Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.79 MB)

Scans (4.51 MB)

XML (0.88 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9

(1858)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 130]
[p. 130]

De Minotaurus.Ga naar voetnoot*

 
Wat monster, tot verderf ontsproten,
 
Wat afgod, waar Euroop voor knielt,
 
Die 't Al in banden houdt gesloten,
 
Met enkel Hel en vloek bezield; -
 
Wat duizendarmige Alverwoester,
 
Die 't hart verknaagde van zijn voedster,
 
Bekleedt den throon dan van onze aard?
 
Aaloudheid, zwijg van uw Buzieren!
 
Geen gruwelbroed van monsterdieren,
 
Dat hem in snoodheid evenaart!
 
 
 
Wat overspelige boelinne,
 
Van al wat menschlijk heet ontbloot,
 
Ontfing uit beestelijke minne
 
Dit ondier in haar vloekbren schoot?
 
Wat woudstier heeft uit Cyrnus rotsen
 
By 't stormgehuil en zeegolfklotsen,
 
In de aakligheid der bangste nacht,
 
Die razende Megeer besprongen,
 
En, brullende in haar arm gedrongen,
 
Dees Minotaurus voortgebracht?
 
 
 
Hy snuift, en hijgt met muil en kaken
 
Naar bloed, naar vrijgeboren bloed!
 
De vlammen die zijne oogen braken,
 
Verstikken met des bliksems gloed.
 
Hy loeit als 't raatlen van den donder;
[pagina 131]
[p. 131]
 
Hy stampt, en de afgrond kraakt van onder,
 
En walmt de zon in 't aangezicht.
 
Het aardrijk trilt van Oost tot Westen,
 
Waarheen zich 't grimmig oog mag vesten,
 
't Gekroonde hoofd zijn horens richt.
 
 
 
Wiens bloed gelust hem thands te slorpen?
 
Wie paait dat hongrig ingewand?
 
Daar wordt het vreeslijk lot geworpen,
 
En doemt wien 't wil ten offerand.
 
Gy ijst, ô Ouders, 'k zie u beven,
 
Uw armen om de panden kleven
 
Die God u voor geen dwingland gaf.
 
Men scheurt hen uit uw klemmende armen
 
In weêrwil van uw angstig kermen,
 
En gy - gy weent, en staat hen af!
 
 
 
Barbaren! - wreeder, meer Barbaren.
 
Dan die dien gruweleisch gebiedt!
 
Gy, draagt ge eens vaders bloed in de aâren,
 
En stort gy 't voor uw telgen niet?
 
Verwijfden, 't is geen vrouwlijk kermen
 
Waarmeê ge uw panden kunt beschermen;
 
't Is moed, 't is wanhoop, 't is geweer!
 
Gaat, vliegt, en scheurt met tij gren klaauwen
 
De banden los die u benaauwen,
 
En - stort in deze poging neêr!
 
 
 
Zal 't ondier van Cyrenes zanden
 
De welpen, hangende aan zijn speen,
 
In 't bloedig leger aan zien randen,
 
En werkloos smelten in geween?
 
Neen, 't breekt met tand en nagelspitsen
 
Door de op hem toegelegde flitsen,
 
Die 't afkeert op zijn eigen hoofd:
 
Neen, 't vliegt den woesten plondraar tegen,
 
En valt, van 't moordend staal doorregen,
 
Maar ziet geen dierbaar kroost geroofd.
[pagina 132]
[p. 132]
 
De zwakste-zelf zal weêrstand bieden
 
En strijden voor zijn teder broed,
 
Ook waar geen andre kracht dan 't vlieden
 
De vrees in plaats stelt van den moed.
 
Het weêrloos pluimdier dekt zijn kieken,
 
Verweert het met den slag der wieken,
 
Voor 't krijschen van zijn vijand doof:
 
En, mag hem anders niet gebeuren,
 
Hy laat zich met zijn kroost verscheuren,
 
Maar geeft het aan geen gier ten roof.
 
 
 
En gy, gy noemt u Batavieren?
 
Gy, 't volk dat Spanjes juk vertrad?
 
Gy eigent u hun krijgslaurieren,
 
In ketens, van uw tranen nat?
 
Neen, bloost hun eedlen naam te melden,
 
Of, wringt, als de afkomst past van helden,
 
Uw arm zijn gruwbre kluisters af.
 
Dat voorgeslacht, dat u bevrijdde,
 
Dat roept u voor uw kroost ten strijde,
 
Voor wie het u de vrijheid gaf.
 
 
 
Gevoelt gy 't? - Ja, ik zie u gloeien!
 
Uw voorhoofd bloost, uw hart ontbrandt.
 
Geen tranen meer, het bloed gaat vloeien,
 
En spijt en schaamte knarsetandt.
 
Reeds rukt ge 't schandgareel aan flarden!
 
Verheft uw stem, gewijde Barden!
 
Roept vrijheid, vrijheid, vrijheid uit!
 
Ja, 't woord van vrijheid doet zich hooren,
 
En Neêrland is uit de asch herboren
 
Eer 't avondlicht zijn ronde sluit!
 
 
 
1813.
voetnoot*
Hollands Verlossing II, 1.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken