Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.62 MB)

Scans (5.37 MB)

ebook (3.14 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11

(1858)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 366]
[p. 366]

Lust en liefde.Ga naar voetnoot* [Aan mijne Egade.]

 
Geen hartbestormend ooggevonkel
 
Dat gloênde pijlen om zich schiet:
 
Geen lustenkittlend lipkarbonkel
 
Dat zich 't vervoerend kusjen biedt;
 
Geen borst-ontvlammend armgekronkel
 
Waar adem by in adem vliet;
 
Geen boezem, met aanlokkend zwoegen
 
Zich overgevende aan 't genoegen
 
Waar 't bruischend ingewand van ziedt:
 
 
 
Geen heupen, in den dans aan 't slingeren,
 
Die 't hupplen van den spichten voet
 
Op 't elpen knietjen zwenken doet;
 
Doortinteld van 't ontstoken bloed;
 
Geen enkel die in 't zwaaiend dartelen,
 
By 't golven van het dun gewaad,
 
Het maagdlijk zwellend been verraadt,
 
Dat onder 't oogverblindend spartelen
 
De in 't hart gevoelbre zangmaat slaat:
 
 
 
Geen enkels (neen!) met Zefirwieken,
 
In slingerzwieren door de lucht
 
Betoovrend als in Geestenvlucht;
 
Geen wangen met een morgenkrieken
 
Waar meer dan middagvlam in blaakt:
 
Geen oog van 't Hondstarvuur ontstoken;
 
Geen borst van Oogstvuurgloed aan 't koken,
 
Die zelfs het schoon afschuwlijk maakt;
 
Geen wellustdronken tooverzalen,
 
Geen loosverfijnde Bacchanalen!
 
Wier zwijmling 't hart my heeft gera akt! -
[pagina 367]
[p. 367]
 
Neen, andre lonken, andre stralen,
 
Ontvloeiden 't zacht en zedig oog;
 
Neen, anders zwoegde in 't ademhalen
 
De zucht die 't maagdlijk hart ontvloog;
 
Ja anders was 't aanminnig blozen,
 
Geliefde, dat uw kaak beving,
 
En teedrer 't waas dier zachte rozen
 
Waaraan mijn hart gekluisterd hing.
 
 
 
Neen, anders was dat handendrukken,
 
Wanneer uw hart het mijn verstond,
 
En ik u 't andwoord mocht ontrukken
 
Ten balsem van mijn hartewond.
 
Neen, anders lag ik in 't verlangen
 
In zielbetoovring aan uw kniên,
 
Om 't levenswenkjen op te vangen
 
Waarin ik al mijn heil mocht zien.
 
 
 
Neen, anders was uw statig zweven,
 
De zachte golving van uw leên,
 
Waar in me, als op een wolk geheven,
 
Een Engel van den Hemel scheen:
 
Dat licht en meer dan zwevend treden
 
Waar gras en veldbloem onder boog,
 
Maar ongeknakt en overgleden,
 
Het hoofd weêr ophief naar omhoog.
 
 
 
Neen anders, 't lachjen op uw lippen,
 
Waaruit voor 't aan u hangend hart
 
Die levens-adem af mocht glippen
 
Die wellust schiep uit stervenssmart?
 
Die, wen de stormen om ons woedden,
 
En de afgrond buldrend openspleet,
 
My zaligde in de tegenspoeden,
 
En 't hart verhemelde onder 't leed.
[pagina 368]
[p. 368]
 
Ach! wat was me immer reiner weelde,
 
Dan 't hart te spieglen in dat oog
 
Waaruit, wat nijpen mocht of streelde,
 
Het mijne Hemelwellust zoog!
 
Wat dierbrer, dan aan uwe zijden
 
Te wandlen door de vreugdestond,
 
Of, moest ik met den weêrspoed strijden,
 
De troost te plukken van uw mond?
 
 
 
Uw hart kon feest- en zinvermaken,
 
En wat deze aard verlokkendst heeft,
 
Om hem, om hem-alleen verzaken,
 
Voor wien, voor wien-alleen, gy leeft.
 
Voor my, voor my kon 't jamm'ren dragen,
 
En wat de weêrspoed schriklijkst had;
 
Voor my, verduren zonder klagen;
 
En God-alleen was onze schat.
 
 
 
Ja, Lieve, ja, Hy zal dit blijven;
 
Hy voerde ons aan elkanders hart,
 
En, tot die harten ons verstijven,
 
Zijn we één in vreugden, één in smart.
 
Kom! als op de aarde reeds verengeld,
 
(Zy toch is onze woning niet,)
 
Onze adem in Zijn lof gemengeld,
 
Tot één, één eeuwig vreugdelied!
 
 
 
1824.
voetnoot*
Rotsgalmen II, 97.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken