Het groot bescheurboek
(1986)–Wim de Bie, Kees van KootenEen bloemlezing van de tussen 1973 en 1986 verschenen Bescheurkalenders
De Bescheurfotogalerie presenteert: Zadels in de regen
‘Zolang ik fotografeer, ben ik gefascineerd geweest door zadels,’ zegt de 34-jarige fotograaf Bob Vast, wiens werk deze Bescheuragenda siert. ‘Ik hou ontzettend veel van mensen, toch zul je op mijn foto's weinig mensen tegenkomen. Fotograferen is volgens mij weglaten. Juist door de mensen weg te laten, worden mijn foto's een stuk menselijker.’
‘De dramatische werking in mijn foto's komt vaak tot stand door een samenvoeging van meervoudige betekenissen.’ Fotograaf Bob Vast aan het woord. ‘Aan het begrip Trein kleeft voor mij zo'n drama. Mensen zijn met de trein vertrokken. Waarheen? Zullen ze ooit nog terugkomen? Ze rekenen er wel op - dat is de hoop die de mensen altijd blijft bezielen - want ze hebben hun zadels beschermd tegen eventuele regenval. Uit die elementen Treinen, Regen, Zadels bouw ik die foto dan op en ik moet eerlijk zeggen dat ik er zelf ook een brok van in de keel krijg, als ik zo'n foto nu weer onder ogen krijg.’
| |||||||||||||||||||||||||||||
[p. 404]origineel
| |||||||||||||||||||||||||||||
‘Het absurditeitsgehalte van de werkelijkheid is in de fotografie zoveel groter dan in n'importe welke kunstvorm dan ook,’ zegt fotograaf Bob Vast, een nieuw rolletje in een van zijn twaalf toestellen draaiend. ‘Dit zadel kwam ik tegen op één van mijn fotografische zwerftochten door Duitsland. Dit verzin je toch niet? Iemand wipt even aan en legt zijn hoedje ter bescherming tegen de naderende regenbui op het zadel van zijn fiets! Ik geef toe, dit is een geluksfoto; zelden heb ik het existentiële, het samengaan tussen hoofd en kont, tussen het geestelijke en het animale, zo in één foto kunnen vangen.’
‘Verdomd jammer dat jullie niet in kleur drukken, constateert Bob Vast spijtig, van dit zadel heb ik namelijk een diaatje...mmwhh! Het zwart van die fietsen en dan ineens pats! die groengeblokte theedoek. Dit wordt trouwens wel de cover van mijn nieuwe boek met meer dan zeshonderd zadels in de regen. Als ik zo'n foto zie, dan denk ik toch even: we mogen er graag op kankeren, maar wat leven we toch in een heerlijk landje.’
‘Mijn voorkeur gaat uit naar vrouwenzadels,’ zegt Bob Vast, onderwijl een zoomlens bewasemend. ‘Ze zijn vaak kleiner, maar er gaat een zoveel krachtiger suggestie van uit. Een erotische werking ook, moet ik toegeven. Deze vrouw heeft haar zadel beschermd met een badmuts. Geniaal! In dit geval heb ik de neiging moeten onderdrukken me niet verdekt op te stellen en te blijven wachten op de vrouw die dat bedacht. Maar nee, in mijn optiek mag dat dan niet. Mijn foto's moeten de fantasie, de verbeelding en de creativiteit van de kijker aan het werk zetten.’
‘De meest dramatische uit de hele serie,’ besluit fotograaf Bob Vast zijn toelichting. ‘Een foto van de twijfel. Kijk goed, iemand is van huis gegaan met een plastic zak ter bescherming tegen eventuele regenval onder het zadel gepropt. Hij heeft bij het stallen van de fiets de overweging gemaakt: zal ik de zak over het zadel doen, ja of nee. Het zal zo'n vaart niet lopen, dacht de fietser en hij liet zijn voertuig achter zonder zadelcover. En het ging toch regenen! Zo staan we in het leven ook elk moment voor een keuze. Die twijfel, dat balanceren tussen goed en kwaad, daar gaan mijn foto's dus over.’
Zadels in de regen, fotoboek door Bob Vast, uitgeverij Poenboek BV. Bij intekening 98 gulden, na verschijnen 100 gulden.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[p. 405]origineel
| |||||||||||||||||||||||||||||
OnderduikenIn Rotterdam waren ze begonnen en binnenkort zou Den Haag aan de beurt zijn. Mijn vader besloot niet onder te duiken maar thuis te blijven. Hij had zijn persoonsbewijs vervalst, door een 5 met chloor uit te wissen en er een 3 voor in de plaats te tekenen. Daarmee werd hij eenenveertig jaar en was hij te oud om bij de aanstaande razzia voor de arbeidsinzet opgepakt te kunnen worden. Maar de vervalsing was nogal amateuristisch uitgevoerd en mijn vader en moeder begrepen dat er meer nodig was. Zij kozen voor een poging tot intimidatie, een staaltje Duitse bluf. De huiskamertafel werd schuin in een hoek gezet en met boeken en paperassen erop leek het een bureau, waarachter mijn vader gewichtig ging zitten schrijven. Het was zover, ze belden aan. Mijn moeder liet de twee Duitse soldaten binnen. Toen deed ze iets wat nog nooit was gebeurd: ze klopte op de huiskamerdeur. Mijn vader riep ‘Herein'!’ en hij keek verstoord uit zijn werk op toen de twee soldaten voor zijn bureau stonden. Mijn moeder was bang dat het bonken van haar hart te horen was. Het werkte. De twee klapten in de houding en vroegen beleefd naar mijn vaders persoonsbewijs. Ze wierpen er een achteloze blik op, wensten mijn vader geluk, verontschuldigden zich voor de storing en verlieten het huis. (Een zenuwachtige buurman met dezelfde vervalsing werd onmiddellijk afgevoerd.) Ik was vijf jaar en ik zat voor de kachel. Ik wist natuurijk niets van het door mijn ouders opgezette toneelstukje, maar de spanning in de kamer moet zo groot geweest zijn, dat het beeld van de twee gehelmde soldaten met het geweer aan de schouder, die voor mijn vader stonden, onuitwisbaar in mijn geheugen werd gebeiteld. Haarscherp zag ik zelfs ook het plaatje van de strip voor me, dat ik op dat moment in de krant zat te bekijken. Op dat plaatje stond de held van het verhaal, de hond Tekko Taks, op de rand van een gevulde badkuip, om een op zijn zolder gevonden oude duikershelm te gaan uitproberen.
Met graagte heb ik de afgelopen dertig jaar deze herinnering - gelardeerd met nog veel meer spanning verhogende details - mogen ophalen. Ik oogstte er altijd succes mee. Bewondering viel mijn ouders ten deel, voor het lef waarmee zij hun spel hadden gespeeld, maar ook ik pikte een graantje mee. Met mijn fabelachtige geheugen tekende ik het stripplaatje, tot in elk lijntje nauwkeurig, voor de ogen van mijn verbaasde toehoorders. Jarenlang heb ik naar de strip Tekko Taks gezocht. Onlangs kreeg ik een herdruk in handen (uitg. De Lijn). Met trillende handen zocht ik mijn plaatje op. Bladzijde vijftien, daar was 't. En ja, daar stond Tekko op de rand van het bad, precies zoals ik hem eenenveertig jaar in mijn geheugen had bewaard.
De ontgoocheling kwam even later, bij het doorbladeren van het boekje. Voorin las ik namelijk deze zin: Tekko Taks werd vanaf 1946 gepubliceerd in het dagblad Trouw en in diverse dagbladen in binnen- en buitenland. Mijn geheugen had al die tijd gelogen. Ik heb nooit een strip zitten bekijken tijdens de razzia van 22 november 1944. We hadden toen zelfs helemaal geen krant in huis. Waarom heeft mijn geheugen die spannende gebeurtenis twee jaar later gekoppeld aan dat ene stripplaatje? Het enige dat ik kan bedenken is het woord onderduiken. Veel mannen bij ons in de straat doken vlak voor de razzia onder. Mijn vader niet. Tekko Taks wel. Die dook onder in zijn badkuip.
De B. | |||||||||||||||||||||||||||||
Hoe spreekt hij dan?
- Nou ik heet Ton Sneep en ik lees graag damesbladen. Niet voor de mode of voor de recepten maar gewoon om te weten hoe vrouwen denken, dus. Dat vrouwen bij voorbeeld helemaal niet het eerste kijken of je brede schouders hebt, maar veel meer naar je billen, dat die niet te groot zijn en dat het niet geeft of je lange of korte handen hebt, als ze maar gevóelig zijn. Ik doe ook alle vragenlijsten en enquêtes, met zoveel punten als je romanties bent aangelegd of dat van zes tot negen keer Ja betekent dat je hoger dan gemiddeld eroties bent ingesteld. Ik vind het heerlijk om mij te verplaatsen in de gevoelswereld van vrouwen en daarom koop ik dus altijd alle damesbladen. Nou en Leo, wat momenteel dus mijn vriend is, die wil geen damesbladen over de vloer en daar hebben wij steeds vaker ruzie over. Nou en dat vind ik gewoon stom en dat wou ik eens voorleggen aan de Viva. | |||||||||||||||||||||||||||||
[p. 406]origineel
| |||||||||||||||||||||||||||||
AlarmToen ik de auto naar de garage bracht om er de derde radio in te laten zetten, liet ik het me aanpraten. Het kostte maar 125 gulden en het zat er in een kwartiertje in. Bij de demonstratie wist ik dat ik de lul was; ik deed mee met de gekte. Voor het instappen gaf het alarm mij tien seconden. Als ik in die tijd het contact niet had aangezet, ging, ergens onder de motorkap, een hoorn loeien, die een aan de deur morrelende inbreker een acute hartverlamming zou bezorgen. Ik kon de superclaxon tot zwijgen brengen door het contact dus aan te draaien, of een deur open en dicht te doen, kortom, een of ander stroomcircuit te onderbreken. Zoiets. Over het uitstappen mocht ik van het alarm langer doen. Binnen één minuut moest ik bagage uitgeladen en portieren afgesloten hebben en dan stond de hoorn weer op scherp. ‘'t Went gauw, hoor’, zei de garagehouder, ‘na een tijdje vergeet je dat je er een hebt en bovendien: het gaat eigenlijk om de stickers.’ Op de portierramen zaten kleine, blijkbaar afschrikwekkende gevarendriehoekjes geplakt, waarop stond AUTOMATIC AUTO ALARM. Het linkerstickertje hielp me de volgende vroege morgen herinneren aan mijn tien seconden instaptijd. Haastig maakte ik contact: de bom onder mijn motorkap ging niet af. Na vijf minuten rijden zakten de zenuwen en begon Hilversum 3 me als muziek in de oren te klinken. En toen ging het loeien. Zomaar. Keihard en niet te stoppen, of ik nou een portier opende en sloot, het contact aan- of uitdraaide, of tegen het dashboard schopte. Radeloos reed ik door de stad. Fietsers wankelden naar het trottoir, voetgangers wezen naar hun voorhoofd, of maakten fuck-offgebaren. Auto's gaven voorrang en maakten kruispunten vrij. Razend trapte ik op het gaspedaal, in de bochten klonk het loeien tweestemmig met het bandengegier. Godverdomme, dit moest mij overkomen. Ik, linksige schaamte-automobilist (‘Ik heb ‘m nodig voor m'n werk!’), ik viel meer op dan een ambulance en een brandweerauto bij elkaar. Weer terug in mijn straat, had de woede me zo'n kracht gegeven, dat ik de voordeur bijna uit z'n hengsels tilde. Rommelend in de gangkast hoorde ik in de verte het alarm tegen de huizen weergalmen. Waar waren de hamer, de bijl en de zaag?
De B. | |||||||||||||||||||||||||||||
Hij dertig jaar ouder dan zij- Mag ik hem dan hebben? Dan hoef ik niks meer voor mijn verjaardag. - Je kréég toch al niks meer voor je verjaardag? - Nee, dat was voor mijn verjaardag van vorig jaar; dáár kreeg ik niks meer voor. Daar heb ik vorige maand die ring voor gekregen van je, weet je nog wel? - Welke ring? - Dat ringetje met die saffier. - Die was toch voor Kerstmis? - Je wordt nu toch echt een beetje oud en vergeetachtig, geloof ik hoor lieverd. Voor Kerstmis heb ik nog helemaal niks van je gekregen! En ik wil niet zeuren, maar eigenlijk krijg ik nog wat voor Kerstmis èn voor Sinterklaas èn voor mijn volgende verjaardag dus. Maar het hoeft natuurlijk niet hoor, als het moeilijk is... - Moeilijk? Godnee, dat is het punt niet, maar meer hoe zal ik het zeggen? Jij denkt bij voorbeeld nooit eens aan mijn verjaardag! Ik begrijp dat wel, je hebt andere dingen aan je hoofd, je bent tenslotte een jonge vrouw, maar laten we eerlijk zijn - ik heb nog altijd niks van jou gekregen voor mijn verjaardag! En die is nu toch alweer drie maanden geleden... - Kijk, dat bedoel ik nou! Je vergéét zo snel, tegenwoordig. Wat heb ik nou gedaan, vannacht, bij je? - Was dat dan voor mijn verjaardag? - Ja natuurlijk, waarvoor anders? Dat doe ik toch niet zomaar? | |||||||||||||||||||||||||||||
Hoe spreken ze dan?
| |||||||||||||||||||||||||||||
[p. 407]origineel
| |||||||||||||||||||||||||||||
Popmuzikant‘Hoewel ik grote bezwaren blijf houden tegen elke vorm van categorisering, ga ik er mee akkoord dat je het hardcore noemt. In die zin, dat we eerder aansluiten bij de Newyorkse hardcore, dan bij de tweede generatie Brit-punk. Dat is ook het hele vicieuze van de situatie, waar we ons het laatste half jaar van bewust zijn geworden: terwijl hardcore zich juist afzet tegen de mediale neiging tot categorisering en domesticatie, raak je - door het hardcore te noemen - toch gevangen in een soort categorisering van de marge. En dat is een groot gevaar, want dat is zoiets als het bouwen van een muur rond elke beweging in de marginaliteit. Terwijl het er juist om gaat die muren af te breken en in verzet te komen tegen conformerende tendensen. Buiten de marge, wel te verstaan. Je bevestigt dus eigenlijk je eigen marginaliteit en dat is de valkuil waarin elke politieke strategie dreigt te lopen: marginalisering. 't Is de liberaliteit van de middenklassemaatschappij, die de marge toestaat waarin jij je “mag” bewegen, zolang je maar binnen je marge blijft. Dat is nou precies wat de independent muziekscene is overkomen: ze is veilig opgeborgen in de marge van het establishment en daarmee volstrekt ongevaarlijk geworden. Maar goed, ik wil me niet onttrekken aan de theoretisering van ons werk - een reflectie die zo dringend nodig is - en dan ga ik akkoord met het begrip hardcore, in die zin, dat we als gemeenschappelijke noemer de lichamelijkheid hanteren. Een onherkenbare vertekening van de werkelijkheid, door middel van pure lichamelijkheid. En die vertekening, dat coûte que coûte niet willen deelnemen aan de realiteit, heeft ook bij ons geleid tot het afschrikwekkende, de gruwelijke fantasie, waardoor de gevestigde cultuur van binnenuit kan worden opgeblazen. Dat we daarbij regelrecht aansloten op het Theater van de Wreedheid van Antonin Artaud, spreekt voor zich. Onze concerten waren extreme uitbarstingen van lichamelijke energie. We produceerden muziek uit afval en metaal, we werkten met hamers, zagen en bijlen, we genereerden elektrische vuurballen die we de zaal inschoten, waardoor het publiek vaak een goed heenkomen moest zoeken. Wat ons weer aan het denken zette. Waren we niet al te afschrikwekkend bezig? Wat is de zin van een ontmaskering waar de mensen voor vluchten?’ ‘De ontmaskering van de realiteit laat zien, dat die realiteit een door mensen gecreëerde idee is. Onze muziek is geen middel tot verlossing, maar de verlossing zelf. Dat is op zich niet nieuw, het is 't voortzetten van de lijn Kant-Schopenhauer, maar dan gebruik makend van alle modernistische stromingen van de laatste honderd jaar. Zo lijken mijn teksten op ontwerpen van Le Corbusier. Zijn neo-constructivisme betekent de vernietiging van elitaire kunst, waardoor het zoeken begint naar eigen signalen en referentiepunten. Mijn muzikale thema's zijn brokstukken, waarmee door de luisteraar geschoven kan worden, de verbanden moet hij zelf leggen. Ik musicaliseer mijn teksten en architectureer het totale concept van de groep. Dat we na drie independent 12-inch platen nu met onze nieuwe elpee Dancing on the Rim of the Crater, die bij een grote maatschappij is uitgekomen, onze uitgangspunten verloochenen, zoals wel wordt beweerd, beschouw ik als een aperte misvatting. Makkelijk in het gehoor liggend, zeggen ze, een dansbaar geluid. Tegen dat dansbare heb ik geen bezwaar, dans en muziek zijn nauw met elkaar verbonden en dansen activeert het denken, maar dat we inhoudelijk 180 graden zouden zijn gedraaid, noem ik een leugen. Kijk, als je openlijke aanvallen onderneeemt, als je probeert structuren omver te werpen, dan gaat het erom de vraag naar het waarom te stellen. Waarom worden mensen onderdrukt? Wat is de essentie van de macht? Het is zo makkelijk te blijven roepen: het zijn de media die het doen. Nee, zeggen wij nu, ga er dan in, infiltreer, ontmasker de publiciteitsmachine van de heersende ideologie door haar te verslaan met haar eigen middelen. Er zijn mensen die het een schande vinden dat de songs van Dancing on the Rim of the Crater op Hilversum 3 gedraaid worden. Dan zeg ik dat ze niet begrijpen waar we mee bezig zijn. Dat het juist goed is, dat wij een veel groter publiek confronteren met de mediale symbolen waarin het gevangen zit. Omdat wij deze zogenaamd makkelijke muziek spelen, wij, met ons gewelddadig en afschrikwekkend imago, dat moet het publiek tot nadenken stemmen. Okay, we draaien dus nu mee in het commerciële circuit van de popgroepen, maar de beheersing van die mechanismen geeft ons juist nieuwe aanvalskansen. De kans om als popster je boodschap te verkondigen bijvoorbeeld. Want binnen de popsong kan je geen echt substantiële dingen overbrengen, je moet de song in een context plaatsen. Daarom is een interview als dit veel belangrijker dan de concrete output van onze muziek.’ |
|