Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.52 MB)

Scans (5.49 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

(1858)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 239]
[p. 239]

Aan de vrouw.Ga naar voetnoot*

 
Hoofdbloem in de krans van rozen;
 
Roosjen in den doornenvlecht
 
Die den mensch aan 't leven hecht;
 
Zalfster van de wond des harten;
 
Heulsapstortster in de smarten,
 
't Aardsche schepsel toegelegd.
 
 
 
Op de harde netelstruiken
 
Lieflijk kussen van satijn;
 
Balsem aller boezempijn;
 
Lisplend luchtjen, zoele lommer,
 
In de branding, in den kommer;
 
Kelk van Hemel-ambrozijn!
 
 
 
Pronkjuweel van heel die Wareld
 
Wie het wolkenfloers omplooit,
 
Met Gods wondren overstrooid!
 
Meesterstuk van d' Ongewraakte
 
Dat Zijn gunst volkomen maakte,
 
En Zijn schepping hebt voltooid!
 
 
 
Helft des aanzijns ons geschonken,
 
Heel ons heil op 't wentlend rond;
 
Aan het lachjen van wier mond,
 
Aan het straaltjen van wier oogen,
 
't Onweêrstanelijkst vermogen
 
Zich met hemellust verbond!
[pagina 240]
[p. 240]
 
Welk een jammer waar het Leven,
 
Wierd het niet door u gedeeld
 
Die uit distels bloemen teelt!
 
Wat is vreugde, wat vermaken,
 
Dan in 't aan uw zij' te smaken?
 
Dan, door uwe hand gestreeld?
 
 
 
Vrouw, ô naam, ook d' Englen heilig,
 
Ja, waar 's warelds duur aan hangt,
 
Die aan u haar aanzijn dankt!
 
ô Hoe edel, hoe verheven,
 
Is de roeping u gegeven!
 
Is de schatting die ge ontfangt!
 
 
 
Vrouw, eerbiedig uw bestemming!
 
's Levens bron en Voedstraarïn,
 
Stookster van de zuivre min,
 
Aarde en Hemel biên u hulde,
 
Zy, die ge uit uw schoot vervulde!
 
Wat al Godlijks sluit gy in!
 
 
 
Ja, eerbiedig uw bestemming!
 
ô Vervul haar, wees getrouw!
 
Teedre Moeder, lieve Vrouw,
 
Zaligt gy de teêrste banden;
 
En, uw eerbied aan te randen
 
Dompelt warelden in rouw.
 
 
 
Laten snoodaarts zich verloopen
 
In een wettelooze lust,
 
Met verboden min gebluscht!
 
Zalig, dien uw vlam doet blaken;
 
Die de rozen van uw kaken
 
Met een heilige eerdienst kust!
[pagina 241]
[p. 241]
 
Druischt een eeuw vol roekeloozen
 
Tegen Staatsgezag en throon,
 
God, en Zijn gezalfden Zoon;
 
U verëeren, God te haten,
 
Kan zich nooit vereenen laten;
 
Maar hun leus is Vrouwenhoon.
 
 
 
Lieve schoonen, leert hen schuwen,
 
Wordt hun boosheid niet ten roof!
 
Zijt voor hun verleiding doof:
 
Die den plicht heeft uitgetogen,
 
Draagt het vloekmerk in zijne oogen:
 
's Duivels vaan is Ongeloof.
 
 
 
Heilig, heilig zijn uw plichten,
 
Gade en Moeder; en hoe zoet!
 
Ja, vervullen ze uw gemoed!
 
Geene weelde, geen genoegen,
 
Haalt by 't zalig boezemzwoegen
 
Van den reinen Huwlijksgloed.
 
 
 
ô Verruilt het nooit, Geliefden,
 
Voor een uiterlijken praal!
 
Wissel 't hart van uw Gemaal,
 
't Welzijn van uw huwlijksloten,
 
In den moederplicht besloten,
 
Voor geen dans- of schouwburgzaal.
 
 
 
Geeft ze voor geen ijdle galmen
 
Van een juichend volksgeschrei
 
In Geleerdheids liverei!
 
't Zijn gesteenten noch lauwrieren
 
Die een vrouwlijk hoofd versieren,
 
Maar de krans van d' Englenrei.
[pagina 242]
[p. 242]
 
Laat begaafd- en schoonheid blinken
 
In uw stil en zalig huis;
 
Niet in woelig feestgedruisch.
 
Die naar andren roem kan streven
 
Dan haar Egâ aan te kleven,
 
Is, op 't hoogst, ten halve kuisch.
 
 
 
Gy bestemt dit, dierbre Gade,
 
Heilig aan mijn hart verknocht,
 
Die nooit andre lofspraak zocht,
 
En den luister uwer gaven
 
Voor den Egâ dorst begraven
 
Wiens geluk gy hebt volwrocht.
 
 
 
1823.
voetnoot*
Krekelzangen III, 91.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken