datse 't selve heel door het vyer lieten verteeren. Maer dat ten tijde dat Pigmalion regeerde een stuck van de offerhande op de aerde viel, het welck de Priester met haest op-nemende om weder op den Autaer te leggen, en sijn verbrande vingeren juyst in de mont stekende, om de smerte te versachten, en hy proevende de smakelijkheyt van 't vleesch, ende oock op den reuck verleckert zijnde, niet alleen vleesch gegeten, maer zijn huysvrou oock te eeten gegeven heeft, het welck Pigmalion vernemende heeftse beyde van een steen-klip doen werpen. Dan alwaer het dat Pigmalion dese nieuwe leckernije met alle macht socht te beletten, ende de vleesch-eters met groote tormenten dede straffen, dat evenwel de menschen eens de lieffelijckheyt van 't vleesch gesmaeckt hebbende, sy door geenderhande straffe, tot haer eerste soberheydt konden gebracht werden.

[pagina 114]
[p. 114]

Het zy daer mede hoe het wil: indien wy wel overwegen de authoriteyt van de alder-outste schrijvers, so sullen wy bevinden datter insonderheydt twee oorsaken sijn, die de menschen ghebracht hebben tot het dooden van de Dieren. De noodtsakelijckheydt van haer selven te beschermen, alsoo zy vreesden dat het getal van de beesten haer meester soude werden: ende Godvruchtigheydt, door de welcke sy eerst de eerste vruchten, ende daerna de eerst geboorene van het vee de Goden op-offerden. En hier van heeft het slachten van de beesten sijnen oorspronck genomen, en alsoo, gelijck geseydt is, mede het vleesch-eten. Het welk daer oock uyt blijckt, dat sy niet een beest voor haer eyghen gebruyck en slachten, of sy offerden de Goden daer eerst een portie van: en die zulcks niet en dede, werde voor godloos ghehouden, als een die van ongheoffert vleesch ghegeten hadde. En alle dieren, diese tot spijze slachten, noemdense daerom Hiereia, ghelijck seer wel aenghewezen is by den hoogh-geleerden Casaubon op Athen. 1. Animad. 11.

Om nu wederom te keeren tot ons vorige propoost; al is 't dat de gulsigheydt der menschen lichamen veel schade en ongezontheydt aenbrengt, so en behoort evenwel het gebruyck van 't vleesch daerom niet weg ghenomen te werden. Want het misbruyck kan oock de alder-beste, ende nuttigste dingen den menschen onnut en schadelijck maken, die niemandt evenwel daerom oordeelt dat gantsch uyt alle ghebruyck behooren gesloten te werden. Vorders wat het Vleesch belanght, indien het wel, ende na behooren ghenut werdt, zoo zalmen niet lichtelijck yet vinden, waer uyt het Lichaem meerder ende beter voedtsel trecken kan. Want sal de spijse ons goedt voedtzel geven, soo moetse ons gelijck sijn, so in de maet van haer substantie ofte gestaltenis, als oock in de matigheyt van hare hoedanigheden. In de mate van haer gestaltenis heeft het vleesch onghelijck meer ghelijkenis met des menschen lichaem, als eenige ander spijze. Hierom werdt het oock lichtelijck in onse gestaltenis verandert. In de matigheydt heeft het vleesch, behalven de ghelijckheydt in de eerste hoedanigheden van hitte, koude, vochtigheydt ende drooghte, oock noch een ander gemeenschap met ons: want het heeft, doen het beest leefde, een edelder forme of gedaente gehadt, als yet anders dat wy eten: dien volgende oock een ghematigheydt die onse natuerlijke wermte gemeender ende aengenaemer is. Het selfde werd oock door het bloed betuyght, de stoffe ende materie van 't vleesch: want uyt de naderheydt van deze materie, kan mede de gelijckheyd van de gematigheydt besloten werden. Daer beneffens dewijl het van den aert van de spijse is, darse warm ende droog is, ende op den honger accordeert, die een appetijdt is van warme en drooghe dingen, soo heeft het vleesch veel meer de over-eenstemminge van deze hoedanigheden, als visch ofte moes-kruyt.

Dewijl dan het Vleesch van hoedanigheyt warm is, ende tusschen de vochtigheydt ende drooghte ghematigt ten aensien van ons, en van andere dinghen, die wy ghemeenlijck eten, soo wert het om de ghelijckheydt van sijn voedtzel lichtelijck in goet bloedt verandert. Want hoe datter meer ghelijckheydt is tusschen het voedtsel, en 't gene dat ghevoedet werdt, en minder strijt, hoe dat de Maeg oock minder werck heeft om 't selfde te verteeren, de voedinge beter toe gaet, ende minder overschot vergadert werdt.

Datter oock meerder voedtsel in 't vleesch is, als in yet anders, blijckt oock hier uyt dat de ghene die vleesch gegeten hebben, soo haest geen honger en krijgen, als die van visch ofte kruyt versadight zijn. Want alsoo het vaster zelf-standigheydt meerder warmte, ende luchtige vette vochtigheydt heeft, soo kan het 't gene dat vervlogen is vaster herstellen met yet anders in de plaets, dat wat langer stede houdt, waer door de leden haer sterckte langh behouden, en vermeerderen.

Daerom sijnse zeer bedrogen die daer menen dat de menschen in voor-tijden zoo oudt werden, om dat sy haer onthielden van vleesch te eten, haer alleen onderhoudende met 't gene d'Aerde gaf. Want alsooden in de Spijse drie trappen gestelt werden, de eerste van de sterckste-stoffe, de tweede van de middelbare, de derde van de slapste; behalven Erweten, boonen, en 't koren-werck in 't beginzel van de wereldt noch onbekent, soo en brenght de aerde niet voort van de sterckste materie, ook seer weynig in de tweede, maer meest al 't gene onder het slapste gerekent werdt. Hier by is waerachtig dat de groote Hippocrates seyt, dat slappe spijse een kort leven maeckt. 6. Epid. 5. 20.

 
Swacke kost den mensch gegeven,
 
Maeckt hem veel een korter leven.

Soo dat het langher leven van d'eerste tijden en soorte van spijse niet te wijten en is, maer liever andere dingen, die hier vooren aengewesen sijn.

Hipp. 6. Epid. 5. 20.

Τὰ ἀσθενέστερα σιτία ὀλιγοχρόνιην βιοτὴν ἔχει.
Imbecilles cibi brevem vitam praestant.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken