Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.62 MB)

Scans (5.37 MB)

ebook (3.14 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11

(1858)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

By het lezen van sommige lofspraken op den braven Kemper.Ga naar voetnoot*

Parce pios scelerare Manes.
 
Neen, Kemper, 'k meng geen stem, geen harptoon aan 't gekrijsch
 
Van 't snode slangenbroed, wier Duivlen eerbewijs
 
U in uw grafsteen hoont en lastert. Onverlaten
 
Die God en Vaderland en zoen en Heiland haten,
 
En, vuige zwaluwen, voor 't gastvrij rietverdek
 
Hun dank betalen in verfoeibren gruweldrek.
 
Wee zulken! - wee het hart dat hun verfoeisels deelde!
 
Neen, 't uwe deed dit niet, Gy! wien mijn Dichtgalm streelde,
 
Wiens ziel my liefde en eerde, en met my van 't geknars
 
Der Godverguizing, als van valsche tonen, wars,
[pagina 382]
[p. 382]
 
By stormende onrust, door een zachter aart gedreven,
 
De plichten heilig hield van 't u bestemde leven,
 
Doch duldde en 't oog sloot waar geen weêrstand baten mocht,
 
En, midden in 't gehol, de ziclekalmte zocht;
 
Menschlievend, argeloos, het wederstreven schuwde;
 
Ja, dolheên zelfs getroost waarvan uw boezem gruwde,
 
Haar, mooglijk al te zeer door 't goede hart verleid,
 
Verschoonde, als dwalend zwak der broze menschlijkheid.
 
Doch, zoo ge in d' omvang van door één gewarde plichten,
 
Als ampt, betrekking, hart, u noodzaakte uit te richten,
 
Voor elk een broeder, vriend, en hulp, en raadsman waart,
 
En daarom 't woest gespuis hun Helschen gruwelaart
 
Uw brave en zuivre ziel vermetel aan durft tijgen,
 
Zal ik, zal wie u kende, op deze lastring zwijgen?
 
Moet vrolijkheid van geest, een argloos blij gemoed
 
Dat waar zich 't kwaad vertoont, de hoop op beter voedt,
 
En 't zwarte vloekgeheim van wrijtende aterlingen
 
In d' afschrik die 't verwekt geen moed heeft door te dringen,
 
Maar de Almacht opgeeft wat zijn kracht te boven gaat,
 
En 't, hopende, verdraagt met de onverdiende smaad, -
 
Moet zulk een kalme ziel hem medeplichtig maken,
 
Gy gruweldrijvers, aan uw God- en plichtverzaken,
 
Uw Staatsberoeren, uw vervalschen van Geschicht-En
 
Rechts- en Redenleer? - Neen; rijs, geheiligd Dicht!
 
Rechtvaardig hem! 'k Heb moed, hem als mijn vriend te roemen,
 
Ik durf hem Christen, ja, en Medbelijder noemen,
 
Die d' Eigenhoogmoed van geen gruweleeuw aanbad; -
 
Die ware liefde in 't hart en 't oog op Jezus had; -
 
Voor wien geen reukwerk op de afgodische outers glimmen,
 
Geen lofgalm uit de Hel ten Hemel op moet klimmen.
 
Geen vloekbre Jacobijn noch laffe Liberaal
 
Onteer' hem als Genoot in domheids zegepraal!
 
Hem die met Neêrlandsch hart de Dwinglandy hielp vellen,
 
In Nassaus eedle vuist den Koningsscepter stellen,
 
En de Oppermacht vereerde in 't wettig Staatsgezag
 
Van Vorst als heerscher; niet verdeeld by Volksverdrag,
 
Maar vrij geschonken, en door 's Vorsten wil geregeld,
 
Ja, door ons aller hart hem onbepaald bezegeld!
 
Gaat, Vorstbestrijders! gaat, afvallig wangeslacht,
[pagina 383]
[p. 383]
 
Dat Vaderland beroert en plicht en recht verkracht,
 
Draaft met uw duizenden verwaatnen en misleiden
 
In dronken woede voort, met gift en moord te spreiden,
 
Roemt, roemt uw Borgers, roemt uw Kinkers, en dat soort
 
Dat, uwer waardig, van de Fichtsche Heltoorts gloort;
 
Verwaten mistteelt, dat God-zelf in 't aanzicht lastert,
 
Uit apen voortgebroed, tot apen weêr verbasterd;
 
Maar noemt geen kemper. Neen: mijn Dichtlier was hem waard;
 
Hy was mijn Vriend. Verstomt! en rust' hy zacht in de aard!
 
 
 
1824.

voetnoot*
Navonkeling I, 201.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken