Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.52 MB)

Scans (5.49 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

(1858)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 278]
[p. 278]

Aan de vrouw.Ga naar voetnoot*

 
Fehees ter et amplius
 
Quos irrupta tenet copula! -
 
 
 
Horatius.
 
Lieve troosteres in 't leven,
 
Weêrhelft van ons eigen hart
 
Die om weêr tot één te kleven
 
Ons te rug geschonken werd;
 
Gy voor ons en met ons lijdend,
 
Ons geheel uw aanzijn wijdend;
 
Alles waar ons hart naar hijgt;
 
Alles wat het kan genoegen;
 
En voor wie te mogen zwoegen,
 
Wellust is, die de aard ontstijgt!
 
 
 
Zijn er zulke wangedrochten,
 
Die, door 't onverbreekbre snoer
 
Met eene Egâ vastgevlochten
 
Die hun trouw en liefde zwoer,
 
Voor haar teêrheid onverschillig,
 
Ongevoelig, koud, en grillig,
 
God niet danken voor dien schat?
 
In wier borst die vlam kon smooren
 
Die by 't eerste huwlijksglooren
 
Zulk een schoonen luister had?
 
 
 
Die, ontrefbaar voor haar zorgen,
 
Voor haar weekheid, voor haar leed,
 
't Innig zielsgevoel verworgen;
 
Eigen hart en boezem wreed?
 
Neen zy zijn er niet op aarde,
[pagina 279]
[p. 279]
 
Neen, het hart erkent de waarde
 
Van het hem geheiligd hart!
 
Neen, daar zijn slechts Echtgenooten
 
Samen aan een band gesloten,
 
Wier bestaan verzelvigd werd!
 
 
 
Of beleeft men zulke dagen
 
Van verdeeldheid, afkeer, twist,
 
Dat het zuurdeeg aller plagen
 
Ook by Echtgenooten gist?
 
Kan de man de banden scheuren,
 
En zijn wederhelft zien treuren?
 
Vreugde zoeken buiten haar?
 
Spreek, ô gruwlijkste aller tijden
 
Die de menschheid ooit kan lijden!
 
Is dit wreed vermoeden waar?
 
 
 
Zwakke vrouw, tot smart geboren;
 
Zaligheid van man en kroost!
 
Welk een lot is u beschoren,
 
Zoo hy u verroekeloost!
 
Wee hem, die u 't harte griefde!
 
Heel uw wareld toch is liefde;
 
Zy is de adem van uw ziel;
 
In haar zonnekoestring leeft ge;
 
Op haar hemelwolkjens zweeft ge;
 
Wee haar die daar uit ontviel!
 
 
 
Zy is de eerzucht die u blaken,
 
Die u streelen, prikklen moet:
 
Zy, de schat waar naar te haken
 
Al de drift is van uw bloed.
 
Ach, u dezen trek te doven,
 
Is u meer dan 't leven rooven;
 
En by d' onmensch die haar smaadt,
 
Laat geen wreedheid zich gelijken;
 
Moeten Falarissen wijken,
 
Wien de Hel in 't harte slaat.
[pagina 280]
[p. 280]
 
U te aanbidden, u te winnen,
 
Is den man het hoogste goed.
 
Geen begoocheling van zinnen
 
Kan bereiken by dit zoet!
 
By die vesting te veroveren
 
Haalt geen last van zegeloveren:
 
Maar rampzalig die haar nam,
 
Om, geplonderd en verlaten,
 
Met verwoesting langs de straten,
 
Prooi te geven aan de vlam!
 
 
 
Hoe! Het toonbeeld aller gaven,
 
Aan wier hemelvolle borst
 
In haar adem zich te laven,
 
Meerder is dan Wareldvorst,
 
Zou haars Egaas hart niet roeren!
 
Lage drift dat hart vervoeren,
 
En haar doemen tot den druk:
 
Die in zijden Echtgareelen
 
't Onverdeelbre heil moest deelen,
 
Plettren in een eenzaam juk!
 
 
 
Die haar jeugd en frissche leden,
 
Als Gods hemel onbesmet,
 
Die haar borst vol zaligheden
 
Offert aan het huwlijksbed;
 
Gaf ze een beestelijken roover
 
Argloos ter verwoesting over!
 
Hemel, en gy ziet het aan?
 
Neen, gy zult die ponjaartssteken
 
Op den laffen moorder wreken;
 
Ieder afgeperste traan!
 
 
 
Voelt, ontmenschten, voelt, verraders
 
Van uw eigen zaligheid,
 
(Stroomt er leven door uw aders,)
 
Welke traan eene Egâ schreit!
 
Vrouwentranen zijn geen druppelen
[pagina 281]
[p. 281]
 
Waar de vrolijkheid by huppelen,
 
't Harte vredig kloppen kan:
 
In haar teder oogbestralen,
 
In haar vredig ademhalen,
 
Is het leven van den man.
 
 
 
1824.
voetnoot*
Rotsgalmen II, 145.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken