Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.52 MB)

Scans (5.49 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

(1858)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 185]
[p. 185]

Filozofen.Ga naar voetnoot*

 
Zwijgt, vermeten redetwisteren
 
Met uw wetenschap van gisteren,
 
Daar gy zóó veel op vertrouwt!
 
'k Heb met u de zelfde reden,
 
'k Heb de zelfde vatbaarheden,
 
Waar gy al uw heil op bouwt.
 
 
 
Maar die reden, zoo volkomen
 
Als zy voorkomt in uw droomen,
 
Geeft my, zelfs, geen schemerlicht!
 
Leert my nooit de wet verklaren,
 
Die het hart my doet bewaren,
 
Als een wellust, als een plicht.
 
 
 
Ja, zy weet van uit te pluizen,
 
Raaskalt, dat my de ooren zuizen;
 
Maar wat zegt, wat doet het uit?
 
't Is, gedachten samenlijmen,
 
Woorden op elkander rijmen;
 
't Zijn, geluiden voor geluid.
 
 
 
Leert my, zonder onderstellen,
 
Slechts van een tot twee te tellen,
 
En verzekert my mijn zijn.
 
Toont my met vereischte klaarheid,
 
Wat het kenmerk is der waarheid,
 
En verlost my van den schijn.
[pagina 186]
[p. 186]
 
Heb ik lang geredekaveld,
 
Tijd en ruimte weggesnaveld,
 
Uit is 't met mijn gantsch verstand:
 
Zoo ik denken wil of praten,
 
Moet ik 't al weêr binnen laten,
 
Wat gy uit mijn hersens bant.
 
 
 
Neen, ik hou niet van die reden,
 
Door waanwijsheid aangebeden;
 
Luchter, maar van licht ontbloot.
 
'k Vraag verlichting in het donker,
 
Maar geen spel van straalgeflonker,
 
Dat den schemer slechts vergroot.
 
 
 
Reden! spel van 't zinvermogen,
 
Die, door 't uiterlijk bedrogen,
 
Namen steeds voor zaken neemt,
 
En, afhanklijk van die dwaling,
 
Nog van eigen lichtbestraling,
 
Eigen kracht van denken teemt!
 
 
 
Zulk een reden zal beslissen
 
Van de Godgeheimenissen,
 
Daar zy nooit een zwenk van zag! -
 
Die in dichte kerkerwanden
 
Blindlings omtast met de handen,
 
Zal beslissen van den dag! -
 
 
 
Neen, mijn hart erkent een Waarheid,
 
Die niet afhangt van uw klaarheid,
 
Valsche spiegel zonder trouw!
 
 
 
In mijn ingewand gedreven,
 
Zal ik haar getuignis geven,
 
Wie haar ooit miskennen wou.
[pagina 187]
[p. 187]
 
Neen, de wet ons voorgeschreven
 
In dit onvolkomen leven,
 
Hangt aan redens inzicht niet.
 
'k Voel haar in mijn boezem spreken,
 
Haar verzuiming op mij wreken;
 
God is 't, die in haar gebiedt.
 
 
 
God, die om zijn schepsel zwevend,
 
Aldoorstralend, alomgevend,
 
Niets zich-zelven overlaat,
 
Stelde 't aan geen blindlings woelen;
 
Maar een innig zelfgevoelen,
 
Scheidt het weldoen van het kwaad.
 
 
 
't Harte drijft ons tot beminnen.
 
Zelfverzaken, zelfverwinnen,
 
Mededeelen is genot.
 
't Gruwt van haten, heilverstoren,
 
En, tot hooger kring geboren,
 
Haakt het brandend naar zijn God!
 
 
 
't Is alleen de valsche Reden
 
Die, met Gods bestel t' onvreden,
 
Dus Zijne inspraak wederstreeft,
 
En in de oorzaak waant te dringen
 
Van het geen ons, stervelingen,
 
De Almacht ingegriffeld heeft.
 
 
 
Zy is 't die, met ijdel schiften,
 
Drift in weêrspraak brengt met driften;
 
De uitspraak van het hart verstoort;
 
En, de roepstem van 't geweten,
 
In dien warstrijd doofgekreten,
 
God ten hoon, baldadig smoort.
[pagina 188]
[p. 188]
 
Zalig, die onnoozle dagen,
 
Toen men, zonder redenvragen,
 
't Hart slechts hoorde, vol van God!
 
't Was, het goed en kwaad te zoeken,
 
Dat de dood en alle vloeken
 
Heeft verbonden aan ons lot.
 
 
 
1814.
voetnoot*
Nieuwe Uitspruitsels, 99.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken