Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1 (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.63 MB)

Scans (4.59 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

(1856)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De glintwormvlieg.Ga naar voetnoot*

 
Reeds zat de dofgevlerkte Nacht
 
Heur wieken uit te breiden,
 
En 't bruin en vochtig overkleed
 
Op 't halve rond te spreiden.
 
 
 
Het ruim en wonderrijk Tooneel
 
Van wat het aardrijk teelde,
 
Stond in 't eenvormig zwart gewaad,
 
Beroofd van glans en weelde.
[pagina 390]
[p. 390]
 
Het windtjen wapperde af en aan
 
Met zacht en lieflijk bruizen,
 
Om d' afgematten sterveling
 
In zoeten slaap te zuizen.
 
 
 
Tot lafenis van 't teder kruid,
 
Versmacht van 't brandend weder,
 
Zeeg uit den schoot des avonddamps
 
Een koele waassem neder.
 
 
 
In stille en onberoerde lucht,
 
Met donkerheid omgeven,
 
Vermeidde zich de Glintwormvlieg,
 
Met heen en weêr te zweven.
 
 
 
Zy rijst, zy daalt, zy drijft, en blijft
 
Op de open vlerkjens hangen,
 
Die in den doorgang van heur glans
 
Het aaklig zwart vervangen.
 
 
 
Het licht, dat ze in heur vliegend spoor
 
Rondom zich uit doet vlieten,
 
Vertoont zich 't oog nu hier dan daar,
 
Met beurtelings verschieten.
 
 
 
Gelijk wanneer de slag van 't staal,
 
Op 's keisteens ader klinkend,
 
Een schuchtre vonk ontspringen doet,
 
Slechts voor een oogwenk blinkend.
 
 
 
Een stoet onnoozle vogels ziet
 
En volgt haar spoor met de oogen,
 
Door 't schijnsel van heur gouden glans
 
Bewondrend opgetogen.
[pagina 391]
[p. 391]
 
Zy zweeren, met vereenden mond,
 
Dat wat zich moog beroemen
 
Op luisterrijke vederpraal,
 
By haar niet is te noemen.
 
 
 
Vergeefs mag zich de blanke zwaan
 
Met versche sneeuw bedekken;
 
De distelvink, met purpergloed,
 
Bemaald met gouden vlekken.
 
 
 
In 't donker blinkt geen gulden dosch
 
Van Indische fezanten;
 
Geen rijkgeoogde paauwenstaart,
 
Bezet met diamanten.
 
 
 
Nu voelt het vliegend ongediert'
 
Zich 't nietig harte zwellen,
 
En uit deze opgeblazen taal
 
Aan die heur vlucht verzellen:
 
 
 
Schrijft my geen sterflijke afkomst toe;
 
Ik daal uit 's hemels streken,
 
En 't licht, dat om my henen straalt,
 
Is aan de zon ontsteken.
 
 
 
Ziet gy die heldre stippen wel
 
Aan 't hooge luchtzwerk prijken?
 
Die starren flikkren slechts zoo schoon
 
Omdat ze my gelijken.
 
 
 
Het hartbekorelijkst sieraad
 
Der uitgespannen hemelen
 
Is niets dan lichtend glintgewormt',
 
Die door hun wijdten wemelen.
[pagina 392]
[p. 392]
 
En wat om Koningshoofden blinkt
 
Van gloeiende robijnen,
 
Heeft niet, dan van mijn glans ontleend,
 
Met zoo veel glans te schijnen. -
 
 
 
Dus beuzelt zy: en 't dwaas gebroed,
 
Steeds gapende op heur luister,
 
Vervolgt haar vlucht den gantschen nacht,
 
Door 't ondoorzichtbre duister.
 
 
 
Maar nu - verbleekt de Morgenkim;
 
Nu vangt zy aan te gloren;
 
Nu vlucht de vochte schaduw voort;
 
En wordt de dag geboren.
 
 
 
Het schittrend starrenlicht gaat schuil,
 
Voor 't nieuwe licht bezweken;
 
Wanneer de zon het gloeiend hoofd
 
De baren uit koomt steken.
 
 
 
Wat wordt er thands van 't trotsch gediert'?
 
Heur nachtschoon is verdwenen;
 
Zy toont het geen zy waarlijk is,
 
Heur glans heeft uitgeschenen.
 
 
 
Nu ziet men 't lelijk, kleen, gedrocht
 
In elks verachting vallen,
 
Dat duisternis van nooden had,
 
Om in het oog te brallen!
 
 
 
Zoo zijt gy, die, verdiensteloos,
 
Met ijdel schijnvertoonen
 
D' eenvoudigen in de oogen blinkt,
 
En lof weet af te tronen!
[pagina 393]
[p. 393]
 
Gy, die alleen op 't onverstand
 
Uw glorie weet te stichten!
 
Vrees altijd, dat de helle dag
 
Eens over u zal lichten!
 
 
 
Na 't Italiaansch van pignotti.
 
Hamburg, 1795.

voetnoot*
Mengelpoëzy II, 77.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken