Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het groot bescheurboek (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het groot bescheurboek
Afbeelding van Het groot bescheurboekToon afbeelding van titelpagina van Het groot bescheurboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.51 MB)

Scans (62.65 MB)

ebook (28.88 MB)

XML (1.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het groot bescheurboek

(1986)–Wim de Bie, Kees van Kooten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Een bloemlezing van de tussen 1973 en 1986 verschenen Bescheurkalenders


Vorige Volgende

Een betrouwbare ondern.

Wij waren door mijn enveloppen heen en die haal ik altijd in het Warenhuis, omdat ze daar de juiste maat hebben voor mijn ooit op de groei gekochte, onuitputtelijke voorraad briefpapier. Koop ik mijn enveloppen ergens anders, dan zijn zij te breed, waardoor mijn in drieën opgevouwen schrijven heen en weer blijft schuiven; of te smal, wat, na veel en voorzichtig gewurm om de enveloppe niet uit te scheuren, een bolle, opgeblazen brief oplevert. Een vorm van luchtpost.

Ik was vergeten dat het zaterdagochtend was en snelwandelend door de autovrije bedrijvigheid van de winkelpromenade passeerde ik achtereenvolgens een draaiorgeltje dat Tulpen Uit Amsterdam verwaaide, een uitheemse muzikant met zijn haar in een staartje die Blowin' In The Wind zong en iets wat daar bij in de buurt kwam op zijn gitaar tokkelde, een oud meisje dat een leger ondraaglijke oorbellen had uitgestald op een sprei en twee betrouwbaar en bewogen ogende heren met collectebussen die zij zo druk op en neer rammelden dat ik in de gauwigheid niet kon lezen welk Goede Doel ik steunde, met mijn inworp.

Ook het orgel en de gitarist bedacht ik met wat kleingeld, maar aan de gehurkte edelsmidse ging ik, geïnteresseerd een andere kant opkijkend, zonder gift voorbij - ik schat het aantal oorbellen van mijn vrouw en dochter op boven de honderd. Maal twee. In dit terloopse geldgeven heb ik een handige techniek ontwikkeld, die mij zo min mogelijk oponthoud kost. Op ruime afstand van de attractie grabbel ik in het donker van mijn broekzak de passende munten bij elkaar en dan is het zaak om, in het zelfde tempo en met een welwillende glimlach doormarcherend, je geld in het voorgehouden bakje te deponeren.

[pagina 408]
[p. 408]

Bij het orgel lukte mij dit in een vloeiende, genereuze beweging, maar de jarenzestigmuzikant had zijn gitaarkoffer opengeklapt voor zich op straat gevleid en toen ik, iets door mijn kieën zakkend, al lopend mijn zilveren applausje in zijn roodfluwelen bak vol munten wilde mikken, stuiterde mijn gulden via de kofferrand weer de straat op, dus dat werd nog een heel gezoek tussen al die winkelende benen. De gitarist speelde rustig door, maar hield mij scherp in de gaten en zette, toen ik mijn teruggevonden muntstuk opnieuw en nu wat zorgvuldiger in zijn koffer mikte, als dank voor mijn rondkruipen een nieuw nummer in waar ik heel even, beleefd en als enige, naar bleef staan luisteren. Nog wat achterom grijnzend en nadrukkelijk mijn hoofd schuddend om zoveel virtuositeit, vervolgde ik mijn weg om, voor de ingang van het Warenhuis, te worden staande gehouden door een bezeten zwetende jongen die een heel hoofd boven mij uitstak en geen tegenspraak duldde toen hij vroeg:

‘Bent u voor de Zeehondjes, meneer?’

‘Ja’, antwoordde ik naar waarheid.

Met zijn linkerhand hield hij een morsig identificatiebewijs voor mijn ogen, net lang genoeg om te kunnen vaststellen dat er op het aangehechte fotootje een meisjeshoofd prijkte, terwijl hij met zijn rechterhand geroutineerd een pakje prentbriefkaarten tevoorschijn toverde, uit een aan zijn schouder schommelende sportpungel.

‘Dat is dan viervijfennegentig’, zei de langharige natuurbeschermer, intussen geconcentreerd om zich heen spiedend naar mogelijke zeehondenvrienden die hem in de drukte zouden kunnen ontsnappen.

‘Ik heb niet kleiner dan tien gulden’, waarschuwde ik, met zijn pakje kaarten al in mijn hand.

‘En ik ben helaas door mijn wisselgeld heen’, rondde de jongen onze transactie af.

‘Nou ja, het is voor een Goed Doel’ woof ik royaal en ik slipte het Warenhuis binnen.

‘Hee, te gek!’ riep de jongen mij nog na en ik voelde weer eens goed dat er, vooral op zaterdag, niets heerlijkers bestaat dan zoveel geld op zak te hebben dat je het links en rechts kunt laten rollen.

Ik kocht vijfhonderd enveloppen en verliet het gebouw via de achteruitgang, om niet dezelfde wegen van barmhartigheid terug naar huis te hoeven lopen, maar deze route leidde langs twee draaiorgels, drie gitaristen, een blinde violist en een oude gravin met een aapje, zodat ik nog net een rijksdaalder overhield voor een kopje koffie.

Op een kruk aan de bar van de uitgelaten met cannabisbladmotieven beschilderde coffeeshop bekeek ik mijn pakje kaarten Voor De Zeehondjes en gaf ik mij er rekenschap van dat ik er twee voor mijn tientje had kunnen vragen, maar alla - door mijn vrijgevigheid heb ik langzamerhand zo'n enorme schoenendoos vol schone ansichtkaarten gekweekt dat ik ze in geen tien jaar krijg verzonden, zoveel jarigen ken ik niet uit mijn hoofd en driekwart van mijn verzameling is zo lelijk dat je er je ergste vijand nog niet iets mee zou willen toewensen.

Maar weggooien zou natuurlijk een schande zijn en een belediging voor het Goede Doel, ook al zijn de meeste, hopelijk, inmiddels achterhaald.

ZEEHONDEN-WALVISSENLEED, ‘LAAT ZE LEVEN’, stond er in zwierige, marineblauwe letters op mijn mapje gedrukt en verder las ik: 12 GEGLANSDE VIERKLEURENFOTO'S, VASTGESTELDE PRIJS ƒ. 3,75.

Ik pelde de prentbriefkaarten eruit en kwam maar tot tien. De bovenste drie, verschoten kleurenfoto's van respectievelijk een Zeehond, twee stoeiende Tijgertjes en een oude Walrus, droegen op de prentzijde nog de vermelding PROTEST-CARD ‘LAAT ZE LEVEN’ maar die aansporing stond er vanaf de vierde kaart - een kiekje van een Herdershond die, ten gevolge van een misdruk, kon bogen op drie staarten en zes ogen - al niet meer op.

Plaatje vijf toonde een groepje in de dierentuin bij elkaar kleumende zebra's, kaart zes liet een paard met een al veel te groot veulen zien en na de zevende Protestcard (een in theemuts gedwongen angorapoesje) hielden de Natuurbeschermers het bedreigde dierenrijk voor gezien en had men zijn toevlucht genomen tot drie, qua tekenstijl ergens tussen Holly Hobbie en het larmoyante Parijse Straatschoffie in bungelende kinderfiguurtjes die onderscheidenlijk een appel aten, op een veel te grote klarinet bliezen en water uit een met bloemen versierde pomp dronken. Ik draaide het mapje om en las, onder het genot van mijn kopje koffie, op de rugzijde:

 

Allereerst danken wij u voor de aankoop van dit artikel. U bent hierdoor in bezit gekomen van enkele unieke protestkaarten die nergens elders te koop zijn.

 

Deze protestkaarten zijn speciaal ontworpen voor de promotie aktie van de m.d. Neptune Cards ondern. en protectie vind plaats door de geldende copyright.

Aangezien the m.d. Neptune Cards ondern. commercieel is, denkt en handelt zijn meer dan 3 protestkaarten helaas niet mogelijk.

 

Dit word echter ruimschoots gecompenseerd door 9 prachtige geselecteerde vierkleuren reprodukties!

 

De Protest promotie aktie van deze onderneming is gericht tegen het afslachten van Zeehonden en Walvissen in het bijzonder en becritiseerd verder iedere vorm van uitroeïng van alle diersoorten waar ook ter wereld maar.

 

Op deze wijze maakt de Neptune ondern. haar ongenoegen kenbaar, en verwacht dat de gedachten en gevoelen die door deze protestkaarten worden geopenbaard, resulteren in een grotere bereidheid tot protest, en een hogere mate van bewustwording, wat betreft dit wrede, en volstrekt zinloos gebeuren!

 

The m.d.

Neptune ondern.

Postbus 3986

Amsterdam

[pagina 409]
[p. 409]

Vooral dat afgekorte Ondern. ontroerde mij en toen ik, met betraande ogen, mijn mapje liet zakken, zag ik dat de jongen die het mij verkocht had naast mijn kruk aan de bar was verschenen.

Hij zag mij niet en vroeg aan het meisje van het koffie-apparaat: ‘Heb je voor een tientje Afganistan voor me?’

Zij, net zo vrolijk als de zaterdag zelf, gaf het hem onmiddellijk; keurig in een plastic zakje.

Daarna wendde hij zich tot een verdwaalde mevrouw die al een paar maal hardop had gesnoven of zij hier ergens brand rook en vroeg haar: ‘Bent u voor de Zeehondjes mevrouw?’

‘Ja natuurlijk ben ik dat!’ antwoordde zij, in aanzet beledigd, maar die blik al snel ombuigend naar stralend, om de aandacht. ‘Een ogenblikje’, hield mijn stoonde collectant haar aan de lijn. En zich nog even terugdraaiend naar het koffiemeisje, zei hij: ‘Doe er ook nog maar voor een tientje Congo bij’.



illustratie
‘LAAT ZE LEVEN!’


Kees van Kooten

Hoe spreekt hij dan?



illustratie

- Mijn naam is H. Hogemuts en ik zou nu schathemelhoogrijk zijn geweest, als ik vorige maand dat stuk moerasland had verkocht aan een clubje onnozele beleggers, dat er met open ogen instonk. Moerasland in Brazilië, waarop ik het Disneyland van het jaar 3000 zou hebben gebouwd.

Op het moment dat alles rond was, dacht ik: Hogemuts niet doen, kan je niet maken. Over. Uit.

Een week later krijg ik tien valse Picasso's aangeboden en op de dag dat ze bij mij de deur uit zouden gaan à 1,5 miljoen - vier naar het Guggenheim en zes naar Beeren van het Stedelijk - dacht ik: Hogemuts, niet doen, kan je niet maken. Over en uit.

Hedenmorgen kan ik de kralenkettingen van m'n vrouw, na een babbel mijnerzijds van nog geen uur, doorverkopen aan een juwelier uit New York, als zijnde de kroonjuwelen van Tsaar Nicolaas de Eerste. Op het moment suprême denk ik Ho Hogemuts, niet doen. Over, uit en af.

Hedenmiddag biedt een arme sloeber 50 gulden voor mijn oude fiets, die ik voor 75 gulden in een advertentie had geplaatst. En ik denk: Hogemuts, doen! Want weet u wat het is met deze heer Hogemuts? Hij heeft een gigantisch meesterbrein, maar zó'n klein hartje!

Gaat goed

- Allemaal al gehad, dat is het.

- En de Volkswagen Tango?

- Lijkt teveel op Samba.

- De Tanga dan?

- Tuba! De nieuwe Volkswagen Tuba!

- Te log, geen pit genoeg.

- Wat dachten jullie van de Tantra?

- De Toko?

- De nieuwe Volkswagen Togus!

- De Toupet misschien?

- Nee mensen, de T levert niks meer op.

- Laten we nog eens teruggaan naar de S.

- De Spido?

- De nieuwe Saté!

- Misschien de Volkswagen Stopera?

- En we moeten er vanmiddag uitkomen, want er staan er honderdduizend klaar.

[pagina 410]
[p. 410]

De Lijdensweg

‘De lijn van mijn vader naar god heb ik zelf nooit getrokken. Toen ik een jongetje van vier was, liep die lijn voor mij rechtstreeks naar mijn moeder. Ik heb god altijd als een vrouwelijke god gezien. Toen al. Dat verklaart het conflictueuze in de relatie met mijn vader. Mijn vader verminkte elke keer weer het godsbeeld van mijn moeder, míjn godsbeeld. Aan de ene kant was er dus de totale onderwerping aan de god die mijn moeder was, maar aan de andere kant ook weer die waanzinnige haat, omdat mijn moeder verraad pleegde als zij zich met mijn vader bemoeide. En dat deed ze veel, want het was een ontzaglijk goed huwelijk. Je zou kunnen zeggen dat ik een gelukkige jeugd heb gehad. Alles lijkt er op.

Ik heb er later mijn eigen marteling in gelegd en daarna onderdrukt. Het heeft daar al die tijd liggen smeulen en het barst er nu uit. Dat is bevrijdend, maar maakt ook veel schuldgevoelens los. En schuldig voel ik me toch al, omdat ik het godsbeeld van mijn moeder heb laten instorten, waarmee ook mijn vader onder het puin verdween.

Ik zat nog midden in dat rouwproces, toen er een oom en tante opdoken, die me ook weer geestelijk claimden. Die brachten weer neven en nichten mee, ik had te maken met een opa en oma, kortom, ik moest of het gevecht aangaan, of kiezen voor de definitieve vernedering. Ik koos voor de strijd, voor de verandering dus eigenlijk, en hoewel ik er ongeneeslijke littekens aan heb overgehouden, ben ik vreselijk dankbaar dat ik tegen mezelf heb gezegd: het is je gelukt, je bent niet uit je familie gestapt, maar jouw hele familie draag je in een zak op je rug mee en toch ga je niet gebukt onder die last. Er zou natuurlijk een moment kunnen komen dat je die zak gewoon langs de kant van de weg flikkert en alleen verder gaat. Dat je kiest voor de wurgende eenzaamheid.

Dat zou ook bevrijdend kunnen werken, maar ik realiseer me maar al te goed dat de druk van die zak juist de ene pool is, die de basisspanning geeft waaruit ik werk.

De tweede pool is mijn boosheid over dat wat ik als denkend en voelend mens ervaar in de wereld om me heen.

Een boosheid die zich aan de ene kant richt op het grenzenloos burgerlijke truttendom waardoor je je omringd voelt en ingesloten, aan de andere kant richt de boosheid zich tegen jezelf, omdat je verdomd goed beseft dat je een deel bent van datzelfde truttendom.’

‘Je zou je het liefst met een groot kapmes een weg willen banen door die jungle, maar dat doe je ook weer niet. Je stuurt die boosheid, je geeft het vorm. Als ik mezelf niet steeds confronteer met mijn eigen boosheid, dan zou ik misschien wel tot het plegen van een moord in staat zijn. Of tot het plaatsen van bommen. Verdomd als het niet waar is.

Daarom kan ik me ook zo goed verplaatsen in zo'n jonge kamikaze-chauffeur in Libanon. Met die ene klap in het smoel van de burgerlijkheid ook jezelf vernietigen. Voor zo'n daad deins ik nog terug, het ingebakken fatsoen weerhoudt me. Ik ben daarin nog veel te schijterig. Waarom zeg ik bijvoorbeeld niet hardop dat ik pedofiele relaties onderhoud?

Dat zou het burgerdom pas flink doen schrikken, als ik zei dat ik een radicale pedo was. Ik heb het verdomd moeilijk met pedofilie. Waarom? Omdat ik geen pedofiel ben? Omdat kinderen bij mij geen seksuele gevoelens losmaken? Met zo'n antwoord neem ik dan gewoon geen genoegen en dat maakt me dus nog kwader. Een boosheid die zich dan ook kan vertalen in razernij als je weer 's in de hondepoep trapt, of als je fiets weer 's gestolen is, al die dingen die van Amsterdam zo'n godvergeten vunzige klerebende maken. En dat alles, die zak met familie, die gruwelijke boosheid, die neem je elke avond mee op het toneel. Als er op een avond maar één moment is waarop je voelt: nu gebeurt het, nu is de spanning waaronder ik sta in evenwicht met de spanning vanuit het publiek, dan voel je een volmaakt geluk door je heen stromen. Dan weet je waarom je die hele lijdensweg hebt afgezeuld.

Ik speel nu een lakei in lwanov van Tsjechov. Een kleine rol, ik heb geeneens tekst, maar ik ben er tevreden mee, want af en toe lukt het me. En of ik nou achteraan sta in een tableau met twaalf andere acteurs, dat maakt niet uit. Ik voel dat mijn woede tot achterin de zaal reikt. En ik krijg dan een erectie, waarvan ik soms bang ben dat'ie uit mijn lakeienbroek scheurt.

 

Ze zeggen wel eens dat toneel neuken zonder klaarkomen is, maar ik denk daar anders over. Toneel is masturberen. En ik kom wel degelijk klaar. Ik ejaculeer namens alle mensen in de zaal. Maar ik laat mijn zaad niet de vrije loop, ik spuit er niet maar zo'n beetje op los, nee, ik hou het binnen. Ik knijp af. Ik laat me niet leegmaken. Ik moet namelijk voldoende overhouden om de volgende avond weer dat toneel op te kunnen gaan.’

Hoe spreekt hij dan?



illustratie

- H.J. van der Stelt is de naam. Reeds als kind wilde ik dolgraag een muziekinstrument bespelen. Dat mocht wel van mijn ouders, als het maar niet te hard klonk. Het moest een zacht instrument zijn. Wat is het zachtste instrument?

Viool vonden ze nog te hard. Ik had zelf het liefst trompet willen spelen. Maar dat was een te hard instrument, trompet.

Wel kan ik heel aardig een trompet nadoen. Een enkele keer doe ik dat voor vrienden of kennissen. Wilt u het horen? Het klinkt heel hard, hoor.

Kent u Hello Dolly? Goed, daar gaan we. One, two, three, four...

[pagina 411]
[p. 411]

Filmweek

‘Ik had natuurlijk wel een video staan, want af en toe kwam er wel 's wat op Duitsland dat het bewaren waard was. In Original Fassung natuurlijk, want nasynchronisatie komt er bij mij niet in. Zo had ik Citizen Kane, The lady from Shanghai en The Third Man van Orson Welles als eerste tapes op de plank staan. Toen ik daar een bescheiden W.C. Fields-collectie naast kon zetten - My Little Chickadee, The Bank Dick en Never Give a Sucker an Even Break - ging het interessant worden. Ik schuimde al wel alle videotheken af, maar ving toen nog meestal bot. Tussen de porno en de moord en doodslag vond ik zelden iets dat ik met goed fatsoen in mijn huiskamer kon vertonen. Tot ik er op een keer Interiors van Woody Allen tussen vond. Uitgerekend Interiors, de meest Ingmar Bergmanachtige Allen!

Sindsdien is de opmars van de Betere Video niet meer te stuiten. Toch niet te geloven dat elke buurtvideotheek nu een paar Fassbinders heeft staan? Of Alexander Nevsky van Sergei Eisenstein? Of Les Jeux Interdits van René Clement? Op de bioscoop was ik al lang geleden afgeknapt, maar met de Betere Video kom ik nu prima uit de voeten. Ik moet zelfs bekennen dat ik de buis nu verre prefereer boven de bioscoop. Dat had je 's vijf jaar geleden tegen deze ouwe cinéfiel moeten zeggen, ik zou de vloer met je hebben aangeveegd. De voordelen zijn evident: het kleine beeldscherm geeft een gestoken scherpte, de kleur die je zelf kan bijstellen, het geluidsniveau dat je zelf kunt regelen. God, ik heb wat afgevloekt in die rottige, kleine zaaltjes, waar het beeld soms voor een kwart was afgesneden, waar vijf minuten voor het einde de deuren werden opengeknald, waar...maar laat ik ophouden, dat is nu verleden tijd.

Ik kijk nu elke avond naar een tape van eigen keuze en ik heb er al hele leuke dingen tussen gehad, al zeg ik 't zelf. Je moet er wel wat voor doen, hoor, maar als ik de tip krijg dat een videotheek in Leeuwarden Baby Rjazansky van Olga Preobrazjenskaja heeft, een van de mooiste klassiekers uit de Russische zwijgende filmperiode, dan ben ik bereid zaterdagmorgen vroeg in de wagen te stappen, zodat ik 'm 's avonds in mijn huiskamer kan brengen. En zondag rij ik 'm nog terug ook. Heeft me dan vijf gulden gekost en een paar litertjes benzine. Wist je dat ik Werner Herzogs Where The Green Ants Dream verleden week al heb gedraaid? Komt in het voorjaar pas in de bioscoop! Kaos van de gebroeders Taviani. Draaide ik jongstleden dinsdag voor een volle bak. Weliswaar met Engelse ondertitels, maar dat geeft niks.’

‘Ik heb 't bij mij thuis wel een beetje verbouwd om het helemaal naar m'n zin te maken. Zo heb ik de schoorsteenmantel uitgebroken, er een nisje ingemetseld en mijn TV-toestel staat nu hoog, in het midden van de kamer. Het geluid heb ik geperfectioneerd met twee extra boxen in de overstaande hoeken en door het verlengen van een kabeltje en het boren van een gaatje bedien ik de videorecorder nu vanuit de keuken, bij wijze van cabine. Als 's avonds om acht uur de voorstelling begint, zit ik in de keuken, dan druk ik op een knopje, waardoor er in de huiskamer een lampje gaat branden en dat is voor mijn vrouw het teken om de lichten in de huiskamer uit te draaien, waarna ik de video start. Ik heb gemerkt dat de mensen dat heel leuk vinden. Ik begin altijd met een van de TV getapete oude Tom en Jerry en een STER-blok en dan is het pauze, waarin we een kopje koffie serveren. Vragen we een kostendekkend kwartje voor. Mijn vrouw heeft ook de smaak te pakken, want het is haar idee om op uitverkochte avonden Marsen en Nutsen te verkopen achter een tafeltje in de vestibule. In het begin hing ik een briefje in de gang met mijn videoweekprogramma, maar nu ik een vast publiekje van kennissen en buren heb gekweekt, laat ik het op de zaak stencillen en stuur dat rond. In de volgende zomervakantie wil ik het helemaal in orde maken. Dan ga ik een week dicht en timmer ik drie niveaus in de huiskamer, zodat ik echt een oplopend zaaltje krijg. Als ik dan ook nog een paar stoeltjes op de kop kan tikken uit de buurtbioscoop hier vlakbij, die op sterven na dood is, zit ik helemaal gebakken.

Met zo'n Rotterdams Filmfestival heb ik 't waanzinnig druk, want in die week moet ik natuurlijk bewijzen dat de Betere Video niet onderdoet voor het bioscoopgebeuren. Het is me dit jaar aardig gelukt, moet ik zeggen. Die Braziliaanse films van Carlos Reichenbach had ik een dag eerder dan Rotterdam en Der Ruf der Sybille van Clemens Klopfenstein zelfs twee dagen eerder.

Vidas Secas van Nelson Pereira dos Santos was geen kunst, die werd gelijk met Rotterdam op de VPRO vertoond, maar hoe het mij gelukt is om te openen met die prachtige film Voro Nova van Mildred van Leeuwarden en Dick Rijneke, op video, dat zouden ze in Rotterdam wel 's willen weten.

M'n huiskamer heeft de hele week bomvol gezeten en als dat zo doorgaat, wil ik volgend jaar zeker uitbreiden met een tweede videozaaltje. Als wij naar de zolder verhuizen, dan is onze slaapkamer geknipt om er bijvoorbeeld de Betere Video's uit de Derde Wereld te gaan draaien.’

Gaat Goed

- Doe jij nog wat aan je verjaardag, dit jaar?

- Ikke niet, ik kijk wel uit.

- En aan Kerstmis?

- Dat slaan wij over.

- Oud en Nieuw?

- Dan zijn we er niet.

- En de Paasdagen?

- Geen van tweeën.

- Nog wat aan Sinterklaas?

- Al negen jaar niet meer.

- En vandaag?

- Ik ben er niet. Denk eraan: je hebt me nu wel gesproken, maar ik ben er dus niet.

- Waar ben je dan?

- Op een geheim adres.

- Kan ik je daar bellen?

- Nee, alleen schrijven.

- Waarnaartoe?

- Naar een geheim postbusnummer.

[pagina 412]
[p. 412]

Ster

- De grootste sterren hebben vaak de minste kapsones. Neem Cesare Pervertini. Die bracht ik al naar Nederland toen 'ie de kleine zaaltjes nog niet volkreeg.

Is uitgegroeid tot de top van de wereldbill. Staan ze in New York vijf uur voor in de rij. Als die een platenstudio binnenwandelt, is de plaat die hij nog niet heeft gemaakt al meervoudig platina. Als je die naam noemt in damesgezelschap stijgt de temperatuur meteen zo'n graadje of tien. Nou, als die hele grote meneer Pervertini een gaatje kan vinden - zo eens in de vier, vijf jaar - komt 'ie dolgraag naar Nederland.

Moeilijk? Welnee. 't Zijn de kleinere goden die zich als etters gedragen. Die een zilverkleurige Bentley op Schiphol willen hebben staan.

Cesare? Een tandem! Een rode tandem, dat is alles. Vindt 'ie enig. Hij achterop en de Miss Holland van dat jaar voorop, heel eenvoudig.

Eten, nog zo'n punt waar je het grootste gedonder mee kan krijgen. Cesare laat alles, elke boterham, tot z'n gekookte eitje toe, uit Parijs overvliegen. Alleen om jou een hoop werk te besparen. Zo'n man is dat.

Weet je wat 'ie in Nederland na een optreden het leukst vindt om te doen?

Sjoelbakken! Dat gaat hele nachten door. Moet je wel zorgen voor een marmeren sjoelbak met ivoren schijven, maar als die eenmaal in zijn hotelsuite staat, heb je geen kind meer aan 'm. Zo verdomd eenvoudig gebleven, Cesare.

De laatste keer dat 'ie hier was, belde die me midden in de nacht vanuit z'n hotel.

Zat 'ie op het toilet en was het papier op! Had je 'm moeten horen toen ik een kwartier later een nieuwe rol om de deur stak. Dankbaar, jongen, dankbaar...Als een kleine jongen!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken