Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ontleding des menschelyken lichaams (1728)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ontleding des menschelyken lichaams
Afbeelding van Ontleding des menschelyken lichaamsToon afbeelding van titelpagina van Ontleding des menschelyken lichaams

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (186.24 MB)

Scans (226.73 MB)

ebook (238.19 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Illustrator

Gérard de Lairesse



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ontleding des menschelyken lichaams

(1728)–Govert Bidloo–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 18]
[p. 18]


illustratieuitvergroten

[pagina 19]
[p. 19]

Zesde aftekening,

Wiens eerste Uitbeelding het afgezaagde opperdeel des Pans ter zyden legt en betekend A. een gedeelte van de Slaapspier, B. het dikke Herssenvlies, C. tekenen van des zelfs ruwheid en aanhanging aan het bekkeneel, D. de Bloedvaten door blaazen uitgespannen, E. de eerste der voorgenoemde gleuven: de langste van alle F. loopt naar de lengte des hoofds gelyk een rib opgezet, van het haanekams gelyke beendertje tot het tusschenscheidzel van het voor- en achterbrein; hoewel des zelfs begindzel zomtyds verder gezien is geweest en op deeze plaats werd hy met de twee zydewaardsgelegene gleuven door een kromme bogt te zaamen gevoegd, gelyk te zien is in de

II. Uitbeelding. Deeze gleuven A. het achterhoofd weg genoomen zynde B. gaan tot het laagste gedeelte van het Steen- C. of voorgenoemde gebeente, voort: zy daalen ter wederzyden van het hoofd nederwaards nu langs den elgelykenden bekkeneelnaad, dan een weinig laager en weder zomtyds wat hooger; de vierde D, hier weinig zichtbaar, gaat inwendig tot de plaats daar zich de Pynappelgelyke Klier gezet heeft. Behalven deeze vind men zomwylen veel gleufachtige andere vatkens; gelyk'er in dit lichaam zich verscheide aanzienelyke holligheden en gleuven van het dikke Herssenvlies hebben opgedaan: de eerste liep door het midden van het Zeissenvlies: de andere, kort zynde, ging in de rechter der zydelykgestrekte gleuven met verscheidene bochten. Deeze wyde gleuven werden inwendig door zeer vaste bandekens E. en vlieskens te zaamen gehouden en verengt. De mondekens der vaten, welke naar het voorhoofd toe in de zelve gaapen F. als ook de tekenen van de ruwheid der hechting aan de naaden zyn niet te tellen. Hoe de inplanting van deeze vaten toegaat, kan men afneemen uit de

III. Uitbeelding. A. een gedeelte van een geoponde gleuf. B. de Bloedvaten, C. der zelver opene mondekens in den gleuf. De bovengenoemde zydelyke gleuven hebben een wydte in het achterhoofds gebeente en maaken voor zich aanzienelyke holligheden. Een gleuf met de daar aan gevoegde holligheid werd van eene zyde afgebeeld in de

IV. Uitbeelding. Deeze vertoond A. de Herssenen in de Vliezen gewonden, B. stukken van het steen- B. en achterhoofds gebeente C. de rechter zydewaards gestrekte gleuf geopend, E. de kuil of holte in het gebeente, F. de Strotader, G. een priemken in de holligheid gestooken. Dit geheele gestel door wind opgezet en gedroogd stelt te vooren de

V. Uitbeelding. A. de zydewaards gestrekte gleuf afgesneeden, B. afgescheurde en gesneedene deeltjens van het harde Herssenvlies. C. de eyrondachtige alhier, toch anders naar het verschil der lichaamen verscheidelyk van gedaante holligheids afgescheurde vezelen, D. het begin van de Strotader. Gelyk deeze aderachtige holligheden, ten opzicht van het maakzel, veel van de andere aderen verschillen, zoo verschild ook de ingang des Slagaders in de herssenen veel van des zelfs gewoonelyke loop door het geheele lichaam; het welk ik niet ongeraaden geoordeeld heb, om de gelegenheid van deeze plaats, voor te stellen in de

VI. Uitbeelding: hoewel ik gezegt heb, dat ik wegens de verdeeling der Bloedvaten, niet als in het bezonder weder zoude spreeken. A. een gedeelte van de Halsslagader naar de herssenen gaande, de bykoomende rok B. ofte vlies alhier gescheiden, C. overblyfzelen en vezelen van het afgescheurde vlies, D. een gedeelte van de voorgenoemde Slagader in de herssenen gaande.

Op wat wys het harde Herssenvlies het achterbrein, van de herssenen zelf, naar boven toe, gescheiden en gelyk als verdeeld houd, werd aangeweezen in de


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken