Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2 (1859)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2
Afbeelding van De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.93 MB)

Scans (4.98 MB)

XML (0.93 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2

(1859)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 411]
[p. 411]

Aan mijne medereizigers

naar het betere vaderland.Ga naar voetnoot*

 
Niet den Wijze dezer wareld
 
Wijde ik dit mijn Dichtgebloemt',
 
Niet den Sterke en Onvertsaagde,
 
Die in eigen krachten roemt:
 
 
 
Niet den Rijke dezer aarde,
 
Die geen schat heeft dan in 't stof;
 
Wien de droeve klacht des lijdens
 
Nooit den kouden boezem trof:
 
 
 
Niet d' in eigen oog gerechte,
 
Die met Farizeuwsch gemoed,
 
Waant, dat feilbaar plichtbetrachten
 
Aan des Hoogsten eisch voldoet:
 
 
 
Maar, die dwaas is in de schatting
 
Van den Wijsgeer die hem smaadt: -
 
Maar den Zwakke, wien zijne onmacht
 
Gods Genâ gevoelen laat. -
 
 
 
Maar den Arme, rijk aan gaven,
 
Die geen roest verteert noch mot: -
 
Maar die needrig is van harte,
 
Arm van geest, en rijk in God: -
 
 
 
Maar den Zondaar, die zich-zelven
 
Voor het Alziend oog verneêrt,
 
En om reddend schuldvergeven
 
Biddend tot zijn Heiland keert.
[pagina 412]
[p. 412]
 
Zulken Pelgrims der woestijne,
 
Van den zwaren reistocht mat,
 
Wijde ik dit mijn handvol bloemen
 
Op hun eenzaam zwerverspad.
 
 
 
Gy toch, lieve tochtgenooten
 
Naar de rustplaats over 't graf,
 
Wien de Heer, voor ons gekruisigd,
 
Ook een kruis te dragen gaf:
 
 
 
Gy toch wacht niet enkel rozen
 
Daar Hy doornen voor u droeg,
 
Die uw schuld gelijk de mijne,
 
Hem door 't vlekloos voorhoofd joeg:
 
 
 
Gy verwacht geen pronkgeglinster
 
In de dorre wildernis,
 
Waar het needrig heidebloemtjen
 
Eenig bloeit en voegzaam is.
 
 
 
Voor de kindren dezer wareld
 
Klinke een blijder, scheller lied!
 
't Waar' vergeefs voor hen gezongen:
 
Dezen toon verstaan zy niet.
 
 
 
Wil de Hemel 't soms gehengen,
 
Dat een enkle hier of daar
 
Zich van 't breede reispad voege
 
By onze arme Pelgrimschaar;
 
 
 
ô Dan leeren zy 't gevoelen,
 
Wat, ondanks den middaggloed, -
 
Wat, in weêrwil van ontbering,
 
Kalmte en rust geeft aan 't gemoed!
[pagina 413]
[p. 413]
 
Is het slingrend pad niet effen;
 
Maakt de hitte 't hart benaauwd;
 
Wemelt er geen koelend lover,
 
Als de hijgende adem flaauwt;
 
 
 
Met het oog op Hem geslagen
 
Die zijn kudde veilig leidt,
 
Wordt den zwerver 't ruwe voetpad
 
Als met donzig mosch bespreid.
 
 
 
Onder 's Allerhoogsten schaduw
 
Heeft hy in zijn vreemdlingstent
 
Voor geen leed of nood te vreezen,
 
Die Gods almacht van hem wendt.
 
 
 
ô Dat alle die nog doolen
 
In des warelds tooverhof,
 
't IJdle schijngoed leerden kennen,
 
Dat zijn grond heeft in dit stof!
 
 
 
Mochten zy 't met ons belijden,
 
Welk een last van schuld hen drukt,
 
En den eengen Redder zoeken,
 
Die aan 't wis verderf ontrukt!
 
 
 
Wy intusschen, tochtgenooten,
 
Kunnen juichen in ons lot,
 
Dat we in onze diepe ellende
 
Mogen schuilen by dien God.
 
 
 
Geven wy hem eer van alles
 
Waar Zijn gunst ons meê bedeelt;
 
Want het zal ten valstrik worden
 
Als het onzen hoogmoed streelt.
[pagina 414]
[p. 414]
 
Reizen wy bemoedigd samen,
 
Zijn genâ tot roem en prijs,
 
(Ware 't ook langs distelpaden,)
 
Naar zijn eeuwig Paradijs!
voetnoot*
Nieuwe Gedichten, 35.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken