Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.52 MB)

Scans (5.49 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

(1858)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 254]
[p. 254]

Italiaansch meesterschrift.Ga naar voetnoot*

 
Cadmi nigellae filiae.
 
 
 
Ausonius.
 
Wat opgespleten Saterspoot,
 
Gedompeld in een moddersloot
 
Van edik, roest, en gal,
 
Koomt dartlen in dit sneeuwen dal
 
Op nieuwgevonden wet,
 
Daar Kadmus zwarte dochtertjens zich vlijen naar zijn tred?
 
 
 
Wat huppelt hy en trekt haar 't spoor,
 
En treedt die zusternymfen voor,
 
Zich rijend hand aan hand
 
In onderling gevlochten band;
 
En mengt uw rappe vlucht,
 
ô Nonnetjens in rouwgewaad, met sprongen door de lucht?
 
 
 
Ik volg uw huppling, lieve rij!
 
Mijn oog verzwelgt uw melody
 
Die 't scherp gehoor ontvliedt,
 
Maar zwijgend zich in 't harte giet,
 
En, zonder d' open weg van 't oor,
 
Geheel de ziel ten speeltuig maakt, heel 't lichaam tot gehoor.
[pagina 255]
[p. 255]
 
Neen, 't is geen roerloos teekenschrift
 
Van hamerslag of nagelstift;
 
't Is leven, 't is gewoel,
 
Dat adem schept en zielsgevoel,
 
En lust en leven teelt,
 
Waar 't zwierende op een losse wiek, langs vrije vlakte speelt.
 
 
 
Hier trekt gy voor 't verwonderd oog
 
De bocht van 's hemels regenboog,
 
Of slingert met de sprank
 
Van Bacchus dartle wijngaard-rank;
 
Daar sleept ge in stijven zwier
 
Den statigstillen optocht na, van Kerk- of Krijgsbanier:
 
 
 
Hier prijkt gy op gelijken voet,
 
In een aan één gesloten stoet
 
Als 't monstrend oorlogsheir: -
 
Daar rijst of daalt gy op of neêr,
 
Uw linie krimpt of zwelt, -
 
Doch ijlings keert gy in 't gelid, en de ordning is hersteld.
 
 
 
Gy Boksvoet, als ge in Cyrraas vliet
 
Het eerste pijpjen sneedt in 't riet,
 
Van d' adem onbezield,
 
En 't bevende aan uw lippen hieldt,
 
En 't halmtjen te gelijk
 
Uw gretigluistrende ooren trof met org'lend windmu zijk;
 
 
 
Hoe juichtet ge in die blijde vond
 
Arkadië en 't gebergte rond,
 
En noodde met dien halm,
 
Geboomte en rots ten wedergalm!
 
Maar 't lieflijk ruischend riet
 
Trof ja, de luistrende ooren wel, maar starende oogen niet.
[pagina 256]
[p. 256]
 
Doch thands -! Ach alles keert zich om!
 
De halmbuis zwijgt en toont zich stom,
 
Maar spreekt op andren trant.
 
Geen mond bezielt haar, maar de hand;
 
Geen adem zuigt zy meer,
 
Noch geeft hem aan 't geopend oor met klankbetoovring weêr.
 
 
 
Thands laat die sprekende oeverroof
 
Onze ooren by zijn kunsttaal doof;
 
Aan 't oog is 't dat hy spreekt
 
Door nieuwe kunst die 't hart ontsteekt,
 
En met een droppel nat
 
De driften temt, de Wijsheid voedt, 't geweld in duigen spat.
 
 
 
Dan, weinig dit! In 's wijzen hand
 
Bereik' hy 't harte door 't verstand,
 
Nog heeft hy andre kracht.
 
Juich, riethalm! Juich, ô vogelschacht!
 
Bevalligheid en zwier
 
Ontplooit zich, treft, verrukt, verheft, door 't schittren op 't papier!
 
 
 
Heil! kunstnaar, door wiens vingrenzwaai
 
De logge gans, de plompe kraai,
 
Den leeuwrik uit de lucht
 
Verwint in sierlijkheid van vlucht,
 
En van der heemlen trans
 
De Horen voor 't begoocheld oog beneên rukt in heur dans!
 
 
 
Neem, Schrijver! neem den lauwerhoed,
 
Niet sprenkelig van menschenbloed,
 
Maar die met groene lisch
 
En myrthenbes doorvlochten is;
 
En blinke 't diamant
 
Der fiergedragen pauwenkuif op 't schittrendst om zijn rand!
[pagina 257]
[p. 257]
 
Voor my, die meê in vroeger tijd,
 
In konstpenceel- en pennenstrijd
 
Met andren op dorst treên;
 
De baan des levens afgegleên,
 
Sta ik de palm u af
 
Aan 't randtjen van 't geopend graf,
 
En reik de ontvormde hand
 
By 't gapen van zijn holle kluft, slechts uit naar d' overkant.
 
 
 
1323.
voetnoot*
Krekelzangen III, 170.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken