Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6 (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.26 MB)

Scans (7.74 MB)

XML (1.07 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6

(1857)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 12]
[p. 12]

't Gebed.Ga naar voetnoot*

 
Ὄρνις, ἂ παρὰ τὰς πετρίνας
 
Πόντου δειράδας, Ἀλκυὼν,
 
Ἔλεγον ὃιτον ἀείδεις,
 
Εὐξύνετον ξυνετοῖσι βοὰν,
 
Ὄτι πόσιν κελαδεῖς ἀεὶ μολπαῖς
 
Ἐγώ σοι παραβάλλομαι
 
Θρήνους, ἄπτερος ὄρνις.
 
Euripides.
 
Gy, vogel die op rots en klip,
 
Van 't golfschuim overbruischt
 
In 't schuddend nest gehuisd,
 
Aan 't in den storm geslingerd schip
 
Den klaaggalm toekrijscht van uw wec,
 
Gy, jammervolle Alcyone,
 
Daar ge in het weduwlijke kermen,
 
De winden noodigt tot erbermen,
 
En eindloos Ceïx, Ceïx krijt;
 
Tot, op 't geklepper van uw vleugelen,
 
Het stormgeweld zich in laat teugelen,
 
Waar 't woedende op de baren rijdt!
 
 
 
Al overschreeuwt het piepend lied
 
Ontboezemd in mijn leed,
 
Den heeschen schorren kreet
 
Van uw ontembaar krijschen niet,
 
Niet minder scheurt het wolk en lucht
 
Wanneer mijn borst ten hemel zucht,
 
Om door een duizendtal van kringen
 
Tot 's Hoogsten zetel door te dringen,
 
Naar aller zielen toeverlaat.
[pagina 13]
[p. 13]
 
Dan, dan ontplooit het vlugger wieken
 
Dan 't wolkdoorsteigrend Arendskieken,
 
En die geen stormwind nederslaat.
 
 
 
Verr' boven lucht en morgentrans
 
Waaruit de blijde lach
 
Van d' opgewekten dag
 
Onze aard ontnuchtert door zijn glans;
 
Verr' boven 't starrenvonklend praal-
 
plaveisel van de azuren zaal,
 
Woont, die den teugel aller dingen
 
Met zachten zwenk weet om te dwingen,
 
Wiens oogwenk leven schept en dood;
 
Die 't thands, de toekomst, en 't voorleden,
 
Met de eeuwenstroom der eeuwigheden,
 
In éénen enklen blik omsloot.
 
 
 
Maar, daar in 't ongenaakbre licht,
 
Waar, voor Uw throon gestrekt,
 
De Seraf 't oog bedekt,
 
En siddert voor Uw aangezicht;
 
Waar de ongeschapen heilzon blinkt,
 
En 't al van Hallelujahs klinkt;
 
Daar, God, schouwt Ge op dit aardrijk neder,
 
Als vader, ons weldadig, teder,
 
En vloeit ons zegen van Uw hand!
 
Daar, in 't gejuich der Hemelchoren,
 
Wilt ge ook den stervling bidden hooren,
 
Den machteloozen slijkverwant.
 
 
 
Wie zijn wy, wriemlend wormgebroed,
 
Dat Gy er 't oog op slaat,
 
Voor ons den dageraad
 
In blijde schittring rijzen doet,
 
Voor ons den grond met bloemen strooit,
 
Met rijpend goud onze akkers tooit,
 
Met sappig ooft de boomgaard zegent,
 
Uit wolken vruchtbre teelkracht regent,
 
Het zaad in 's aardrijks boezem stooft?
[pagina 14]
[p. 14]
 
Wie zijn wy dat Ge ons, zondenslaven,
 
De volheid kwist der duizend gaven,
 
Die onze logheid zwelgend rooft?
 
 
 
Wie zijn wy, dat, versmacht in 't leed,
 
Ons hart zich in 't geklag
 
Tot U verheffen mag,
 
En de opgeheven jammerkreet
 
Van uit het toegewrongen hart
 
U aan mag roepen in zijn smart?
 
Wie, dat Gy ons gehoor wilt geven,
 
Uw roede zelv ons opgeheven
 
Genadig matigt als Gy slaat;
 
Vergeving schenkt en schuldverschooning;
 
Ja straf verandert in beloning
 
Waar zich 't berouw in tranen baadt!
 
 
 
Wie zijn wy? - Stof en zichtbaar niet;
 
Maar - werkstuk van de hand
 
Die heemlen overspant!
 
Een drop; maar die der bron ontschiet,
 
Die hemel, aard, en zee doorvloeit!
 
Een vonk van 't vuur, dat eeuwig gloeit,
 
En nevens 't licht der Serafijnen,
 
Ter Uwer glorie door moet schijnen,
 
ô God, ô Welaâr van 't bestaan!
 
Ja wy, ook wy, met de Englenreien
 
Bestemd uw glorie uit te breien,
 
Wy bidden U, schoon duizlende, aan!
 
 
 
Wy smeeken te uwaart, en Gy hoort.
 
Geen stormend windgeblaas,
 
Geen raatlend wolkgeraas,
 
Dat de U gewijde beê verstoort;
 
Die, als de uit U gedaalde vlamGa naar eind1,
 
Weêr opvaart waar zy oorsprong nam,
 
En, uit Uw hemelgeest ontsteken,
 
Door lucht en neevlen heen zal breken;
 
Niet op d'onzuivren adem drijft,
[pagina 15]
[p. 15]
 
Noch in 't omweemlend overwolken
 
Der dampende aardsche jammerkolken,
 
Op luchtkringwalmen hangen blijft.
 
 
 
Gy hoort, ô ja, verhoort. - En wien?
 
My, nietig aardekroost,
 
Uit slechten klei gebootst!
 
My die Uw oogwenk niet verdien. -
 
Doch ja - het voorwerp hoe gering,
 
Waarvoor Uw Zoon zich 't stof omhing,
 
En tot ons eeuwig leedbevrijden,
 
Het wreedste jammer wilde lijden.
 
Gy, ja, verhoort ons zielsgebed.
 
Gy hebt Zijn offer aangenomen! -
 
Knielt, door Zijn bloed verloste vromen,
 
Wie in Zijn naam smeekt, is gered!
 
 
 
1827.
voetnoot*
Vermaking, 17.
eind1
Op Elias offer, 1 Kon. XVIII.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken