Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Echos weder-klanck (1706)

Informatie terzijde

Titelpagina van Echos weder-klanck
Afbeelding van Echos weder-klanckToon afbeelding van titelpagina van Echos weder-klanck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.62 MB)

ebook (4.55 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Echos weder-klanck

(1706)–Cornelis de Bie–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Aenmerckinge.

OM te bewysen dat de voorschreven Corte Sin-regels bestaen in goede leeringhen, en de manier hoe een Christen ziel haer selven moet wachten van sonden, die door quade manieren van leven al te lichtveerdigh gedaen worden, en waer door sulcken sondaers in den haet van Godt comen, die-men boven al moet vreesen, dienen en beminnen, en door goede en deughsaem wercken versoenen, als wanneer wy Godt vergramt hebben: en om alsoo tot den regel der volmaecktheyt te geraken, soo wil ick dan seggen, dat de volmaecktheyt bestaet in het gebruyck van goede wercken en stichtighe vermaningen tot een volmaeckt leven, en de volmaecktheyt in't doen van goede wercken, als-men de wereltsche en ydel bekommernissen niet aen en draeght, en ter liefde Godts uyt het hert sluyt en't gemoet daer mede niet en beswaert, maer volgth de Christelijcke wegen van d'Evangelische leeringhen, gelijck wy menschen (die de hooft-schepselen zyn van alle dingen tot ons nut by den Almogenden Heer geschaepen, en in wesen ge-

[pagina 140]
[p. 140]

brocht zynde (de selve leeringen behoorden in te volgen, en niet te overtreden, bestaende in de Geboden des Heeren te onderhouden, soo als men uyt een goedt oogh-merck naer de macht van Godts gaven, die hy ons geeft, schuldigh is te doen: maer de gene die d'ydelheyt des werelts te seer aenhangen, en daer van selden versayt zyn, verliesen al te licht het nut der deught, daer de salicheyt en eeuwige ziel rust mede te winnen is, om dat de Gratie van Godt hun niet en versterckt, maer af valt als sy gesondicht hebben.

De liefde der beweginge tot Godt comt uyt syn gratie als een vlammende vuur dat de ziel ontsteckt en verlicht om hem te dienen, te beminnen en Boven al te vreesen: en dit doende zyn wy versekert den zegen van syn bermherticheyt te sullen ontfangen, wiens bermherticheyt is als een onmetelijcke zee, niet te begrypen, want die daer van het minste druppeltjen in 't hert can gevoelen, sal door de verlichtinge van t' geweten vol vreught en inwendige blyschap zyn. Hee veel te meer sal een Godtvruchtighe ziel die door de volmaecktheyt der deughden is levende sonder sonden, haer selven verblyden in de volheydt van Godts bermhertigheydt, en geruster stellen in de versekeringh van Godt bemint te zyn, en alsoo op hope leven van d'eeuwige Salicheyt.

T'is dan reden (willen wy tot sulcken volmaeckt leven geraken, en met de volheyt van gratie en Godts bermherticheyt begaeft worden) dat wy alle gelegentheyt van sonden vluchten, d'aertse vreughden en wellusten schouwen, haten, en uyt ons gedachten sluyten, geen aenlock der wereltsche becommernissen aen en trecken, en Godts gratie wel bewaeren als wy die hebben, sonder door sondighen te verliesen: soo mach ick hier voegen en meer seggen tot verfoeyinge der sonden, bestaende in onkuysheyt, hooveerdicheyt, gulsicheyt, giricheyt, gramschap, haet en nydt, oock in den achter-clap, en in het lichtveerdigh gelooven van ander-mans gebreken aen te hooren, daer men al te licht naer luystert, en daer door sondicht, als wanneer dat-men niet en berispt daer men den achter-clap van hoort, soo volght en gaet vast, dat den aenhoorder sonder berispingen soo seer sondicht als die 't seyt.

[pagina 141]
[p. 141]
 
Niet beter als het quaet van achterclap te sluyten
 
En te verborghen in syn huys, daer by een faem
 
Die quaet bevonden wort, maer dat-men laet daer buyten
 
De waerheyt van jet goedts, dat is een goeden naem,
 
Daer men naer trachten moet in cleyn oft groote staeren
 
Die-men te recht bedient, het gen' is te verstaen:
 
Dat beter is een goeden naem achter te laten
 
Als Ryckdom, die bestaet in sorgh en ydel waan.
Melius nomen bonum quam divitae multae.

Die dan in een volmaeckt leven syn rust en genoegen vindt, is geluckiger, wyser en voorsichtiger als die aen de sware sorghe verbonden is om meer te crygen als hy noodich heeft, en noyt en peyst dat hy t' goedt, daer hy voor sorght, door de doodt moet verlaeten, en t'selve goet (onrechtveerdich gewonnen zynde) als dan d'oorsaeck is van syn eeuwige qualyck vaert, en in tegendeel is den Rechtveerdigen (die de vreese Godts altyt voor oogen gehadt heeft, en syn leven in Godtvruchtighe Oeffeninghen sonder ydel becommernis heeft overgebrogt) versekert van het eeuwich leven.

Geen wonder; want die wel leeft, sal wel sterven, en die altyt peyst, dat de schoonheyt van de deught der rechtveerdicheyt, de vreucht van t'eeuwich licht, en de cracht van de onveranderlijcke waerheydt groot zyn, en dat soo jemandt de selve can involgen, en de volmaecktheyt van hun deughden aen-nemen sonder door het sondigen te verliesen) dat syn ziele daer door het eeuwich Ryck des hemels sal besitten.

Wie en sou dan in 't sweet syns aenschyns niet altydt arbyden om door de deught, de altyt en eeuwich durende Vreucht der gelucksalicheyt tot loon van sulck een aerbydt te genieten. Jae dat jemand (die syn hert tot Godt heeft) dickwils bepeysden den Sursum Corda, ende in de oeffeningh van soodanige ghepeysen maer den tydt van een ure dagelycx overbrocht, hy sou door d'inwendige ziel-vreucht wenschen ontallijcke jaeren te moghen leven, om sulcken vreucht dagelijckx te genieten, alle overvloedt van ryckdommen verfoeyen, en de wereltsche ydelheyt ontvluchten. Dit is de cracht der waerheyt die gelooft moet worden, gelyck den Doorluchtigen Heer Cardinael Bona te kennen geeft en seyt: Brevis labor est merces aeterna. Eenen corten arbeydt is eeuwigen Loon.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken