Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schat der gesontheyt (1660)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schat der gesontheyt
Afbeelding van Schat der gesontheytToon afbeelding van titelpagina van Schat der gesontheyt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.17 MB)

Scans (42.51 MB)

XML (1.35 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schat der gesontheyt

(1660)–Johan van Beverwijck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 206]
[p. 206]

Hoe de gene leven moeten, die even uyt een sieckte opstaen.
Het XXI. Capittel.

 
HOort noch een korte les u nut te zijn geweten:
 
Waert gy noch onlangs sieck so wilt met oordeel eten:
 
Maekt datj' het swacke sterkt, en sachtjens henen drijft
 
Dat u noch van de quael in maeg of Lever blijft.
 
Zijt ghy lang sieck gheweest, en metter tijt genesen,
 
Soo moet oock desgelijcks u voedt sellanghsaem wesen,
 
Maer was u sieckte kort, en waerje ras gesont,
 
Soo geeft in volle maet het voetsel aen den mout.
 
Ghy hebt nu weynigh bloets en dat moet weder groeyen,
 
Dus wilt u niet te ras met sware dingen moeyen:
 
Gebruyckt meest sachte kost, en sap van gulle jeught,
 
Op datje buyten sorgh u saken redden meught.
 
't Is dienstigh even selfs voor alle jonge vrouwen,
 
Haer jonste tot den Man met kracht te wederhouwen,
 
Wanneer sijn broose jeught, na sieck te zijn geweest,
 
Vernieude krachten voelt en wederom gheneest,
 
Hier isset tegen recht u vrient zijn recht te geven,
 
Want wie hem dan gelieft die tast hem aen het leven:
 
Hier is de soetheyt wreet, de wrange stuerheyt soet,
 
Hier is het geven quaet, hier is ontseggen goet.
 
Noyt dienter eenig vuur van vuur te zijn genomen,
 
Wanneer de gulde vlam eerst uyt begint te komen:
 
Geen boom van nieuws geplant en dient te zijn besnoeyt
 
Tot dat het jeughdigh hout in volle tacken groeyt.

DE gene die van eenige sieckte ontslagen sijnde, weder op de been komen, en dienen niet te dencken, dat het ghenoegh is, datse geduerende de sieckte, haer van alles wel gewacht, en nerghens in vergrepen hebben, en nu so naeu niet en behoeven te sien, maer vryelijck haren lust moghen volghen. Sulcks heb ick dickwils gesien eenige seer qualijck bekomen te zijn. Men siet hoe haest dat een kaers die even uyt is, wederom aengeblasen wert. Even-eens gaet het met de sieckten. Derhalven die uyt een sieckte even op-staen, moeten met goede manier van leven, wel sorge draghen voor twee dinghen, datse niet weder in en storten, en datse haer vorige krachten wederom mogen bekomen. Voor eerst, gelijck (als Hippocrates wel seydt in sijn 12. Spreucke van sijn 2 Boeck) 't ghene, na het scheyden van de sieckte noch overschiet, wederom doet instorten: so is 't noodigh alsser wat van de stoffe der sieçkte overblijft, al schijntmen al wel te sijn, dat men het selvige allengs-kensen met soetigheyt wegneme, en de voornaemste deelen ondertusschen verstercke. Maer wanneer datter geen quade materie meer overigh is, dan salmen 't lichaem alleen sijnen deegh doen. Want in een lichaem, 't welk wederom bekomt, is wel goet bloet, maer weynigh, en in de vaste deelen is meerder drooghte. Derhalven is als dan van nooden vochtige Spijse, die licht te verteeren is, en goet voedtsel geeft: gelijck daer sijn doren van eyeren, panade, kuyckens, capoenen, ende diergelijcke. De slaep helpt het teeren, en derhalven mach hy in dese ghelegentheyt wel wat langer sijn, oft oock dat aen den nacht ontbroken heeft, by dage ingehaelt werden. Men sal de maeg voor den eten strijcken met versterckende olyen; niet te veel spijse sevens gebruycken, maer deselve liever verdeelen, en is beter driemael daegs weynig, als eens veel te eten. Hippocrates heeft ons wel geleert in de seven-kort-bondige Spreuk van 't tweede Boeck, dat de Lichamen die van langerhandt uyt geteert sijn, mede van langer-hant moeten herstelt werden: maer de gene die ras vervallen, mede haestelijk. En alsoo de gene, die uyt een sieckte opstaen, seer slap en swack sijn, so moet insonderheyt gelet werden, om de slappigheyt met versterckende dingen weg te nemen. En al is 't, dat, 't gene voor het hert aengenaem valt, ende de natuerlijcke warmte vermeerdert, sodanige lichamen nut en dienstigh is: so en moeten sy evenwel alles sonder onderscheydt niet ghebruycken, maer sien op de oorsaeck van hare swackheyt, en besigen 't gene het overschot van haer sieckte wederstaen kan, en haer seer wachten, van 't gene d'ongematigheyt van de welcke haer sieckte gesproten is, eenighsins soude wederom doen komen.

Maer dewijl de gene, die uyt een siekte opstaen, niet terstont en sevens haer krachten weder en krijgen, en de swackigheyt uyt de sieckte veroorsaekt, allengskens door goede maniere des levens verwonnen werdt, alleen de deelen der teelinge terstont kracht krijgen, en groote couragie vertoonen, so moeten even wel deselve oock teghen danck in den toom gehouden werden, ten sy datmen niet alleen met de gesontheyt, maer ook met het leven selve wil spelen. Als die deelen verrijsen, en vol levens sijn, daer al d'andere noch swack en slap blijven, is een seker en ontwijsfelijck teycken van gesontheyt, en dat het leven behouden is. Het welck daer uyt geschiet, om dat de verstoppinge van d'aderen geopent sijnde, Lever, Nieren, en d'ander deelen, die het voedsel door het lichaem verdeelen, aldereerst de spijse nutten, en voor d'andere versterckt werden: waer door sy krachten bekomen, ende met natuerlijcke, en levende geesten overvloedighlijck vervullen, van welckers beweginge, ende voort-drijvende beroeringe de gheseyde deelen op-blasen, en tot een ketelende begeerlijckheyt verweckt werden, daer de verste Leden, gelijck armen, beenen, schouders, dye, hals, later het voetsel en 't levende sap ontfanghen: behalven oock dat de natuere de natuerlijcke deelen vry naeuwer ghevoelen heeft gegeven, gelijk hier voren verhaelt is, waer door deselvige het wel ofte qualijck varen van 't gheheele lichaem veel eerder gewaer werden. Als dan de geseyde deelen door ghesont en suyver bloet van de Lever beginnen te verquicken, soo brenghen sy het eerste teycken aen, dat het lichaem nu gesont ende wel gestelt is. Het selve en is de goede vrouwen oock niet on bekent, als sy de kinderen voor heel ghesondt oordeelen, wanneerse wel opgeschort sijn. Al is 't dan dat den genendie even uyt een sieckte bekomen, al de krachten door de sieckte gebroken, 't lichaem vervallen en ongedaen, en alle de Leden heel verswackt sijn: soo brenght even wel dat lit de eerste tijdinge van gesontheydt. Maer inghevalle dien eerste lust ingevolght werdt, soo krijghtmen terstont tijts genoegh van berou. Ick weet verscheyde exempelen van Heeren van qualiteyt, die aldus om hals ghekomen sijn: sommighe, die naulijcks een uur daerna geleeft hebben: andere, die jaer en dagh gin-

[pagina 207]
[p. 207]

gen quellen. De reden is, om dat het beste en suyverste deel van 't voedtsel, ende de dauachtige vochtigheyt, waer door de schrale, verdroogde, en door de sieckte uytgemergelde leden, besprengt en vervochtight werden, het lichaem ontrocken, en gelijck den room van de melck afgeschept wert: waer door gheschiet, dat de krachten, die nu begonnen wat aen te nemen, vervallen ende te niet gaen. Maer 't is een geheel ander saeck met de vrouwen, die van het by-slapen so niet en vermoeyen, als de mans, ja daer door bekomen en stercker werden, soo dat sommige, die hier toe wat genegen zijn (gelijk de meer-gemelte Doctor Lemnius Medicijn van Zierickzee, schrijft) haer somtijts sieck houden, om datse wat deeghs souden gedaen werden. Waer van sy veeltijdt dit spreeck-woort inden mont hebben: Men moet de siecke vroukens altijt wat bieden. Daer mede verstaende, seyt Lemnius, datse juyst niet altijdt met hoender-nat, candeel, ofte eenige delicate spijse moeten gekoestert zijn, maer datter dickwils wat anders hapert, daer de natueretreckt. Dan, ghelijck een eerlijk man, veel doet om sijn lieve vrou te believen, soo moet hy evenwel van dit werck heyligh avont nemen, als hy selve sieck gheweest is, ende sijn vorighe krachten noch niet bekomen en heeft: anders doende, breeckt hy 't fondament van sijn gesontheydt, en spilt al spelende sijn leven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken