Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schat der gesontheyt (1660)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schat der gesontheyt
Afbeelding van Schat der gesontheytToon afbeelding van titelpagina van Schat der gesontheyt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.17 MB)

Scans (42.51 MB)

XML (1.35 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schat der gesontheyt

(1660)–Johan van Beverwijck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 135]
[p. 135]

Van den dranck; ende eerst van het Water.
Het XVII. Capittel.

 
WY komen tot den Dranck, de koelte van het leven,
 
Die kan een dorstig mensch als weder adem geven,
 
Die kan een dorre ziel vernieuwen hare kracht,
 
Schoon datse leydt en sucht en van den dorst versmacht.
 
Maer leert hier Hollants volck, eer dat wy vorder komen,
 
Wat vocht tot uwen dranck is dienstig aengenomen;
 
Niet alderhande nattigh dient tot dranck bereyt,
 
Dus maeckt in dit geval een noodig onderscheyt.
 
Het Water was voor-eerst een dranck voor alle menschen,
 
En niemandt van het Volck en konde beter wenschsn:
 
Het Bier was onbekent dat heden wonder doet,
 
En daer en werdt geen Drayf getreden met den voet.
 
Men wist geen Honig-raet met water op te sieden,
 
Om voor een soeten dranck de gasten aen te bieden;
 
Neen, neen, een suyver nat gesprooten uyt den gront,
 
Dat was gemeenen dranck en yder bleef gesont.
 


illustratie

 
Doch na het eerste volck van God is af-geweken,
 
Soo woonter slim vergif oock in de reyne beken;
 
Hier vintmen selsaem vocht dat suer of bitter smaeckt,
 
En elders killig nat dat dicke kroppen maeckt.
 
Ghy, wilje, na de kunst, gesonde waters kiesen,
 
Waer van haer schoone veruw noyt maegt en sal verliesen,
 
Noyt man sijn jeugdig bloet, so komt geminde vrient,
 
En leert hier wat gekoockt of raeu gegeten dient.

DEn Dranck is voor de menschen so nootsakelijck, als de Spijse. Want gelijck door de Spijse de drooge en vaste gestaltenis die verteert was, herstelt wert: so doet oock den Dranck in 't gene dat van onse vochtigheyt vergaen was. En dit is 't voornaemste gebruyck van den Dranck, de vochtige ghestaltenis van ons lichaem, dewelcke gestadigh verteert en vergaet, te herstellen ende te vernieuwen. Waerom oock de Natuere ons den dorst gegeven heeft, die een appetijdt en begeerte is van vochtigheydt, en dranck, te weten van soodanighen, die niet alleen uytwendigh, maer insonderheydt in der daedt, en krachten vochtigh is, noch oock in hitte uyt en steekt. Want anders en soude hy de verloren vochtigheydt niet konnen wedergheven, of den dorst over doen gaen. Hierom het Vleesch-nat, al kan het misschien al uyt-rechten, dat den dranck doet: so en kan het evenwel den dorst niet lissen, om dat het eenighe drooghte behouden heeft uyt het af-koken van de vaste deelen van 't vleesch. Het selfde vermach Zee-water noch minder, 't welck door het zout drooghmakende kracht heeft. Als by die vocht makende kracht van den Drank kouwigheyt is, so kan het veel meer den dorst lissen, als of den dranck warm ofte laeu was. Waerom een koelen dronck oock veel aengenaemer is, insonderheyt als het heet Weder is, oft dat het lichaem door veel gaen, of arbeydt vermoeyt en verhit is. Want alsoo de hitte die van buyten in ons lichaem komt, groote kracht heeft om ons lichaem te verswacken, en de vochtigheydt te verstroyen: om sulcks te voorkomen, en de krachten

[pagina 136]
[p. 136]

die uyt het vervliegen van de vochtigheydt gekrenckt werden, weder te versamelen, is kouden dranck sonderlingh bequaem, en doet het gene, dat warmen dranck niet en soude konnen doen; dewijl de vochtigheydt in den dranck alleen niet genoegh en is, ten zyse van de kou geholpen werdt. Maer hier moet evenwel maet in ghehouden, en op de tijdt van het jaer, weer en complexie gelet werden.

Behalven dit gebruyk, te weten, den dorst te verslaen, en de vochtigheydt te herstellen, zoo heeft den dranck noch sijn andere nuttigheydt, maer gemeen met ander nat en vochtig voedsel. Want hy helpt dat die vette en dicke vochtigheydt door de naeuwe aderen kan schieten. Doet mede de Spijse in de maegh onder malkander mengen, en verdunnen, op dat sy lichter zoude verteert werden. Verhindert oock dat die vettigheydt tot voedtsel van 't lichaem geschickt, van de hitte niet ontsteken en wert.

Toe Dranck werdt insonderheydt Water en Wijn gebesicht, en 't gene na de gelijckenisse van de Wijn, van Tarwe, Gerst, en Hop gemaeckt werdt, te weten, Bier: oock Mede van water en honigh, en sap van Appelen, Peren, en diergelijcke.

Van Water.

Het Water en is niet alleen den gemeenen dranck van de beesten, maer oock van vele menschen. Als op een sekeren tijdt de Romeynsche Soldaten om Wijn riepen, zeyde Pescennius Niger, Hebt ghy de Rivier, en eyschtghy noch Wijn; Het selfde had by-na te voren geseydt, de Keyser Augustus tegen 't volck van Romen, als sy klaeghden over de schaersheydt van den Wijn, met dese woorden: Mijn Swager Agrippa heeft zo veel waters in de Stadt gheleydt dat niemandt en behoeft dorst te lijden. Ende te voren, gelijck Iulius Frontinus getuyght, gebruyckte sy anders geen dranck, als water, datse uyt den Tyber, ofte uyt de putten schepten. In Vranckrijck, Italien, Spaengien en drinckende Vrouwen naeulijcks yet anders. Maer sy hebben aldaer beter en klaerder water, en 't welcke soo raeu niet en is als hier te Lande. Nochtans en bekomt het een yegelijck niet evenwel. Victor Cayet in 't tweede deel van sijn Historie der oorlogen van Henrick de 4 in François beschreven, ende voor hem Cicarolli, in sijn Italiaensche beschrijvinge van 't leven der Pausen, verhalen, dat de Paus Gregorius de 14. van sijn achthien jaren af niet als water ghedroncken hadde, en dat by vele geoordeelt werde, sulcks de meeste oorsaeck te wesen, dat hy seer met de steen ghequelt was: om datter seydt Cicarolli, geen water soo suyver en is, ofte het heeft eenighe aertachtighe vuyligheydt, dewelcke in lichamen, die daer toe genegen zijn, (en, een steenachtige vruchtbaerheydt hebben, gelijck Areteus spreeckt) seer lichtelijck in graveel ende steen komen te veranderen. Daer is in Ormus een gemeene sieckte van wormen, die in de beenderen groeyen, welckers oorspronck op het water, datse aldaer drincken, geleydt wert: waer van onder anderen te lesen is by Linschoten in sijn Voyagien op het seste Capit. Daerom staet ons wel te letten, wat water wy gebruycken, en waer in wy onse spijse laten koken. Het ghemeen water is van ghematigheydt kout en vochtig, geeft het lichaem meer veranderingh, als de Lucht: om dat het water langh in een plaets stede houdt, daer de Lucht haest vervlieght, en die van daegh in Vlaenderen is komt binnen twee drie dagen in Afrijcken, en soo al voort in andere Landen, als uyt Aristoteles aen wijst Huarte in sijn Spaensch ondersoeck der Verstanden. Ende gelijck de Philosophen seggen, dat geen suyver eliment kan aliment ofte voedsel wesen, soo gaet het oock met het water, dat by ons nergens suyver, ofte onvermenght gevonden werdt, welck menghsel groot onderscheyt ende verschil in 't water maeckt.

Het beste ende gesontste water, seyt Plinius 31. 3. is, 't welck de Lucht alder-gelijckst is, dat klaer in 't oog is, en nergens na en ruyckt of en smaeckt. Die geen wijn en drincken, zijn de bequaemste, om hier van te oordeelen, dewelck het onderscheydt van 't water so naeu konnen proeven, als yemandt anders van wijn ofte bier. De Autheuren beschrijven hier beneffens noch andere keuren van goet water. Te weten, het welck ras heet, ende ras kout Hipp. 5. Aph. 26. ende Gal. 1. Sim. 18. Want 't ghene het van buyten door de uytterlijcke warmte lijdt, dat is geloofelijck, dat het oock van ons innerlijcke warmte lijden, ende het ingewant niet beswaren en sal. Om welcke oorsaeck soo werden vleesch en vruchten noch veel eer moruw in goet water. Soo dat dra yet genoegh sieden, mede een teecken is van goedt water. Siet Casaubon Animal. in 2. Athen. 7. Gelijck oock is, dat den buyck niet op en blaest, noch langh daer in blijft, maer ras ghelooft wert. Siet Cael. Rhod. 27. A.L. 5. Voor het beste water, werdt van Hipp. gehouden, 't welck niet veel wijns en kan verdragen: dat is, 't welck by een weynigh wijns gemenght zijnde, noch sterck ghenoegh is, als breeder gesien kan werden by Casaubon. op Athen. cit. Sommige wegen het water, en houden het lichtste voor 't beste, Plin. cit. Andere nemen eenige stucxkens linden, en maecken die in verscheyden water nat, en 't gene eerst drooght, keuren sy voor het dunste en lichtste water.

Deze teeckenen van goet water, werden minder ofte meerder in de wateren bevonden, na den aert en de verscheyden natuere van de selvige. Want daer is Fonteyn-water, Rivier-water, Regen-water, Put-water, Moerasch-water, Snee-water.

Fonteyn-water heeft aldermeest de teeckenen van goet water, indien 't beste gekosen wert. Want alle Fonteyn-water en is niet even goet: maer het beste is, dat de verhaelde teeckenen heeft, by de welcke noch andere gedaen konnen werden. Hippocrates in sijn Boek van de Lucht, Wateren, ende plaetsen, prijst voor het beste 't welck spruyt ende loopt tegen het opkomen van de Son, insonderheydt de Somerdaeghsche: dat oock uyt suyvere aerde voortkomt, ende door geen slickerighen grondt en loopt, maer dat over zant en steenen vloeyt, en geen modder mede en sleept: (soodanige van de Bergen komende, zijn krachtiger, seydt Plutarchus, als die in Grachten, ofte in 't vlack loopen, 8. Simpos 5.) dat des winters laeuachtigh, ende Somers koel is, waer van de oorsaeck de diepte, ende dien volgende de suyverheydt van de aderen toe-gheschreven wert. Maer de wateren die eenighen smaeck hebben, wijsen aen den aert van de plaetse (Senec. 3. Nat. Qu. 20.) daerse door-loopen, en brenghen met haer de krachten van 't minerael, als aluyn, sulpher, koper-root, en dierghelijcke, en moeten derhalven niet voor gemeenen dranck, maer voor Medicinalen

[pagina 137]
[p. 137]

drank gebruyckt werden. Gelijck wy hier het Spa-waterdoen. Siet daer van breeder by Doctor Langius in zijn 43 en 44 Brief van sijn tweede Boeck.

Rivier-water is gemeenlijck het meestendeel Fonteyn-water: want uyt vele Fonteynen t'samen loopende, groeyen de Rivieren. Ende om dat alle fonteynen, die in een Rivier loopen, niet juyst van een nature en sijn, so heeft het Rivier-water oock eenen vermenghden aerdt, en krijght daer-en-boven noch verscheyden natueren van de aerde, daer het dickwils noch een groot stuck weeghs doorloopt, dewelke somtijts kley-achtigh, somtijdts modderich, somtijts sandigh van gront is. Al-te-met wert het Rivier-water oock seer vermeerdert door 't Sneeu-water dat van de Berghen komt vallen, ofte door het storten van veel reghens. Maer dat voordeel schijnt evenwel het Rivier-water te hebben, dat, dewijl het een groot reck loopt, door dat scholpen en bewegen verdunt, (Plin. 31. 3.) en sijn raeuwigheyt als ghebroocken, en met eenen van de stralen der Sonnen verteert wert. Maer men moet daer op letten, dat alsmen Rivier-water wil gebruycken, insonderheyt dat uyt onse Havens, daermen alle dingen in laet vallen, geschept werdt, het selve eerst in den Emmer laet staen besincken, op dat het slick en de vuyligheydt in den bodem mach blyven.

Regen-water wert van Palladius, Averroes, &c. boven alle andere wateren gepresen, insonderheyt, seyt Avicenna, het welk des Somers met den donder neder-valt, als sijnde het dunste ende lichtste; gelijck te voren oock Hippocrates geleert heeft 6. Epid. Ende het is waer, indienmen maer op de dunnigheydt en lichtigheydt soude willen letten, datmen het selfde voor het ander water soude moeten stellen. Maer alsoo uyt de aerde door de hitte verscheyden dampen op-getrocken werden, die tot den regen stof ende materie by-brengen: so schijnt wel dat het Reghen-water soo heel suyver niet en is. Om welke oorsaeck het oock lichtelijck komt te bederven, ghelijck Plinius mede seydt op de ghemelte plaets, ende de redenen daer van aen-wijst Cael. Rhodigen. 27. Ant. Sect. 2. En ons Regen-water dat van het dack gemeenlijck in een loo goot valt, en sleept niet alleen daer van een deel vuyligheydt, maer treckt oock dickwils eenige ceruysheydt uyt het loot, ons Lichaem seer schadelijck.

Put-water, alsoo het onder de aerde is, en boven d'aerde niet verheven en werdt maer in de diepte, en stil blijft, tot dat het met een Emmer uytgeput werdt, is grof ende swaer, waerom het langh in den buyck blijft hangen, en het ingewant beschadight.

Stil-staende-watere en die uyt Moerassen gehaelt werden, sijn van de alderquaetste. Want des Somers zijnse nootsakelijk (seyt Hippocrates de Aer. &c.) heet, dick en ruyckende, des Winters kout, beroert en bevrosen. En dewijlse stil-staen, ofte niet als heel langhsaem beweegt en werden, soo komense lichtelijck te bederven: als oock gelijck Plutrachus schrijft 8. Sympos. 5. om datze veel aerde in-ghenomen hebben, en sijn derhalven raeu, dick, en veeltijdts quaetaerdigh en pestachtigh. Anders beswaren sy evenwel de Maegh, verstoppen het inghewant, verderven de humeuren; waer uyt niet selden quade koortsen voort-komen.

Snee-water ende dat van gesmolten Ys komt, wert mede voor seer ongesont gehouden, (Hipp. cit. en Arist. by Agellium 19. Noct. 5. en Muretum 9. Var. Lect. 9.) als heel grof en dick zijnde. Want als het water door de kou soo bevriest en verdickt, dat het snee of yswert, so werden de fijnste deelen daer uyt geperst. Behalven dat in het selve oock een groote kou is, dewelck de Maeg ontstelt en beschadigt. Ende al is 't dat jonge sterke luyden haer schade niet terstont gewaer en werden: so vernemen sy die evenwel met den ouderdom, en krijghen soodanighe ghebreken in de gewrichten, zenuwen, en het ingewant, datse deselve niet lichtelijck en verwinnen. Doen ick uyt Italien over de hooge bergen quam, Alpes ghenaemt, sagh ick al 't volck aldaer met seer groote kroppen, het welck my meerder soude verwondert hebben, hadt ick niet te vooren by den Poët Iuvenalis gelesen in sijn 13. Schimp-dicht:

 
Wie vont oyt vremt de dicke kroppen,
 
Als hy genaeckt de koude toppen,
 
En onder hem de klippen siet
 
Die al de werelt Alpes hiet?

Plinius schrijft dat sulcks komt door soute van 't water dat sy drincken, in sijn 11. Boeck van de Nat. Hist. op het 37. Capittel. De gemelte Langius, Medicijn van den Palsgraef, inden 43. Brief van sijn eerste Boeck, en den 4. Brief van sijn derde Boeck, geeft hier van de oorsaeck, dat het volck, aldaer water drinkt, dat uyt Bergen, daer veel metael in is, af komt loopen, en dat veel quicksilver by hem heeft. Maer al en kan niet ontkent werden, dat het quicksilver een besonder kracht heeft om het slijm nae de mondt en keel toe te drijven, soo dat het oock van buyten ghestreken zijnde, doet quijlen, en de tanden los maeckt, gelijck onse Chirurgijns wel bekent is; dewijl evenwel in Hongarien, Seven-bergen, en andere plaetsen daer het quicksilver in groote menighte voort-komt, die kroppen niet ghevonden en werden, soo dunckt my beter te zijn, datmen simpelijck de oorsaeck leydt op de raeuwigheydt van 't snee-water, dat van de hooge Bergen komt afloopen, ende van de Luyden aldaer woonende van jonghs op ghedroncken werdt.

Om alderhande souten te verbeteren, ende alle wateren bequamer tot den dranck te maken, wert het op-sieden seer gepresen; waer door niet alleen de kouwigheydt en raeuwigheydt verbetert en wert, maer de aertachtighe en ongesonde deelen, die daer in zijn, ende soo naeu onder een gemenght blijven, datmense niet gewaer en kan werden, komen te scheyden, ende de warmte over sijnde, gaen op de gront sitten. Plinius seydt op de meer-gemelte plaets dat de remedie voort quaet water is, indien 't op de helft gekookt wert. Dit gekoockt water is al by de oude Griecken in 't gebruyck geweest, gelijk blijckt uyt Hipp. 6. Epid. en Athen. 3. Deipen. 34. maer niet op de manier, als de Keyser Nero dat toe-maekten (Casaub in. Animad. ad Athacit.) ende te Romen gebruyckelijck was, na hem Decocta Neronis ghenoemt. Het is een vont, seydt Plinius van den Prince Nero, het water te koken, ende dan in een glas ghedaen in 't snee te koelen. Waer door men het vermaeck van de koelte, heeft, sonder de schade van het snee. Iuvenal. Sat 9.

 
Het water eerst gekoockt, en dan met snee verkoelt,
 
Hier uyt is dat de Vorst geen kleyne lust gevoelt:
 
Te weten, als sijn maegh, verhit door dranck en spijs,
 
Vereyscht tot haer behulp de koude van het ys.
[pagina 138]
[p. 138]

Maer desen leckeren dranck en quam Nero niet wel te pas, als hy vluchtende uyt Romen, ende om sijn tyrannye ter doodt vervolght werdende, onderwegen water uyt een plas met sijn handt dronck, seggende: Et hoc est Neronis decocta. En dit is het lecker gekookt waterken van Nero, gelijk Suetonius in sijn leven beschrijft. In Italien is noch seer ghemeen, de wijn in dubbele glasen te doen, daer in 't buytenste ys is: maer hy is al te kout, en doet oock schade, insonderheydt alsmen seer verhit zijnde, die groote kou in-neemt. Sommige misprijsen het kooken van 't water, meenende dat daer door de dunste deelen van het water uyt-waessemen, en dick blijven: maer men hoeft niet te vreesen, dat het water met zieden dicker sal werden: want het sal eer allegader versieden, en uyt-waessemen, als dicker werden; en 't gene uytwaessemt en is niet het dunste deel van 't water, maer het heele water; ende wat dickigheydt datter onder vermengt is, dat komt na het koken te sincken, en van de suyvere substantie des waters te scheyden. Maer soo yemant het water met een helm over-halen, ofte distelleeren wil, die sal het sonder twijffel suyverder, en veel beter maken.

Plinius Lib. XXXI. Cap. III.

Omnem decoctam utiliorum esse convenit, Vitiosae aque remedium est, si decoquatur ad dimidias partes.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken