Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1 (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.63 MB)

Scans (4.59 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

(1856)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 424]
[p. 424]

De drie vijanden.Ga naar voetnoot*
(Indiaansche Vertelling.)

 
‘Afgemat van 't blakend Zuiden,
 
Afgemat van 't gloeiend zand,
 
Zoek ik schuilplaats, zoek ik schaduw,
 
Voor den fellen middagbrand.
 
 
 
Schenk my in dit kleien kluisjen,
 
Dat ik 't lichaam nedervlij',
 
Slechts een handvol gerstenhalmen,
 
En een' waterdronk daar by.
 
 
 
Schrik niet, Meisjen, voor dees kaken,
 
Uitgehoold door duurzaam wee;
 
Weiger aan mijn dorre leden
 
Geen onkostbre legersteê.
 
 
 
Eenmaal bloeide ik meê op de aarde,
 
Als de veldbloem op haar struik,
 
Maar dat alles is vervlogen;
 
Nu ik naar den grafkuil duik.
 
 
 
Moed- en krachtloos, en verslagen,
 
Schudt my 't hoofd op ieder tred,
 
En mijn kniën knikken samen
 
Waar ik slechts een' voetstap zet.’ -
 
 
 
‘Leg u neder, grijze Vader,
 
Op het leger, hier gespreid.
 
Lesch uw dorst met dezen beker.
 
Ik bewaak uw weerloosheid.’ -
[pagina 425]
[p. 425]
 
‘Ga dan, Meisjen, zet u neder
 
Voor de deur, in 't heuvelzand;
 
Sla uw helder oog naar 't Westen
 
En doorschouw het rijzend land.
 
 
 
Zit daar neêr in schaâuw der linde
 
Die het hoofd den winden biedt;
 
En (ik bid u) maak my wakker,
 
Als gy iets genaken ziet.’
 
 
 
't Meisjen zat en zag naar 't Westen;
 
't Veld was eenzaam overal.
 
Niets bespeurt zy dat er nadert;
 
Niets verroert zich in het dal.
 
 
 
Zwijgend zit zy in verwachting.
 
't Blaauw verschiet vertoont een mist.
 
Uit die mist verschijnt een Ruiter;
 
Op zijn' heupriem leest zy: list.
 
 
 
IJlings klopt zy aan het venster:
 
‘Vader (roept zy)! List genaakt.’
 
‘Laat hy (zegt de Grijzaart geeuwend),
 
Mits hy niet zijn' naam verzaakt!’ -
 
 
 
't Meisjen zet zich nogmaals neder,
 
En een stofdamp doet zich op;
 
En die braakt een' tweeden Ruiter,
 
Op een' vuurdraak in galop.
 
 
 
IJlings klopt zy weêr aan 't venster:
 
‘Vader (roept zy), ras! ontwaak!
 
'k Zie het rennen van een' Ruiter
 
Op een' ijsselijken draak.’ -
[pagina 426]
[p. 426]
 
‘Laat hy komen (sprak de grijze).
 
't Is het dreigende geweld.
 
Dat geweld is niet te duchten,
 
Dat zich door zijn toestel meldt.’
 
 
 
't Meisjen zet zich nogmaals neder,
 
En een nevel stijgt om hoog;
 
En een derde Ruiter toont zich,
 
Met gespannen legerboog.
 
 
 
IJlings klopt zy weêr aan 't venster:
 
‘Vader (roept zy), rijs en vlied!
 
'k Zie een' woesten Moorder naderen,
 
Die met spitsche pijlen schiet.’ -
 
 
 
‘Laat hy, Dochter (zegt de grijzaart):
 
Ook die pijl heeft luttel nood.
 
't Is de losgeborsten toorne,
 
Die nog nooit zijn doel beschoot.’ -
 
 
 
't Meisjen zet zich nogmaals neder,
 
En zy ziet in 't reisgewaad
 
Pelgrims uit een rijstveld stijgen,
 
Met een lachjen op 't gelaat.
 
 
 
Nogmaals klopt zy aan het venster:
 
‘Vader (zegt zy), 'k breng geen leed.
 
Pelgrims stappen herwaart henen:
 
Ik herken hen aan hun kleed.’ -
 
 
 
‘Welke namen (vraagt de Grijzaart)
 
Voeren ze op hunn' Pelgrimshoed?’ -
 
‘De een, oprechtheid; deander, zachtheid;
 
Gene, kalmte van gemoed.’ -
[pagina 427]
[p. 427]
 
‘Ach (dus roept hy)! ik herken ze.
 
De een is kalmte van gemoed in Eenvouds rok;
 
De ander is geweld, gemaskerd;
 
En de derde, stille wrok.
 
 
 
Dezen vrees ik. Zy verdelgen.
 
Meisjen, red my uit hun hand.
 
Berg my achter heg of struiken,
 
Onder bladers, of in 't zand.’ -
 
 
 
't Meisjen gaat, en leidt hem buiten;
 
Legt hem neêr in 't koele gras;
 
Dekt zijn hoofd met dorre bladen,
 
En zijn lichaam toe met asch.
 
 
 
't Drietal Reizigers koomt nader;
 
't Vraagt haar brood en nachtverblijf.
 
't Meisjen geeft hun gerstenkoeken,
 
En een biesmat voor het lijf.
 
 
 
‘Gaat, ontkleedt u, strekt uw leden,
 
En geeft my uw opperkleed,
 
Dat het in de lucht doorwaaie,
 
Eer gy verder henen treedt.’ -
 
 
 
‘Neen, wy liggen in die kleederen,
 
Meisjen, wy ontkleên ons niet.
 
Maar ga heen, en schep ons water
 
Uit een' levendigen vliet.’ -
 
 
 
't Meisjen ging. Zy keerde weder:
 
Ach! haar hutjen staat in vlam,
 
En het drietal was geweken,
 
Als zy voor den ingang kwam.
[pagina 428]
[p. 428]
 
Maar een felle Salamander
 
Lag te baden in den gloed,
 
En een Slang het vuur te blazen,
 
Daar een Mol den muur doorwroet.
 
 
 
‘Grijp (sprak toen de blijde Grijzaart,
 
En verliet zijn bladerbed),
 
‘Grijp den bijl en dood die monsters,
 
En gy hebt uw ziel gered.
 
 
 
1809.
voetnoot*
Winterbloemen II, 71.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken