Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Echos weder-klanck (1706)

Informatie terzijde

Titelpagina van Echos weder-klanck
Afbeelding van Echos weder-klanckToon afbeelding van titelpagina van Echos weder-klanck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.62 MB)

ebook (4.55 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Echos weder-klanck

(1706)–Cornelis de Bie–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Verweckinghe
tot leetvvesen van eenen sondaer om dat hy Godt vergramt heeft, seggende:

Tibi soli peccavi & malum coram te feci.
 
ICk heb ô Godt alleen gesondight teghen U,
 
Want d'erfeel (dat ick had ontfangen) heb ick nu
 
Verdobbelt en verspelt, te weten uwen zegen
 
Van u soo mildelyck tot myn geluck vercregen
 
En nu verloren door de sond, daer ick in viel,
 
Dat is d'onkuyscheyt die gequetst heeft myne ziel,
 
Dat is den overdaet van myn gulsige lusten
 
Om in de ermen van vuyl hoeren eens te rusten,
 
Soo als het is gheschiet, 't is my van herten leet,
 
Vergeeft toch myne schult, terwyl ick ben bereet
 
Rousuchtigh sulcken quaet van sonden te beweenen
 
En nimmermeer te doen, ach! wilt my maer verleenen
 
U zegen, dat ick can: want sonder die en heeft
 
Het bidden geen gehoor, voor die in sonden leeft:
[pagina 25]
[p. 25]
 
Genegentheyt tot quaet, en de onwetentheden
 
In het verstant, die zyn geweest d'eenighe reden
 
Dat ick gesondight heb, en selden goet gedaen,
 
Hoe sou dan Godt den Heer my in genad' ontfaên
 
Die geen genad' verdien, maer straf om quaet te lyden
 
Dat my doen vallen heeft, die niemant en can myden
 
Als 't aen den Heer belieft, soo als ick heb verdient
 
Plicht schuldigh t'onderstaen, en niet genoech bemint
 
Die my soo straffen can: ey my! 't en waer geen wonder
 
Dat my het Blixem-vuur oft vreeselijcken donder
 
(Wanneer ick sondighde) verbrandt hadt oft verplet,
 
Soo als sou zijn geschiedt en was het niet belet
 
Door Godts Bermhertigheydt, wie sou dan niet verachten
 
Het quaedt der sonden, en bermhertigheydt verwachten
 
Naer een oprecht berou, dat-men gesondight heeft,
 
Godt biddende dat hy ons synen zegen geeft
 
Als wy die soecken, want Godts zegen med' moet wercken
 
Sou de bermhertigheydt ons ziel door rou verstercken.
 
Ick val u dan te voet mijn Vader, Heer en Godt,
 
En bidd' vergiffenis: om dat ick u verbodt
 
Van sondigen soo menigh mael heb overtreden
 
En u daer door vergramt, jae gaf u dickwils reden
 
Om my te straffen, en nochtans hebt my gespaert
 
Door u bermhertigheydt, soo bidd' ick my bewaert
 
Dat ick niet meer en val, en blijf uwen beminden
 
Om de bekeeringe waer door gy zyt te vinden
 
Als men u soecken wil, en niet te laet en wacht,
 
Want straffe en genaed', die staen in uwe macht.
 
Al wist ick datter geene Hel en wirdt gevonden
 
Die my sou straffen om de boosheydt van mijn sonden,
 
Soo wil daer tegen altydt hebben eenen haet,
 
En om u weerdigheydt noyt toestaen 't minste quaet,
[pagina 26]
[p. 26]
 
Mits dat ick weet ô Heer! dat sonden u mishagen
 
Soo sal ick geen genegentheyt daer toe meer draghen
 
Maer schouwen als de pest, om d'eer van uwen Naem,
 
Als uwe gratie my daer toe maeckt bequaem:
 
Hoe wederspannigher ick tegen u voor desen
 
In 't quaet doen ben geweest, ick sal nu beter wesen
 
In het toecomende, dat neem ick soo vast voor
 
als ick te leven wensch, nu ick my op het spoor
 
Van beter leven vind' door uwen goeden zegen
 
Die my verstercken sal, en laten noyt verlegen
 
Om my te wapenen tegen het Duyvels strydt
 
Als ick u dienen wil, en blyf getrouw altyt,
 
Stantvast in myn geloof dat ons can saligh maecken,
 
Maer geene Ketters die de cracht daer van versaecken
 
Bestaende in u woort op 't leste Avontmael
 
Gesproken, dat sy maer voor eene logentael
 
En achten, wee die 't doen en worden soo bedrogen
 
Van 't hels Serpent dat is den oorsprongh van de logen.
 
O Heer bewaert my dan van sulcken mis-geloof,
 
Op dat myn ziel daer door niet worden magh den roof
 
Der helse Duyvelen om eeuwighlyck te branden,
 
Maer met berouw en leet der sonden in u handen
 
Beveel wanneer ick sterf, want gy zyt mynen Al
 
Daer ick myn leven lanck my op betrouwen sal.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken