Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schat der gesontheyt (1660)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schat der gesontheyt
Afbeelding van Schat der gesontheytToon afbeelding van titelpagina van Schat der gesontheyt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.17 MB)

Scans (42.51 MB)

XML (1.35 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schat der gesontheyt

(1660)–Johan van Beverwijck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Van Af-setten, en Behouden, ofte van het losen des Kamergancks, Waters, en andere overtolligheyts, als oock van het By-slapen.
Het III. Capittel.

 
HOe nietigh is het vleesch, hoe veerdigh om te sterven!
 
Een wint te seer geperst die kan een mensch bederven:
 
Het water in de blaes dat brenght hem in den noot,
 
En ick en weet niet wat dat brenght hem aen de doot.
 
Doet wat natuer vereyscht, het sal u konnen baten,
 
Wat pooght om uyt te zijn dient uyt te zijn gelaten:
 
Men geeft noch wat verdrags schoon datmen honger lijt:
 
Maer alsser afgangh perst dan schaedt de minste tijt.

INdien der eenige Spijse te vinden was, die geheel in de selfstendigheydt van ons lichaem konde verandert werden, zoo en souder geen overschot blijven, maer alzo alle spijse eenighe ongelijckheydt heeft met ons Lichaem, soo moeter nootsakelijck yet van overschieten dat aen ons lichaem niet ghehecht en kan werden. De groove en onsuyvre kost laet veel overtolligheydt, de suyvre weynigh: maer meestendeel gaet het derdepart, ofte wat meerder van onderen af: en ontrent het derdepart gedijet tot voedel, het overige gaet tot ander vuyligheyt, slijm, water, gal, sweet, roockachtige dampen, &c.

Dewijl dan de Spijze om de ongelijckheydt, diese met ons lichaem heeft, niet altesamen in goet voedtsel en kan veranderen: So is noodig, dat het quaet van het goede gescheyden, ende het een behouden, ende het ander geloost wert. Als sulcks na behooren gheschiet, zoo wert het lichaem in natuerlijcken stant onderhouden: maer indien 't gene ingehouden moet werden, afschiet, ende dat geloost dient, in het lichaem blijft, als dan komt de gesontheyt een groten af-breuk te lijden.

Maer gelijcker verscheyde kokingen, ofte teringen in 't lichaem zijn, te weten, de eerste in de Maegh, de tweede in de Lever, de derde in elck van de leden: soo werter oock verscheyden overschot vergadert, als kamerganck, water, gal, melancholy, drooge ende dampige vuyligheyt, die de huyt uyt-werpt, ende waer van de hemden vuyl werden, ende dickwils het sweet, dewelke altesamen uyt de algemeene verteringen voortkomen, ende boven dese noch eenige die de besondere verteringe van de leden voortbrengen, gelijck die uyt de herssenen door neus en mont dickwils gelost werden. Dese dan indiense wel af-schiet, en doen niet weynigh tot de bewaringe der Gesontheydt: maer indiense ofte op-gehouden, ofte ontijdigh afgedreven werden, soo komense de selve te veranderen.

Den af-treck, ofte het overschot van de Maegh ende dermen, indien het niet t'sijner tijt af en schiet, (dat is voor sobere luyden eens daegs voor den eten, ende voor de ghene, die wat veel eten, tweemael) belet het teren; alzoo daer van quade dampen in de maegh ende by-leggende deelen opstijgen. Sulcks beschadight ook voornamelijck een swack hooft, en valt mede d' andere deelen moeyelijck, verweckt winden, krimpinghe in de dermen, ende diergelijcke quellingen. Soo verhaelt Alexander Benedictus 19. de cur. morb. 36. van een vrou die in d' eene zijde geraeckt was, ende in een geheele maent geen af-treck en hadde, datse daer van uytermaten opswol. Ende een voornaem Magistraet van dese Stadt Dordrecht, na dat hy een wijl gheseten hadde op een winderigh secreet, bevoelden hem niet wel, ende en konde door geen derhande middel ghebracht werden, om ter stoel te gaen, zoo dat hy daer van op den sevenden dach quam te sterven. Het zelve is mede in korter dagen te Middelborgh aen een jonge dochter gebeurt. Siet Schenekium 3. Obs. 275.

Den buyck-loop ofte Loslij vigheydt is dickwils gesonder als ongesonder, te weten, wanneer de Natuere voelende in de Maegh een beginsel van verdervinghe

[pagina 149]
[p. 149]

der humeuren, haer terstont ontlast, ofte oock door haer kracht de quade humeuren uyt andere partijen afdrijft, ende alsoo dickwils de oorsaken van vele sieckten voor-komt: maer wanneer sulcks veel en langh aenhoudt (want als de natuere wel werckt, ende den buyck van zelfs weeck is, zoo en duert die loop niet langh, en de Natuere haer ontlast hebbende houdt terstont op) zoo wert het lichaem nootsakelijck van sijn voedtsel versteecken, ende begint heel afte gaen, de krachten verminderen, en de dermen werden daer door verswackt, en af-geschrapt. Waer uyt Persing, Bloetganck, en diergelijcke qualen voort-komen.

Op de selfde maniere als het Water op sijn behoorlijcke tijdt geloost wert, dat is het lichaem nut ende dienstig: maer in dien het te haestig afgedreven, ende insonderheydt te lang op-gehouden wert, zo en verwekt het geen kleyne schade. Want sulcks en beswaert niet alleen de blaes en de nabuerige deelen: maer vervult en spant de blaes dickwils oock so seer, datse daer na haer selven niet toetrecken, ofte het water uyt-drijven en kan, (welcke oorsaek Galenus wel stelt 6. Ioc aff. 4. hoewel het van Fernelius berispt wert, 6. Pathol. 13. gelijck ick in 't Steen-stuck breeder met redenen, en ervarentheydt, uyt de Anatomie zelve bewijse) waer uyt dickwils een ontstekinge in de blaes komt, ja de ervarentheydt leert, dat door ontijdige beschaemtheydt in maeltijden ende geselschappen het water soo langh op gehouden is dat het de doodt veroorsaeckt heeft. Ick en kan niet na-laten, een exempel hier by te brengen, het welck my mede-gedeelt heeft in 't leste jaer sijns levens mijn weerde Neve, de Heere Gerard van der Laan zaligher; Borgermeester van Haerlem. Deze schrijft van sijn Oom Nicolaes van der Laan, mede Borgermeester, dat als hy te Delft, zijnde Lant-raedt ende geheymen Raedt van sijn Excellentie, ghenoot was ter maeltijt by den Grave van Hohenloo, ende aldaer boven sijn vermogen tot drincken gedwongen werde zoo lange sijn water op-hiel, om andere niet op te doen staen, dat hy daer na door geenderhande middelen gebracht en konde werden om water te maken: en dat hy van pijne te bedde geworpen zijnde, daer by de sprou en ontstekinge in 't aensicht krijgende, also sijn leven eyndigde.

Geen minder perijckel konnen de Winden veroosaken. Het welck de Keyser Claudius be beweegde, om een Wet te maken, waer by yemant oock in maeltijden het welck te voren ongeoorloft was, soude vermogen een wint te laten: want hem was aengedient, datter yemant met groot perijckel een wint uyt schaemte ingehouden hadde, gelijk Suetonius verhaelt in sijn leven. Daerom seyden de Stoische Philosophen, (Cic. 9. Ep. ad Fam. 22.) dat de winden zo vry behooren te wesen als het rispen. En onsen Erasmus schrijft dat de gene, die uyt schaemte een wint inhouden, meer letten op de beleeftheydt, als op de gesontheydt: en raet als sulcx in geselschap yemant overkomt, den selfden met een gemaeckten hoest te bedecken.

 
Qui veut vivre longuement,
 
Doit donner le cul au vent.
 
Wilje langh en lustigh leven,
 
Aen den eers dient wint gegeven.

Dan gelijck wy van den Kamerganck ende het water geseyt hebben, dat het te veel af-schieten soo veel quaet doet, als het ophouden, soo gaet het oock met de winden. Doctor Fernelius schrijft 6. Pathol. 10. dat hy in vele, die gestadigh gewent waren de winden op te houden, na haer doodt bevonden heeft dat den derm Colon. so wijdt als een arm uytgereckt was: ende andere gerekent heeft, die de winden van onderen in de Maegh op-steghen, soo datse meer rispen als woorden uytbrachten. De Heere van Montaigne verhaelt 1. des Essais 20. een notabel exempel van een, die veertigh jaren geduerighlijck winden loosden, tot dat hy ten lesten al vijstende sterft. Soo schrijft de Oudt-vader Augustinus van een, die soo veel winden liet, als hy begeerde; en de Lodewijck Vives voeghter in sijn uytlegginge een exempel by van sijnen tijdt, van een die op de maet winden konde laten. Diergelijcke heb ick gesien te Florençen in een Nederlandts Schilder, die boven door de mont de lucht in-halende niet alleen ontallijcke winden en allerley geluyt en liet, maer oock alderhande liedekens soo perfect wist na te bootsen, datmen de wijse daer van lichtelijck konde verstaen.

Het gene nu verhaelt is, heeft mede plaets in ander vuyligheydt. Want dit is een gemeene wet der naturen, dat de vuyligheydt moet uytgeworpen werden, op dat het lichaem een suyver voedtsel krijghe. Als sulcx gheschiet, soo verteert de spijse, het lichaem blijft wel gedaen, en wert fris en gesont gehouden. Maer als die ingehouden wert, soo vervult het voedtsel, waer uyt verscheyden sieckten spruyten.

Ten lesten behoort tot het af-drijven en behouden mede het byslapen, in't welk het zaet afschiet. Want al is het selve eygentlijck geen vuyligheydt, soo is het evenwel overschot van de derde teeringe; en moet daerom oock ghestelt werden onder de dingen die afschieten of binnen blijven, alsoo het zaedt, ghelijck Hippocrates betuyght, van den gantschen lijve en alle de deelen af-schiet. En dewijl het af-schieten en behouden van het zaet, groote veranderingh in de Gesontheydt kan maken, soo is billick, dat alhier mede van het byslapen gehandelt werdt.

Alle dieren is van natueren gegeven een begeerte tot versamelingh, en een groote genuchte in het teelen, om datse dat werck geerne souden by de hant nemen, en alsoo voort-setten. En sulcx matelijck en na behooren geschieden de, is den lichaem nut en gesont. Hoewel dat de wijse Epicurus meer op de Zedigheydt als de gesontheyt siende, seggen dorst, datter geen byslapen dienstigh en was, volgende daer in misschien den Philosooph Pythagoras, dewelcke gevraeght zijnde, wanneer men by een vrou behoorden te komen, gaf voor antwoort, als ghy swacker wilt werden. Daer men nochtans siet, dat de mans en vrouwen, insonderheyt weduwen, het zaedt te langh opghehouden zijnde, 't gantsche lichaem swaer en loom maeckt: ende metter tijdt komende te bederven, sware accidenten, als op-stijgingh van de Moeder in de Vrouwen ende diergelijcke mede in de Mans verweckt. Soo dat Aristoteles ongelijk heef, als hy ontkent, dat man, noch vrou niet sieck en werden, ofte en sterven door het op houden van 't zaet. Een ander Philosooph Diogenes verstont dat welanders, gelijck Galenus in een on beschaemt exempel van hem verhaelt 6. Ioc. aff. 5. Ende Aristoteles selve maeckt gewach 4. Probl. 30. van verscheyde sieckten die de Mans door onthoudinge over-komen. Wy lesen

[pagina 150]
[p. 150]

van een seer geleert Spaengiaert Michiel Verinus, dat hy hier van sieck zijnde, niet en konde beweegt werden tot het by slapen, en dat hy daer over quam te sterven.

 
Ne se pollueret, maluit ille mort.

Een ander Bisschop had daer geen sin in, dewelcke als hy door raedt van den Dodtor, ende sijn vrienden, dese remedie tot genesinge gebruyckt hadde, en daer na schreyende, van sijn vrienden, die meenden dat sulcx quam uyt berou van de sonde, getroost werde, so gaf hy haer tot antwoort, dat hy niet en schreyde om de sonde, maer om dat hy niet eerder begonnen hadde, gelijk verhaelt wert by Fulg. in l. fi. ultra. fi. ff. de pict. act. So dat het wel swaer te begrijpen is, hoe stercke en gesonde luyden haer kuys ende eerlijck konnen houden sonder quetsinge van haer gesontheydt. Seer wel seyde de Paus Pius de Tweede, dat om gewichtige reden den Houwelijken-staet de Priesters benomen was; maer dat hy om grooter reden haer wederom behoorde toegelaten te werden. Want het is meer als seker, datse allegader niet en konnen zijn als de vrome Kardinael Bellarminus. Dewelck, als hy yet hoorde of las de Houwelijcksche saken betreffende, was altijts genootsaeckt een ander te vraghen, wat zulcke woorden beteyckende, waer in hy zoo onwetende was, als in de sake selve, gelijck onlanghs in sijn leven beschreven is van een Iesuijt Fuligatio, en is uyt sijn Italiaens in Latijn overgeset, en t' Antwerpen gedruckt Anno 1633.

Wy sien by de Poëten, hoe mildelijck datse een deel van haer jaren geven aen de gene, diese beminnen. Sy gevense, seyt Seneca 6. van de weldaden 25. en sy en wetent niet: en sy gevense zoo, datse haer afgaen, sonder aen haer Lieven te vermeerderen. De Pertrijs, zeyt Plutarchus, werdt van dit spel vet. Maer het gaet met ons geheel anders. Soo dat wel waer-genomen dient de lesse van Celsus uyt het eerste boeck en Capittel aldus in rijm gestelt.

 
Een sacht, een reyn, een vrolijck bedt,
 
Daer voor men twee paer schoenen set,
 
Dat is de mensch een nutte saeck,
 
En kan hem dienen tot vermaeck,
 
Indien by na den regel gaet,
 
En houdt de gulde middelmaet:
 
Maer die met lusten opgevat,
 
Spilt al te ruym zijn dierbaer nat,
 
Diens rijck en kan niet lange staen,
 
Maer sal in korten ondergaen;
 
Want als de lust te dertel speelt,
 
De geest, en oock het lichaem queelt:
 
En zijdje swacker alsje plaght
 
Eer datje by een vrouwee laght,
 
Soo leght u saken beter aen;
 
Want, vriendt, ghy hebt te veel gedaen.
 
Weest daerom hier en over-al
 
Niet al te wijs, niet al te mal.

Want die in dit werck onmatigh en al te driftigh zijn, verdrijven de natuerlijcke wermte, verkouwen en verswacken haer gantsche Lichaem, vergaderen veel raeuwigheydt, beschadigen de senuwen, maken haer lichaem vol gicht, en lammigheyt, en veroorsaken een swackheydt in verstandt en sinnen: ja dickwils (daer van wy hier en elders exempelen hebben) de doodt selve.

 
Het zaet is dierbaer nat; laet vry een ader steken,
 
Oock veel gelaten bloets en sal u geensins breken,
 
Of soo veel hinders doen, als hier een drop alleen;
 
Want vocht dat menschen teelt is hondert tegen een.
 
Het fijnste levens sap, het beste van de leden,
 
Wort in een korten stont door lusten af-gereden:
 
Al watter overblijft en is maer enckel draf,
 
En siet dan komt de doot, en snijt het leven af.
 
Is niet de wijste vorst met een-en vijftigh jaren
 
In haesten wech-geruckt, en in het graf gevaren.
 
Alleen maer oudt geseydt (soo menigh man gelooft)
 
Om dat hy door de lust van krachten was berooft!
 
Wel aen dan, weligh volck, milt uwe jeught besnijden,
 
En op een rechte maet en op bequame tijden;
 
Want als het echte paer geen regel houden kan,
 
t Is schande voor de vrou, en schade voor de man.

Castiglione
lib. III. Del Cortegiano.

Xenocrate fu tanto continente, che una bellissima donna, essendogli colcata à canto ignuda, & facendogli tutte le carezze, & usando tuttii modi, che sapea, delle quai cose era bonissima maestra; non hebbe forza mai di fare che mostrasse pur un minimo segno d' impudicitia, avengo, che ella in questo dispensasse tutta una notte.

Montaigne
III. des Essais V.

Et en outre, que nous avons apris de leur propre bouche la prenve qu' en firent autres-fois en divers siecles un Empereur, & une Emperiere de Rome, maistres ouvriers & fameux en ceste besongne: lui depucela bien en une nuict dix vierges Sarmates ses captives: mais elle fournit reellement en une nuict à vingt & cinq entreprises, changeault de compagnie selon son besoin & son goust.
-----adhuc ardens rigidae tentigine vulvae,
Et lassata viris, nondum satiata quiescit.

Et que sur le different avenu à Cateloigne, entre une femme se plaignant des afforts trop assiduels de son mary: à laquelle plainte le mari respondit qu'aux jours mesme de jeusne il ne s' en sçouroit passer à moins de dix: Intervient ce notable arrest de la Royne d' Arragon: par lequel apres meure deliberation de conseil, ceste bonne Royne pour donner regle & exemple à tout temps de la moderation & modestie requise en un juste mariage: ordonna pour bornes legitimes & necessaires, le nombre de six par jour. Relaschant & quittant beaucoup du besoin & desir de son sexe, pour establir, disoit elle, une forme aysée, & par consequent permanente & immutable. En quoy s'escrient le docteurs, quel doit estre l' appetit & la concupiscence feminine, puisque leur raisou, leur reformation, & leur vertu, se taille à ce prix? considerant le divers jugement de nos appetits: Car Solon patron de l'escole legiste, ne taxe qu' à trois fois par mois, pour ne faillir point, ceste hantise conjugale.

 

EYNDE VAN 'T EERSTE BOECK.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken