Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.52 MB)

Scans (5.49 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

(1858)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Levensgenoegen.Ga naar voetnoot*

 
Wat is blijdschap in dit Leven,
 
Wat is vreugde voor een hart
 
Immer tot geluk gedreven,
 
Waar het meê bevredigd werdt?
 
 
 
Ligt het in de feestrumoeren,
 
Vol vermoeiing, vol gewoel,
 
Die de rust der ziel beroeren,
 
Zonder innig heilgevoel?
 
 
 
Ligt het in een woest rinkinken
 
Van een dolle zwelgery,
 
En den menschenrang te ontzinken
 
In der driften slaverny? -
[pagina 243]
[p. 243]
 
Is 't genieting van vermaken,
 
Zoutloos laf en walglijk zoet,
 
Waar de Christen naar kan baken
 
Tot verstoring van 't gemoed? -
 
 
 
Waant het, ongebonden knapen,
 
Die van dolle blijdschap tiert,
 
Of, onachtzaam ingeslapen,
 
Aan uw lust den teugel viert!
 
 
 
Sluimert zorgloos, in die droomen
 
Omgewiegeld en gesold;
 
En ontslaat u van de toomen,
 
Hoe de kar des levens holt!
 
 
 
Sluit uwe oogen voor de stralen
 
Van den hemelhellen dag,
 
By den damp der Bachanalen,
 
Dien geen licht doordringen mag! -
 
 
 
Of, verkiest gy 't, loopt ze zoeken
 
In geleerdheids rijke kraam,
 
By de stapels oude boeken,
 
Als verbonden aan een naam.
 
 
 
Want ook dit is onder dwazen
 
Dronkenschap en blinde drift;
 
En niet minder doet dit razen
 
Eer men wijs van onwijs schift. -
 
 
 
In gestadig geld te tellen
 
(Als men vroeger eeuw verwijt)
 
Zal wel niemand vreugde stellen
 
In dees meer verlichten tijd. -
[pagina 244]
[p. 244]
 
Maar 't vermogen van bevelen
 
Is voorzeker wonderschoon,
 
't Geen nu ieder wenscht te deelen,
 
Als nieuwmodisch Vrijheidszoon!
 
 
 
Dit is in dees fraaie dagen
 
De onbesuisdste dronkenschap,
 
Die den mensch herom doet jagen,
 
Boven punch en druivensap.
 
 
 
Voor gerust en veilig slapen,
 
Is nu ieder heer van 't Land,
 
Ieder raadpleegt, voert het wapen,
 
En - verwildert in 't verstand.
 
 
 
't Drie-miljoenpart onder 't stemmen,
 
ô Wat geeft dat voor gewicht!
 
Doet het lasten zwaarder klemmen,
 
Dit maakt immers alles licht.
 
 
 
Leven naar zijns buurmans nukken
 
Mits ons oordeel zij gevraagd,
 
Mits men niet voor hem moet bukken,
 
Die de kroon en scepter draagt;
 
 
 
Onderdoen voor 't domste schreeuwen
 
Van die Staat noch Staatszorg kent;
 
Dit's het recht der later eeuwen
 
Nu het paard den voerman ment.
 
 
 
Ploeg en ambacht laten drijven
 
Voor...voor bedelstaf of ampt,
 
Om slechts wetten voor te schrijven,
 
Van den honger aangeklampt:
[pagina 245]
[p. 245]
 
God verliezen, God verzaken,
 
Heiden, niets zijn, of Deïst;
 
En die domheid na te kwaken,
 
Die thands alles stout beslist;
 
 
 
Hiermeê waant men 't nu verkregen
 
Wat men zóólang vruchtloos zocht;
 
Dat is nu de hoogste zegen,
 
Aan het menschlijk lot verknocht.
 
 
 
'k Mag het lijden, scheepsgezellen!
 
Elk aan 't roer, dat zal wel gaan.
 
Wie er 't hoofd zich meê wil kwellen,
 
'k Laat het op den Stuurman staan.
 
 
 
'k Kwam niet om matroos te spelen,
 
Maar betaal mijn overvaart.
 
'k Grijp in toomen noch gareelen;
 
Pass' mijn voerman slechts op 't paard.
 
 
 
Neen, ik wensch my stil genoegen
 
In de schuts van wet en recht.
 
Maar in 't amptgekrui te zwoegen,
 
Gun ik aan mijn minsten knecht. -
 
 
 
Doch wat (eindlijk) zal 't dan wezen,
 
Daar de zielenvreugd in rust?
 
Niet te hopen noch te vreezen,
 
Nooit verwonderd, nooit onthutst:
 
 
 
Steeds gedachtig aan zijn plichten,
 
Aan hun inspraak steeds gehecht,
 
Dulden, willen, en verrichten,
 
Wat ons God heeft opgelegd:
[pagina 246]
[p. 246]
 
Niet te duchten voor het morgen,
 
In het heden steeds te vreên;
 
En zijn God te laten zorgen:
 
Dit's des levens heil alleen.
 
 
 
Geef my dit, ô Hemelkoning,
 
En, in weêrwil van heel de aard,
 
Met een woesteny tot woning
 
Ben ik nog benijdenswaard.
 
 
 
1823.

voetnoot*
Krekelzangen III, 101.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken