Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het groot bescheurboek (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het groot bescheurboek
Afbeelding van Het groot bescheurboekToon afbeelding van titelpagina van Het groot bescheurboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.51 MB)

Scans (62.65 MB)

ebook (28.88 MB)

XML (1.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het groot bescheurboek

(1986)–Wim de Bie, Kees van Kooten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Een bloemlezing van de tussen 1973 en 1986 verschenen Bescheurkalenders


Vorige Volgende

Eindexaminandi opgelet!

In het bijzonder voor onze jeugdige Bescheurvrienden die aan hun eindexamens Voortgezet Onderwijs moeten beginnen, schreef Koot een opwekkend relaas over Valsisme op de Middelbare School in de jaren Vijftig.

 

Jongens meisjes ook!

 

Ik ga nu van heel vroeger spreken.

Ik heb dit eerst met Bie opgenomen en Bie vond dat het kon. ‘Gewoon dóen’, zei Bie, ‘stick him up man!’ (‘Hang it out’, bedoelt Bie daarmee, maar ik vind het zo pijnlijk om hem steeds te korrigeren).

Ik heb, moeten jullie weten, twee Vaste Angstdromen. In de eerste zit ik nog in Dienst en voel ik met elke jongensvezel dat ik allang had moeten afzwaaien. Bij de Militaire Administratie is hiervan echter niets bekend, zodat ik tot mijn dood Sergeant der Infanterie moet blijven.

De tweede Enge Droom gaat altijd over de Middelbare School: ik moet morgen Eindexamen doen en ik weet NIETS.

Nu wil ik daar àf zien te komen, van deze twee dromen, want school- en diensttijd liggen al vijftien jaar achter me. Deze gelegenheid leek mij daartoe heel geschikt. Waarschijnlijk scheelt het, als ik het jullie vertel, want met zijn hoeveel duizenden zijn jullie vandaag wel niet?

Daarom zei ik tegen Bie: Bie, ik biecht alles op en ik schrijf het van me af, want anders word ik gek. Dóen! zei Bie. Gewoon dóen man! Prend le déluge! (‘allez vous-en’, bedoelt Bie daarmee).

Wij hadden nog zo'n metalen broodtrommeltje voor tussen de middag achterop onze fietsen. Dat kon tot een dik uitgevallen, vierkant dubbeltje worden ingeklapt wanneer het leeggegeten was. Veel breuk, verlies, braak en diefstal. Zeker tien broodtrommeltjes werden er versleten per geheel doorlopen middelbare school. Bij nieuwe broodtrommeltjes zat er na een week alweer voor altijd kaas tussen de naden. Dat ze soepel bleven scharnieren kwam door alle boter die er in het klapmechanisme koekte. Dat deed reeds na een drietal weken een weerzinwekkend ranzig geurtje exploderen wanneer je de met een wekring dichtgeklemde nieuwe trommel ontdekselde. En al waren ze nog zo divers belegd - alle bammetjes hadden die bestorven smaaksluier over zich. Maar dacht je dat daar van onze kant, door voogd of ouder of van de zijde der leerkrachten ook maar iets tegen werd gedaan? Welnee! Het woord Smaaksluier bestond trouwens nog geeneens, dus waar had je het over moeten hebben? Dat het stonk soms? Alles stonk toch zeker, in onze middelbare schooljaren?

Het onderwijssysteem stonk, de klaslokalen stonken, de docenten stonken naar een mélange van natte pijpjes krijt en Golden Fictionsigaretten en wij zelf konden er natuurlijk óók wat van in die dagen: aan de manier waarop ik mijn middelbare school doorliep kleefde een hele serie ongure luchtjes en als ik het nu niet vertel dan doe ik het nooit meer. Nee, ik kan er niet langer mee leven, met die geheimen. ‘Give it up man!’ zegt Bie dan ook terecht. (‘Spit it out’, bedoelt Bie daarmee).

Ik ging naar het Pothof-lyceum in Den Haag. Dat bestaat nu niet

[pagina 137]
[p. 137]

meer, waarover straks. De eerste klas doorliep ik bibberend van de zesjes. Verder geen bijzonderheden. Wekelijks verliefd en eerste sigaret gerookt (Golden Fiction). Over naar de tweede. Twee nieuwe jongens in de klas: keiharde, doorgewinterde zittenblijvers. De ene heette Jaap en de ander Carlo. Van Jaap en Carlo leerde ik dat je lang niet alles hoefde te leren. Afkijken was wel het minste. Vreemde woorden in andere talen hoefde je helemaal niet te kennen want er bestonden hele kleine, aan stationskiosken verkrijgbare Langenscheidt-woordenboekjes die tijdens ‘proefwerken’ precies in de palm van je zwetende hand pasten. Frans, Duits en Engels gaven dus geen problemen meer. Geschiedenis evenmin, want dat hadden we dinsdags het derde uur en de leraar, meneer Hornsveld, sloot zijn kast nooit af. In de op het derde uur volgende Kleine Pauze slopen Jaap, Carlo en ik het verlaten leslokaal weer binnen en lichtten onze tien minuten tevoren opgehaalde en op de Vragen na opzettelijk blanco gelaten repetitieblaadjes uit de stapel op de derde plank links. Om beurten penden wij vervolgens als gekken de juiste antwoorden neer. Steeds een mannetje op de uitkijk en eentje die hardop uit zijn geschiedenisboek voorlas wat het wezen moest, zodat nummertje drie van ons geslepen trio zijn Voldoende bij elkaar kon frauderen. Daarna wisselen.

Ik ging dus glansrijk over naar de derde, maar dan moest je kiezen: HBS of Gymnasium. Omdat ene Helmi Jongbloed voor de Gymnasium-richting koos, volgde ik blindelings. Helmi was een stootje met twee borsten toen alle andere meisjes er nog maar eentje hadden en die wilde ik niet uit het oog verliezen. Door mijn onbeantwoorde verliefdheid kwam er van-studeren niets terecht, maar gelukkig zat er een zekere Adje in drie gym, die de handtekening van de leraar Latijn kon namaken. Dat scheelde, want we kregen op het Pothof allerlei ‘taken’ en die moest je dan maken om ze als ‘tot volle tevredenheid der leerkracht verricht’ afgetekend te krijgen op je ‘takenkaart’. Dus dat deed Adje meestal.

In de vierde kregen we gelukkig een leraar Grieks die zijn cijferboekje 's middags na schooltijd niet in zijn tas mee naar huis nam, maar het opsloot in zijn kast. Van dit kastslot hadden ene Rien en ik onmiddellijk een gipsafdruk gemaakt en twee weken later beschikten we allebei over een prachtig passende sleutel. (Riens vader dreef een IJzerwinkel). In ruil hiervoor parafeerde ik Riens Biologietaken met de niet van echt te onderscheiden handtekening van onze lieve leraresse juffrouw Muller, aan wie ik nog dikwijls met warme gevoelens terugdenk. Haar handtekening beheers ik overigens nog steeds. Alleen in bange dromen niet, dus. Van onze alcoholiese leraar Scheikunde, de heer Musch, kochten wij zeven en achten met halve literflesjes jonge en oude jenever, die wij 's zaterdagsmiddags stalen uit haagse slijterijen. Zelf dronk ik echter uitsluitend tijdens de schoolvakanties, want om Vijf Alpha zonder kleerscheuren door te komen moest ik permanent een vaste hand hebben met het oog op de te vervalsen autogrammen der leraren Latijn, Duits, Aardrijkskunde en Oude Geschiedenis. Gelukkig kreeg ik in het laatste kwartaal een intieme verhouding met de vrouw van onze conrector, die mij steeds ruim tevoren inseinde over de te verwachten proefvertalingen Vergilius en Homerus. Je hebt er nu natuurlijk niets meer aan, maar ik kan het jullie aanbevelen hoor, zo'n gymnasium-opleiding!

Het laatste jaar was een fluitje van een cent want we waren met drie jongens een door de rector bedreven zedendelikt aan onze weetjes gekomen. Het stuitte mij weliswaar tegen de borst, chantage, maar het ging nu om het Einddiploma en dat móest ik halen want ik wou Luitenant worden in Militaire Dienst. Platte pet in plaats van slappe baret, zo was ik wel. Ik zie nog voor me hoe we hem vastbonden op zijn eigen rectorskamer en hoe hij ons onder dreiging van onze scheermessen de namen prijsgaf van de leden der Eindexamenkommissie. Negen Dames en Heren Gekommitteerden waren het. Acht heb ik er toen samen met ene Peter, een avond mee uitgenomen naar de haagse Plaza-club. Whiskey, gewaagde danseressen en een Italiaans kwintetje met staande pianist. Door het dolle, waren ze. Het huis van de onomkoopbare negende gekommitteerde staken wij aan de vooravond van de eerste eindexamendag in brand, zodat hij door bluswerkzaamheden verhinderd was te komen. Toen ik een weekje later met allemaal tienen geslaagd was voor het Eindexamen Gymnasium Alpha, heb ik, samen met Joop en Leo, het Pothoflyceum opgeblazen. Dat heeft nog in de krant gestaan. Moet dat knipsel nog ergens hebben.

Ziezo, het is eruit. Dat lucht op jongens. En nu zijn jullie natuurlijk benieuwd wat er van al mijn perfide klasgenootjes terecht is gekomen, later. Jaap is tegenwoordig directeur van een grote Koekfabriek en Carlo, las ik gisteren in de Staatscourant, is zojuist benoemd tot buitengewoon gevolmachtigd Nederlands Ambassadeur in Uruquay. Liesbeth, dat meisje waarmee alle jongens het voor een reep mochten doen, in de fietsenstalling, is toch nog Koningin van Engeland geworden en Rien is de nieuwe salesmanager van Lockheed voor heel Europa.

Adje schijnt het heel erg naar zijn zin te hebben als Adjudant van Prins Johan Friso, terwijl Peter particulier Secretaris van de heer Zwolsman is. Joop en Leo drijven samen een bloeiende wapenhandel met alle jonge Afrikaanse Staten en ikzelf heb het dus weten te schoppen tot Directeur van het Simplisties Verbond. Zo zie je maar weer eens dat er geen enkele relatie bestaat tussen het op school gepresteerde en het maatschappelijk bereikte. Jammer, maar waar; deze Biecht verschijnt dus veel te laat of toch misschien nog net op tijd. Dat mag je zelf bepalen. Zoals alles trouwens, tegenwoordig. Nee, dan wij vroeger!

 

Koot

De Lichtingen 59-1 en 61-6: De Happen der Happen!

Wie durfde zich toen laten afkeuren op

Homoseksualiteit? Wij in elk geval niet. Want naar een Rijksbetrekking kon je dan verder wel fluiten. Dus draaiden wij elke zondagavond om half tien, met ons opgeperste Eerste Grijs alweer aan en de Weekendtas gepakt onder handbereik, nog één keer ‘The Preacher’ van Horace Silver, want er was geen schijn van kans dat we daar de komende week ook maar één maat van zouden horen. Kwart over tien ging de laatste militaire trein terug.

 

Koot en Bie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken