Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2 (1859)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2
Afbeelding van De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.93 MB)

Scans (4.98 MB)

XML (0.93 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2

(1859)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 486]
[p. 486]

Onzekerheid.Ga naar voetnoot*

 
Not a moment flies
 
But puts its sickle in the fields of life,
 
And mows its thousands, with their joys and cares.
 
 
 
Henry Kirke White.
 
Wanneer ik my ter nachtrust leg,
 
Waar leeft de Ziender die my zegg'
 
In welken oord ik zal ontwaken;
 
En of wellicht de Levensvorst
 
Op deze sponde die my torscht
 
Mijn aardschen band niet zal ontslaken?
 
 
 
Ach! hulploos zijn we als 't teder wicht
 
Dat in zijn eersten sluimer ligt,
 
En van geen avond weet of morgen;
 
Bewustloos in den slaap gestrekt,
 
Van nacht en duisternis bedekt,
 
Wie zal voor 't wederopstaan borgen?
 
 
 
De glans van uchtenddaauwjuweel,
 
Van 't veldviooltjens kroonfluweel,
 
Der avondwolk met goud verguldsel,
 
De star die aan het zwerk verschiet,
 
Helaas! is zoo voorbijgaand niet
 
Dan 's broozen stervlings aardomhulsel.
 
 
 
Wie weet het, of de stroom van 't bloed
 
Zijn loop vertraag' of dien bespoed';
 
Of 't slingrend uurwerk voort blijft tikken
 
Dat langs ontelbre raadren loopt,
 
Waarvan eene enkle slechts gesloopt
 
Ons d' adem in de borst doet stikken?
[pagina 487]
[p. 487]
 
Hoe dikwerf wordt niet onverwacht
 
De korte sluimer van de nacht
 
Verwisseld door den slaap der dooden!
 
Des onbedachten ziel verrast,
 
En, met den zwaren zondenlast,
 
Voor 's Hoogsten rechterstoel ontboden!
 
 
 
En toch, verward in 's warelds net
 
Het hart met ijdle lust besmet,
 
En dronken van de wellustteugen,
 
Begeeft de Dwaze zich ter rust,
 
En kan, in 't uitzicht van de lust
 
Die 't morgen toeft, zijn ziel verheugen!
 
 
 
Dat morgen! Is 't dan zoo gewis,
 
Dat hem dat morgen, morgen is?
 
Hem, in de toekomst zoo onwetend!
 
Of houdt hy-zelf het zilvren koord,
 
Dat, mooglijk, eer de dag ontgloort
 
Reeds in zijn binnenst is ontketend?
 
 
 
ô Welke ontbinding moet dat zijn!
 
Nog suizlend van den zwijmelwijn.
 
De dood te wisslen voor het leven. -
 
Neen: als zich de Eeuwigheid onthult,
 
Dan dood te blijven in de schuld!
 
ô Denkbeeld dat de ziel doet beven!
 
 
 
Ach! zoo de reinste heilig' niet
 
Dan siddrend op zijn vlekken ziet,
 
En by bewustheid van zijn zonden,
 
Gevoelt dat in de schaal van 't recht
 
Zoo Jezus hem genade ontzegt,
 
Hy zeker wordt te licht bevonden.
[pagina 488]
[p. 488]
 
Zoo dees, by ieder ademtocht,
 
Geen schuilplaats by zijn Heiland zocht,
 
Niet in zijn borgtocht rust mocht vinden;
 
Hoe zou hy siddren voor dat uur,
 
Als d' Opperheerscher der Natuur
 
Den draad zijns levens zal ontbinden!
 
 
 
Dan neen: hy weet, wie 't leven heeft,
 
En 't uit genâ den zondaar geeft
 
Die d' armste zich belijdt der armen;
 
En niet op zelfgerechtigheid,
 
Maar eenig op Zijn zoendood pleit,
 
Om schuldverdelging en ontfermen.
 
 
 
Steeds veilig, of hy wake of slaap',
 
Hy kent zich 't weêrgevonden schaap
 
Dat opgezocht werd onder 't dwalen.
 
Hem klinkt des Herders roepstem zacht,
 
Hy koom by dag, of koom by nacht,
 
Om zijn verkoorne t' huis te halen!
 
 
 
Mijn Heiland, doe my vroeg en spâ
 
Vertrouwen op uw Heilgenâ;
 
Dan zal de rust my lieflijk wezen!
 
Blijf Gy mijn toeverlaat en hoop;
 
En, wat dan ook mijn leven sloop,
 
Ik heb geen stervenssnik te vreezen.
 
 
 
ô! Zoeke ik, zondig stervling, niet
 
Dan 't geen uit uwe bronaâr vliet:
 
Ach! dat my dit de ziel verzadig'!
 
En blijv', by dag en avondstond
 
De bede van mijn hart en mond:
 
‘Verlosser, wees mijn ziel genadig!’
voetnoot*
Nieuwe Gedichten, 10.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken