Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schat der gesontheyt (1660)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schat der gesontheyt
Afbeelding van Schat der gesontheytToon afbeelding van titelpagina van Schat der gesontheyt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.17 MB)

Scans (42.51 MB)

XML (1.35 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schat der gesontheyt

(1660)–Johan van Beverwijck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Van de Oeffeninge, ende Rust des Lichaems.
Het XV. Capittel.

 
HEt lichaem, lieve vrient, is niet alleen te spijsen,
 
Ick wil u boven dat al naerder onderwijsen;
 
Indien een water-put geduerigh stille staet,
 
Het vocht dat krijght een reuk, en wort ten lesten quaet,
 
Maer sooje wilt den born by wylen ledigh maken,
 
Het nat sal klaerder zijn, en des te beter smaken;
 
Dus gaet'et met den mensch. Hem dient geen stage rust,
 
Ten is hem niet genoegh dat hy den honger blust.
 
Geen lijf dient altijt stil, het dient te zijn bewogen,
 
Maer dat oock met bescheyt; want isset vol gesogen,
[pagina 194]
[p. 194]
 
En met de kost belast, soo dientet niet geroert,
 
En geensins door gewelt met horten omgevoert.
 
Verwacht een beter tijt, of doet et voor den eten,
 
Wanneer het edel gijl ten lesten is geseten,
 
De mage sonder spijs: gaet dan en roert het lijf,
 
Dat u voor alle man een nodig tijt-verdrijf.
 
Oock is in dit geval, en dier gelijke saken,
 
Ia meest in alle dingh een onderscheyt te maken;
 
Want een die ledig gaet, of die geduerigh waeckt,
 
En dienen niet gelijck in desen aengeraeckt.
 
Een wacker ambachts man die mach de gantsche leden,
 
Oock dan wanneer hy sweet, in eenig spel besteden:
 
Maer die niet veel en doet, of by de boecken sit,
 
En dient maer op de maet en niet te seer verhit,
 
De tijt dient oock bemerckt, want in de winter-vlagen
 
Soo dienter meerder kracht te dringen op de magen:
 
Maer als de somer blaeckt met heete sonne-schijn,
 
Soo moet het lijf-geroert maer kort en matich zijn.
 
Een woort noch tot besluyt. Al die geduerig spelen,
 
Die moet de weelde selfs in korten tijt vervelen,
 
En die geduerig werckt besuert te grooten last;
 
De mensch dient alle dingh met beurten toegepast.

GElijck de putten die uytgeput ende beweegt werden, veel klaerder water gheven, ende in teghendeel, die stil blijven, komen te bederven: ende gelijk het yser stil legghende, verroest, ende met besighen schoon gehouden werdt: soo maeckt oock de oeffeninge dat het Lichaem en den Geest in eenen goeden stant blijven, daer de ghestadighe stilte deselvighe afbrenght. Evenwel en is alle Oeffeninge een yegelijck niet al even dienstigh. Voor magere en schrale Lichamen is weynige, ende voor stercke meerder beweginge nut ende bequaem. Die kout van complexie zijn, mogen haer oock meer oeffenen, als de gene die heet ende galachtig van aert zijn. Voor den gesonden is tot behoudenis van haer gesontheydt, het wandelen ende diergelijcke sachte oeffeninghe genoegh, alsoo sulcke beweginge genoegh is om de wermte te vermeerderen, de geesten te beweghen, en de vuyligheydt af te setten, tot welcken eynde het lichaem geoeffent wert. Maer de ghene, die gesondt zijnde haer veel stercker oeffenen, die putten het Lichaem uyt, ende ontroeren eenigsins sijne gestaltenis. Dan hier moet oock op de leere van Hippocrates 2. Aphor. 49. op de gewoonte ogenmerck ghenomen werden, alsoo de gene, die daghelijcks gewent is te arbeyden, al is hy out en swack, daer minder of weet, als een ander die jongh ende sterck is, en niet ghewoon te arbeyden. Men dient oock te letten op den tijt des jaers. Want in de Somer moet de oeffeninge lichter: ende korter wezen, en dat uyt de lucht: in de winter vry meerder ende langer. De maet zal sijn, tot dat het aengesicht begint te blosen, en de het sweet maer even begint te komen: en in sterke Oeffeninge, als den aessem begint te veranderen. En alsmen dese teeckenen ghewaer wert, dan is het tijdt om op te houden. Want onmatighe Beweginge verstroyt de geesten, krenckt de krachten, en verswackt het Lichaem: verhet en de ontsteeckt ook het bloet, insonderheyt de heete natueren.

Al te slappe ofte weynige beweginge beweegt ende roert de overtolligheyt, maer en kanse niet uytwerpen. Soo dat hier, ghelijck in alle dingen, de middelmaet best is.

Dewijl mede de Oeffeninghe de overtolligheyt uyt sluyten kan, ofte door het lichaem verspreyen, soo dient wel waer-genomen te werden, datmen geen vol lichaem tot de oeffeninge en brengt. Derhalven is de bequaemste tijt, als de Spijse en 't voedsel in de maegh al verteert is, ende het lichaem, de dermen en de blaes van hare overtolligheyt ontlast heeft. Want alsoo de verdeelinghe van 't voedzel door het lichaem van de oeffeninge veel geholpen wert, soo moet men sorghe dragen, deselde niet te beginnen, als de maegh noch met onverteerde Spijse, ofte de aderen met raeuwe humeuren vervult zijn. Maer als de verteeringe van beyde gedaen is, dan is het best het lichaem te oeffenen. Sulcks blijckt uyt de koleur van het water. Want als het sonder koleur, en de gelijck gemeen water is, sulks beteyckent, dat de gijl, die de maegh na de aderen gesonden heeft, noch raeu is. Maer als het geel ende galachtigh is, sulcks beduyt, dat de selfde gijl ghekoockt ende verteert is. En 't gene maer wat bleyckachtigh is, toont dat de tweede kokinge maer volbracht en is. Als nu dan blijckt uyt het geel water, dat oock de derde gedaen is, soo is 't de rechte tijdt om het lichaem te oeffenen. Want alsdan werpt soodanige Beweginge, de overblijfzelen uyt, ende de vuyligheyt, die in de kleyne sweet-gaetjens steeckt. Maer indien men het Lichaem oeffenen wil eer dat de Spijse verteert is, soo wert het verteeren belet, en het voedzel noch niet wel verdouwt zijnde, door het Lichaem verspreydt, ende alsoo vele raeuwe humeuren in de aderen vergadert, ende daer door verschey de sieckten veroorsaeckt. Nu ghelijck de oeffeninghe bequaemst is voor den eten, ende als de Spijse van de voorgaende maeltijt volkomentlijck verteert is; soo en moetmen oock met deselve niet al te lang wachten, ofte tot datmen al wederom honger heeft. De bequame tijdt dan om het lichaem te oeffenen, kan met dese eenige wet bepaelt werden: Daer honger, ofte noch raeuwe Spijse in 't Lichaem is, en moetmen niet arbeyden. Hipp. 2. Aph. 16. Daerom is de morgen-tijdt, de bequaemste om het Lichaem te oeffenen als de maegh ledig, ende de vuyligheydt ende 't water geloost is.

De selfde tijt is ook bequaemst om te studeeren, en met de sinnen t'arbeyden. Want de wermte is dan wackerder, en niet besigh met het verteeren van de spijse, en de geesten konnen dan vryer in de herssenen opgetrocken werden, die oock door den slaep als dan vermeerdert zijn. Maer indien men terstont na den eten wil gaen studeeren, so werden de geesten en de wermte van de maegh af-getrocken, en de herssenen met dampen vervult: het welck raeuwigheydt in de maeg, swaerte in 't hooft, en ander quaet veroorsaeckt.

In de Oeffeninge moet dit oock waer-ghenomen werden, dat vele beweginge in de Son het Lichaem verhet, de humeuren smelt ende beroert, ende den genen die een swack en de vol hooft hebben, seer schadelijck is. Daerom is het nut ende oorbaer datmen hem oeffent in de schaduwe. Hier-en-boven moetmen letten dat in de oeffeningen de meeste Leden beweegt werden. Want alsser maer een lidt en beweeght, gelijck de armen in de schoenmakers, de beenen in de

[pagina 195]
[p. 195]

loopers, dan wert dat lidt alleen door de oeffeninghe stercker: ende de ander ongeoeffende blijven swacker, ende trecken na haer al de quade humeuren en sieckten van de stercke. Daerom wert gelooft dat de Nea-politanen, die meest rijden, ja oock ghelijck ick aldaer eesien hebbe, met een stoel door de Stadt ghedragen werden, seer met het Podagra gequelt zijn, en niet al te bequaem, om haer vrouwen, ofte veel liever, om haere eygen werck te doen: het welck Hippocrates vermaent van de Scyten in sijn Boeck van de lucht, wateren, ende plaetsen.

En gelijck de lichamelijcke beweginge niet prijsselijck en is alsse te luttel, te veel, ofte maer in een lidt en geschiet: soo gaet het oock met de oeffeninge van onsen geest ofte verstant. Die haer verstant gantsch niet en oeffenen, sijn in alle dingen los, ende moeten met schaemte dickwils swijgen, daer een ander met eeren spreeckt. Die het weynigh oeffenen, laten haer veel voorstaen, ende meenen datse alle man te wijs sijn. Soo seyde eertijdts de Philosooph van de jonge Studenten, die, alsse eerst te Athenen quamen, heel wijs waren, en de alsse daer van daen gingen, maer half wijs: want daer een tijdt ghestudeert hebbende, sagense wat haer ontbrack, ende die te vooren meenden alles te weten, verstonden na veel leeren het devijs van den Hoogh-gheleerden en noyt-genoegh ghepresen Heere Daniel Heinsius; Quantum est quod nescimus! Wat isser al dat wy niet en weten!

Die maer in een deel van de ziele geoeffent werden, zijn traegh in 't ander. Die alleen sien op de studien, sijn gemeenlijck heel bot in den borgerlijcken om-gang, soo datse by 't volck eer voor zot, als wijs ghehouden werden: die een Hovelingh alleen wil wesen, blijft gemeenlijck ongeleert. Het is oock een mislagh, dat sommige meenen door eenderley studie, het zy de Rechten, Medicijne, ofte yet anders, alles te weten, ende van alles te oordeelen; want die altijdt in een konst blijft hanghen, is in een ander heel onervaren. Maer dewijl alle Wetenschappen, ghelijck Cicero seer wel geseydt heeft pro Archia, eenen gemeenen bant hebben, en als met een maegschap onder malkanderen verknocht sijn, soo is alder best datmen van eene sijne voornaemste werck maeckt, sonder evenwel de andere heel aen een zyde te setten.

Die haren Geest oeffenen sonder het Lichaem, zijn een proye, seydt de Preeck-heer Campanella, voor de machtige struyck-roovers, vry-buyters, Doctoren, en Apotekers: ghelijck die het lichaem sonder den Geest oeffenen, een proye sijn voor de Sophisten, Hooft-ketters, en Guychelaers. Daerom en plachten de Romeynen, gelijck Sallustius betuyght, den Geest noyt te oeffenen sonder het Lichaem.

Die het verstant te veel oeffenen, ende haer sinnen al te veel te doen geven, verteeren haer geesten, ende krencken haer Lichaem: ghelijck men siet aen het teer wesen van de ghene, die sonder op houden gestadigh met den neus in de boecken sitten. Laet sulcke Luyden na de vermaninge van haren Seneca luysteren, die aldus spreeckt in 't laetste Capittel van 't Boeck van de Gerustheyt des Gemoets: Men moet, seydt hy, het gemoedt wat los laten; gerust hebbende sal het beter en te vlijtiger op-staen. Gelijckmen vruchtbare ackers niet te veel en moet vergen; want de vruchtbaerheyt noyt braek leggende, soude haest uyt-gheteelt zijn, al soo breeckt oock den gestadigen arbeydt een wacker verstant. Waer uyt blijckt, dat de Rust niet minder noodig en is, als den arbeydt. Want de selfde is de toevlucht ende remedie van de moeyigheydt, en de herstelt de vervallen krachten. Daerom gaet het seer wel met den Geest, ende het Lichaem als arbeydt en ruste bequamelijck door malkanderen gaen. Ovid Epist. Her. 4.

 
Die altijdt woelt, en niet en rust,
 
Wort veel in haesten uyt-gebluscht;
 
Maer somtijdts schoven tusschen bey,
 
Is als een regen in de mey.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken