Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.79 MB)

Scans (4.51 MB)

XML (0.88 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9

(1858)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 363]
[p. 363]

Staatsgezag.Ga naar voetnoot*

Regum timendorum in proprios greges, Reges in ipsos imperium est Dei.

Horatius.
 
Rijst op en vormt een koets van wolken,
 
Gy dampen uit den Oceaan,
 
En effnen zich zijn woeste kolken
 
Door 't neevlig ruim ter hemelbaan!
 
Het sluimrend Oost ontwake en spann' de fiere kaken,
 
En beure op stouten aâm den wolkkar in zijn vlucht
 
Tot waar de onzachbre bliksems kraken
 
Van uit verheevner hemellucht!
 
Een stouter Zangster stijgt ten wagen
 
Dan bloem of lentewaassem duldt,
 
En zoekt een spoor door donderslagen,
 
Waarin de ontzetbre Godswraak brult! -
 
 
 
De Vorsten heerschen op hun thronen, rijk ompareld,
 
Zy, beeld der Hemelsche Oppermacht;
 
Maar hooger dan hun throon, dan de onomvatbre wareld,
 
Heerscht God op Vorst en Volk en Voor- en Nageslacht.
 
Geen van 't verhevenst deel, der schepping eerstgeboornen,
 
Vereenigend geweld verwrikt Hem. Hy gebiedt,
 
En alles stort op Zijn vertoornen,
 
Waarheen Zijn grimmige oogstraal schiet.
 
Hy wil -, een wareld staat ontsproten
 
En ademt vreugde en lust in 't haar nog vreemd bestaan;
 
Hy wil -, en duizend Wareldkloten
[pagina 364]
[p. 364]
 
Zijn als een vlashalm voor Zijn grammen blik vergaan.
 
Hy stelde Machten, Hierarchyen,
 
En rangen Englen die, met vlammend aangezicht,
 
Zich knielend om Zijn voetbank vlijen,
 
En de oogen zuiz'lingvol bedekken voor Zijn licht.
 
Van Hem is orde en macht, van Hem de onschenbre teugel
 
Die Volken onderwerpt aan wet en Rijksgezag,
 
En 't heilig Geestendom op ongelijken vleugel
 
In zeekre kringen bindt die 't niet ontstreven mag.
 
 
 
Dit durfde Lucifer, zoo hoog door God verheven,
 
Door eigen schuldbesef in 't zelfgevoel bedwelmd!
 
Hy waagt het, God te wederstreven,
 
Ompantserd met den trots, met eigenwaan gehelmd;
 
Bestookt d'Almachte; - stort gebliksemd en verbasterd,
 
Ten wangedrocht gezengd, geblakerd van de wraak,
 
En de Afgrond zwelgt hem in, waar hy zijn Schepper lastert,
 
In onuitbluschlijk vuur ter Hell' gedoemde Draak.
 
 
 
ô gy, die onder God, Zijn plaats op de aardsche zetelen
 
Vervult, - wien 't purper kleedt, de kroon het voorhoofd dekt,
 
Gezalfden in Zijn naam! beteugelt elk vermetelen
 
Die de onberaden vuist naar Uwen scepter strekt.
 
Duldt nooit, dat vloekbare aterlingen
 
Dien Lucifer gelijk, zich in Uw zetels dringen,
 
Als sprong Uw rijksgezag uit hunnen boezem voort.
 
Neen, de Almacht stelde u hun tot Vaders,
 
Bemint, verzorgt uw volk met Vaderlijk gemoed:
 
U is hun heil betrouwd, geen schendige euveldaders,
 
Wier hart in heerschzucht brandt met Satans helschen gloed.
 
Zwaait, zwaait uw scepter vrij, en laat hem niet verbreken:
 
God is uw Oppervorst wien ge op uw throon vervangt;
 
Zijn wet moet in uw hart, in 't vrij geweten spreken,
 
Dat aan geen onderdaan, geen blaam of lofspraak hangt.
 
Zijt d'aadlaar, in zijn vlucht op 't licht der dagtoorts starend,
 
Gelijk, die, 't dol gekrijsch van kraai en spreeuw te hoog,
 
Verr' boven 't roofgebroed zijn eigen sfeer bewarend,
 
Hen, zwevende, uit de wolk in band houdt door het oog.
 
Doet recht, verzorgt, bestiert: zijt Gods gezag op aarde;
[pagina 365]
[p. 365]
 
Geen dienaar van 't verkeerd, verbeestlijkt wangeslacht,
 
Dat de Eeuw van razerny, vermomd als wijsheid, baarde
 
Van uit des Afgronds gruwelnacht. -
 
Met duizend koppen, duizend handen,
 
Met dolk en knots gestijfd door Helsche razerny,
 
Grijpt de onbesuisde klaauw der dolle Volksharpy
 
Naar 't Staatsroer dat de hulk beveiligt van te stranden
 
En scheurt de Goddelijke banden,
 
Op 't heilloos tooverwoord van vrij.
 
De Heldraak spuwt en braakt zijn giftige ingewanden;
 
Zijn pestwalm vliegt de zon in 't vlekloos aangezicht,
 
Verduistert in 't verstand het Godlijk redenlicht,
 
En scheurt en rijt met ijzren tanden
 
't Ontzenuwd Staatsgeraamte uit standvorm en gewricht. -
 
Betemde Satan-zelf, zijn keten uitgebroken,
 
Daagt de Almacht weêr ten strijd en steekt Haar naar de kroon,
 
En drijft een legermacht van dolle gruwelspoken
 
Ten onverzoenbren krijg met Gods gezalfden Zoon.
 
Wat schaart ge u, wreed misleide scharen,
 
By zijne onzalige oorlogsvaan?
 
Wat schept ge u-zelv' geweldenaren
 
Wier juk verplettren zal, en neemt hun kluisters aan?
 
Is 't vrijheid, op de golf van eindloos zelfberoeren
 
Te dobbren naar de stormwind giert;
 
Of, veilig in de hulk, te havenwaart gestierd,
 
Het onweêrkalmend licht ten masttop meê te voeren
 
Als lucht en zee vermengd in woeste orkanen tiert?
 
Maar ach! de heillooze eeuw van eigenwil en woede
 
Zwoer de Almacht en Heur weldaân af;
 
Wil, aan zich-zelv genoeg, geen Godheid meer ten hoede,
 
En daar zy bergen tast in dartlen euvelmoede,
 
Delft zich het bodemlooze graf. -
 
 
 
Gy die de wentlende as van 't Noorden
 
En 't grimmig beirgestarnt' in vollen loop bespiedt,
 
En langs de Euxijnsche golf en tot Choäspis boorden
 
Den scepter strekt van uw gebied!
 
Gy, Ruslands hoop en wensch, in grooten Peters schreden
 
Ten hoogen zetel opgetreden,
[pagina 366]
[p. 366]
 
Heil U, die 't monsterdier dat kronkelde in uw kroon
 
En u naar 't harte stak by 't naadren tot den throon,
 
In eigen bloed versmoorde! - En gy, ô Roxelanen,
 
By de immer met lauwrier bekranste legervanen
 
Uw' Vorsten steeds getrouw, heft gy 't triomflied aan!
 
De Hydra viel, tot uw verdelging opgestaan!
 
Juicht! juicht! Maar ach, mistrouwt heur doodstuip. Platgetreden,
 
Kruipt nog vergiftigd bloed door de aadren, hoe verplet,
 
En 't zwadder, aan heur keel in 't plettren-zelf ontgleden,
 
Verpest en lucht en grond met Helschen gruwelsmet.
 
Zweert, braven, zweert uw' Vorst; maar voegt by deze uw eeden,
 
Aan 't Gruwelspook der Eeuw een haat die eeuwig blaakt;
 
Zoo smaakt en Volk en Vorst de onstoorbre zaligheden
 
Waaraan 't verleid Euroop moedwillig heeft verzaakt!
 
 
 
1827.
voetnoot*
De voet in 't graf, 12.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken