Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
't Is al vrouwenwerk. Refreinen (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van 't Is al vrouwenwerk. Refreinen
Afbeelding van 't Is al vrouwenwerk. RefreinenToon afbeelding van titelpagina van 't Is al vrouwenwerk. Refreinen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.57 MB)

Scans (4.90 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Editeur

Herman Pleij



Genre

poëzie

Subgenre

refreinen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

't Is al vrouwenwerk. Refreinen

(1994)–Anna Bijns–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 72]
[p. 72]

Gij blijft in 't harte, al zijdij uit den ogen

 
O lief, wiens liefde in mij zo vierig brandt,
 
Zo vast gevestigd door der trouwen band,
 
Mijn troost, mijn onderstand moet ik ontberen,
 
Och, al mijn begeren.
 
Waar gij nochtans zijt, 't zij in wat land,
 
In mijn harte gij eeuwig de krone spant
 
Als den liefsten pand: mijnder ogen verkleren
 
Mag mij wel deren.
 
Uw scheiden doet mij vlees en bloed verteren,
 
Ik moet mij generen in der tranen vloed.
 
't Harte schijnt mij steken vol zweerden, vol speren,
 
Vol wonden, vol zweren; heel troosteloos onvroed
 
Ben ik door het derven uws wezens goed,
 
Want mijnder herten bloed werdt mij onttogen.
 
Och lief, dat gij u voor ontrouwe hoedt!
 
Gij blijft in 't harte, al zijdij uit den ogen.
 
 
 
Al kwam er een koning met zijnder krone,
 
En dat hij ware als Absalon schone,
 
Zo fris van persone en wel besneden
 
Van alle leden,
 
Wel sprekende, wel zingende, zoet van tone,
 
Al wilde hij mij zetten in zijnen trone,
 
Ik en achte niet een bone zijn mogendheden,
 
Landen of steden:
 
Veel bat ben ik met mijn liefden tevreden.
 
Uw eerbaar zeden mij zozeer behagen:
 
Al waar 't dat alle mensen haar beste deden
 
Met giften, met beden, bij nachten, bij dagen,
 
Ja, dat zij mij ook dreigden met allen plagen,
 
Die d'ogen ooit zagen, zij en zouden niet mogen
[pagina 73]
[p. 73]
 
Mijn liefde tot uwaart doen vertragen.
 
Gij blijft in 't harte, al zijdij uit den ogen.
 
 
 
Om lief, om leed, om schade of profijt,
 
Al deden mij ook al mijn vrienden spijt,
 
Om niemands verwijt en zal ik u vergeten,
 
Ik wil 's mij vermeten,
 
Want gij mijnen troost en mijn blijdschap zijt.
 
Moet ik van u scheiden, adieu mijn jolijt!
 
Reuk, smaak, appetijt in drinken, in eten,
 
Is al versleten.
 
Wien zal ik mijn droefheid en mijn secreten
 
Nu laten weten? Ik geef 't spel verloren.
 
Veel liever waar ik van der dood verbeten.
 
Waar ik ben gezeten, dit komt mij tevoren,
 
Mag ik uw troostelijke woorden niet horen.
 
Wat deze ik geboren, want ik moet verdrogen!
 
Mijn lief, uit duizenden uitverkoren,
 
Gij blijft in 't harte, al zijdij uit den ogen.
 
 
 
Al waar ik van al der wereld vrouwe,
 
Nochtans bleef ik eeuwig getrouwe;
 
Voorwaar, ik en wouwe u niet begeven
 
Om sterven, om leven.
 
Al zag ik voor mij enen berg van gouwe,
 
God weet, dat ik er u voor kiezen zouwe,
 
Want ik u houwe als een prinse verheven,
 
In 't herte geschreven.
 
Maar ailacen, nu ben ik troosteloos bleven;
 
Och, zuchten en beven heb ik in erven.
 
Mijn lijden hebdij zo dikwil verdreven;
 
Ik heb wel bezeven uw troostige conserven.
 
Och lief, wildij mij nu heel bederven?
 
Druk moet ik opkerven, dit 's ongelogen.
[pagina 74]
[p. 74]
 
Maar al zoud' ik er duizend doden om sterven,
 
Gij blijft in 't harte, al zijdij uit den ogen.
 
 
 
Mijn beminde prinse, die mijn regent zijt,
 
Waar dat gij onder 's hemels firmament zijt,
 
Hoe gij absent zijt, ik moet u minnen
 
Met al mijn zinnen.
 
In eerbaarheden gij zo excellent zijt,
 
Geen meerder vreugd dan als gij mij omtrent zijt,
 
Want gij geprent zijt in 't herte binnen;
 
Ik moet u kinnen.
 
Och, mocht ik uwen zoeten troost nog gewinnen,
 
Mijn droefheid zou dinnen, ik waar heel genezen,
 
Daar ik nu van drukke en weet wat beginnen,
 
Want al mijn vinnen, aderen en pezen
 
Die dunken mij krimpen, al waar ik verwezen.
 
Och, lief geprezen, waar zijdij vervlogen?
 
Ik zegge nog eens, elk mag 't wel lezen:
 
Gij blijft in 't harte, al zijdij uit den ogen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken