Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1 (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.63 MB)

Scans (4.59 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

(1856)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 387]
[p. 387]

Selima.Ga naar voetnoot*

 
't Was op den gladden oeverkant
 
Van 't porceleinen vat
 
Waarin Klimeen heur goudvisch had,
 
Door Jessoos meestbegaafde hand
 
Met sierlijk blaauw beklad,
 
Dat Selima, de fraaiste Kat,
 
Op gunst van heur Meestresse prat,
 
Met fiere hals te prijken zat,
 
By 't levenvoerend bad.
 
 
 
Heur schittrend esmerauden oog,
 
Waar uit een zachte vonk
 
Der klimmende begeerte blonk,
 
Die heimlijk hart en staart bewoog,
 
Ontsloot zich met een lonk,
 
Den sierlijk geschakeerden pronk
 
Waarmeê Natuur heur vacht beschonk,
 
En echt Sineeschen knevelbaard,
 
En fulpen ooren, waard.
 
 
 
Zy loerde, en zag in 't stilstaand meir,
 
Dus schildrende op heur post,
 
In oogverblindend goud gedoscht,
 
Twee vischjens, zwemmende op en neêr,
 
De roem van 't schubbig heir.
 
Een purpren glans, zoo zacht en teêr,
 
Als 't zilver van de Duivenveêr,
 
Verhief dien gulden zonnegloed
 
Op 't blaauwen van den vloed.
[pagina 388]
[p. 388]
 
Al dartlend op en onder 't vocht,
 
Onwetend van gevaar,
 
Vermaakt zich 't stom en weêrloos paar,
 
Gants buiten vrees en achterdocht,
 
En wordt nog niets gewaar.
 
Maar ijlings klieft een knevelhair,
 
En flux een ruige klaauw, de baar,
 
En tast, en zoekt een lekkren prooi
 
In zulk een fraaien tooi.
 
 
 
Wat hart wordt door geen goud verlokt?
 
Wat huiskat door geen visch?
 
Het dier grijpt zes- ja tienmaal mis,
 
Door graâge lust en schroom geschokt:
 
In 't eind heur' greep gewis,
 
Verlengt zy poot en nagelspits,
 
En rekt zich uit zoo lang zy is,
 
Doch glibbert van de gladde baan,
 
En stort in d'oceaan.
 
 
 
Wel tienwerf geeft zy 't lijf weêr op,
 
En maauwt met wijden strot,
 
Tot elken dooven watergod,
 
Al worstlend met het ruime sop,
 
Tot ze eindlijk zwicht voor 't lot.
 
Geen Triton kwam van uit zijn grot,
 
Geen Tethys uit heur waterslot,
 
En Jacquelîne noch Margriet,
 
Vernam heur schreeuwen niet.
 
 
 
Alleen sloeg Lorre van zijn kruk
 
De droeve Selima
 
Met oogen vol van wantrouw gaâ,
 
En zag heur schrikbaar ongeluk.
 
Doch merkte 't niet zoo dra,
 
Of riep haar straks al jouwend na,
 
Jouw lelijkert, en ha, ha, ha!
 
Een gunstling heeft, hoe onverdiend,
 
In 't onheil nooit een vriend.
[pagina 389]
[p. 389]
 
Maar gy, die 't minlijk poesjen derft,
 
Bevallige Klimeen!
 
Ai, matig uw bedrukt geween:
 
De droefheid, die uw kaak misverft,
 
Behoort geen Katjen, neen,
 
Hoe vol ook van aanminnigheên!
 
Maar wilt gy, richt een marmersteen
 
Op 't graf der arme Drenkling op,
 
Met roosjens aan zijn top.
 
 
 
En schrijf dan vrij op 't lijkgesticht,
 
Met eigen rechterhand,
 
Den naam van 't u zoo dierbaar pand,
 
En voeg er by een denkgedicht,
 
Gesteld op dezen trant:
 
‘Blijf, stervling, voor de lust bestand!
 
Zy is aan 't wis bederf verwant.
 
Verlokking heeft een gladden rand;
 
Dus wacht u voor den kant!’
 
 
 
1795.
voetnoot*
Mengelpoëzy II, 191.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken