Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De ballade van de vleermuis (1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van De ballade van de vleermuis
Afbeelding van De ballade van de vleermuisToon afbeelding van titelpagina van De ballade van de vleermuis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.18 MB)

Scans (41.33 MB)

XML (0.03 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De ballade van de vleermuis

(1925)–Martien Beversluis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

Vijfde zang

 
De iepen van 't beboomde plein,
 
waartusschen avondlucht nog blaakte,
 
met wilde vlekken van karmijn,
 
vermengelden met diep gedein
 
hun takken die bij rukken kraakten.
 
Wat kraaien als verkoold papier
 
wist'in den storm geen weg te kiezen,
 
maar zwaaiden zonder vast bestier
 
van vleugels over 't zwart geslier
 
der kruinen, stakerig als biezen.
 
....Te midden dit onttakeld spel,
 
de gevel tot een rechte vlakte,
 
stond hoog en van verlichting hel
 
de vaste kracht van het hotel,
 
waarlangs de winden nedersmakten.
 
 
[pagina 31]
[p. 31]
 
Geen lamp bewoog, geen vlam vergleê,
 
maar witte vonken tot een ketting,
 
omgloeiden tot een strak carré
 
de gele grot van het entrée,
 
met oogen starend van ontzetting.
 
....Ze gleed, de duisternis onttogen,
 
de vingers trillend om 't gewaad,
 
voor wind en onrust voortgevlogen,
 
schuw onder de verlichte bogen,
 
en zag in het vermomd gelaat
 
van gratie en doorstraalde oogen.
 
....De zaal lag in gedempte kleuren,
 
gelijk een tunnel diep en laag,
 
ze trilde.. en stond aan d'open deuren,
 
als teeder kind voor groot gebeuren,
 
toen de muziek brak.... en zich traag
 
als vaandelen omhoog liet beuren.
 
En weemoed en begeerte streden
 
een oogwenk saam in weifeling,
 
haar stille voeten nog vermeden
 
het steile diep der eerste schrede,
 
- toen is ze in één duizeling
 
plots in dien luister afgegleden.
[pagina 32]
[p. 32]
 
Geen die haar kende, maar de blikken
 
van hen waarlangs ze schielijk vlood,
 
vervolgden haar met nijd en streelen,
 
't was laster werpen... en liefde stelen,
 
in scherp gevecht van oogenblikken;
 
zij lag in het gezicht der dood
 
gelijk te lachen en te snikken.
 
Zoolang een altaar waarvan tongen
 
van vuur uitrezen hoog en veel,
 
die knettrend weder zijwaarts sprongen,
 
in vonken of tot vreemde wrongen,
 
kwam de muziek van het tooneel
 
in wilden brand omhoog gezongen.
 
 
[pagina 33]
[p. 33]
 
Van achter palmen en gordijnen
 
langs spiegelen en door transparent,
 
als regenbogen en fonteinen
 
tot steekspel van carré en lijnen,
 
kwam van guirlande en van wand
 
het licht der lampen overschijnen.
 
....Te midden schuivling en gelach,
 
als in een koortsdroom, vaag maar kenbaar,
 
was 't of haar oog door rook en rag,
 
vanaf 't tooneel gekomen zag
 
een mensch, met schreden onafwendbaar,
 
die stilhield plots bij bekkenslag....
 
Zij zag hoe zijn doorzichtbaar kleed,
 
ijl tusschen hen verloren gleed
 
men volgde 't spoor waarin hij schreed
 
maar hij was duister en onvindbaar.
 
 
[pagina 34]
[p. 34]
 
Te midden schufling en gelach
 
kwam hij dien luister te doordolen,
 
en voerde 't wezenloos gezag
 
der sleependzingende violen,
 
en leidde onzichtbaar voet naar voet
 
en lijf naar lijf onzegbaar zoet,
 
te midden allen zacht en zeker
 
was hij hun schim en hief den beker
 
en stortte zijn bedwelming teer
 
op borsten en op lenden neer.
 
Te midden schuifling en gelach
 
was hij de dood die niemand zag,
 
was hij het vochtig licht der oogen,
 
de zachte stem, de zachte logen,
 
de vreemde lust die nederblikte,
 
de koele nachtwind die beschikte,
 
te midden schuifling en gelach
 
was hij de waanzin die verstikte
 
was de dood die niemand zag.
 
 
[pagina 35]
[p. 35]
 
Maar één van allen wist en wenkte,
 
kende de rust die om hem was,
 
viel in zijn armen die haar krenkten,
 
als in den tuin ternederzwenkte,
 
de vleermuis, die zij zelve was.
 
In zijn verrukte armen voerde
 
hij haar door hartstochts wildernis,
 
door schemervakken, door prieelen.
 
de luchters onder en de velen
 
der bloemgeluifelde balconnen
 
lichttunnelen door van lampionnen,
 
door zijzaal, gangen en portalen.
 
op zwoele maatklop van sandalen,
 
omvlaagd van bommen en symbalen,
 
zag men haar komen en verdwalen.
 
 
[pagina 36]
[p. 36]
 
In zijn nerveus gekromde handen
 
was zij de welkende guirlande,
 
was zij de aangestrikte pracht,
 
versneden bloem voor éénen nacht,
 
was zij een dansende papaver
 
aan open raam voor wind en licht,
 
de ranke wieg der hooge haver
 
voor 't nadervegen van de zicht.
 
....Haar oogen bevend en geloken
 
de grauwe vleugels wijd gebreid,
 
herdacht ze hoe in vroeger tijden
 
de popels ruischten uit de weiden
 
en waren rechtop en bereid
 
voor elken storm maar niet gebroken.
 
 
[pagina 37]
[p. 37]
 
Verdoolde zij op oude wegen,
 
met wingertbloei aan beiden kant,
 
en in dien droom zag zij 't bewegen
 
der ranken weer bij 't nedervegen
 
der koelte van het heuvelland,
 
en alles doemen aan zacht verschiet,
 
en O! het lachende verdriet
 
der nederritselende regen.
 
....De wimpers trillend van veel licht,
 
en het gelaat bleek achterover,
 
lag ze in gezang en wiegde als
 
een schaduwvlek mee in 't gewals
 
van zonnevlekken door dicht loover.
 
 
[pagina 38]
[p. 38]
 
Soms opgeschikt, wanneer een golf
 
van tambourijngerinkel plenstte,
 
die haar bestortte en bedolf,
 
zag zij als opgeschrikt weer even
 
uit diepen droom het werklijk leven,
 
dat zij terugstiet en verwenschte.
 
Schaduw en licht als onverklaarde
 
zachtmoedigheid tot één gebracht,
 
wanhoop en ijle vrede omwaarde
 
haar vluchtend wezen ijlend naar de
 
volkomenheid die zij zich dacht.
 
Zoo zwerft een sneeuwvlok over d' aarde
 
in storm van een Decembernacht.
 
 
[pagina 39]
[p. 39]
 
De verre morgen vleide ginder
 
op 't koude land zijn vale damp,
 
de kaarsen gloeiden mat en minder,
 
en de muziek in laatst gezinder
 
verwalmde bij vermoeid gestamp;
 
zij lag als een verzengde vlinder
 
bij 't stervend licht der hooge lamp.
 
 
 
....................
 
 
 
Haar voeten voerden haar herkeerend
 
ter deure voor den morgen weer,
 
en hare vleugels schuw te samen,
 
zeiden het laatst en donker amen,
 
en zonken diep ternederscherend
 
bij wanhoops hooge stilte neer.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken