Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,62 MB)

Scans (5,37 MB)






Genre
poëzie

Subgenre
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11

(1858)–Willem Bilderdijk

Vorige Volgende

Voorzang van de ‘Vermaking’.

 
Aan wien vermaak ik deze bladeren? -
 
Wie wil ze ontfangen uit mijn hand? -
 
Ach, 'k gaf na 't voorbeeld van mijn Vaderen,
 
Steeds alles aan mijn Vaderland.
 
 
 
Mijn bloed, mijn vlijt, en al mijn krachten,
 
Mijn rust, mijn nooddruft, zorg, en zweet,
 
(Getuigt het, doorgewaakte nachten!)
 
Werd steeds voor 't Vaderland besteed.
 
 
 
Wiens zang by d' opgang van zijn dagen
 
De plicht aan 't Vaderland doorklonk,
 
Die had ook moed om 't leed te dragen,
 
Wat noodstar aan den hemel blonk.
 
 
 
Doch waar is 't Vaderland gebleven?
 
Ach, zie ik 't en erken 't niet meer?
 
Waar is dat trouw aan God verkleven?
 
Waar plichtliefde of waarachtige eer?
[p. 489]
 
Neen, 't is geen grond of grensompaling
 
Waarin het Vaderland bestaat;
 
Waar de eerste levensademhaling
 
Het hart bewoog dat in ons slaat.
 
 
 
Neen, maar 't berust in brave zielen
 
In wie der Vaadren aart nog leeft,
 
Die voor geen nieuwe Goden knielen,
 
Maar Hem die 't steeds behouden heeft.
 
 
 
Erkent ge u, die op deze zangen
 
Het oog werpt -? 'k Schenk en wijd ze u toe,
 
Wilt gy ze uit 's Grijzaarts hand ontfangen,
 
Wordt ge ook zijn doffen toon niet moê!
 
 
 
Doch neen, die met hem waarheid kennen,
 
Dier hart wordt van geen waarheid wars,
 
En konden de ooren niet gewennen
 
Aan 't nu gehuldigd rijmgeknars.
 
 
 
Zy zullen lezen, zy bevatten,
 
Wat geen verheidend hart verstaat,
 
Zy vinden onuitputbre schatten
 
In 't geen de wareld doemt en haat.
 
 
 
Zoo zij het! Laat ons lijdzaam dulden,
 
ô God die onze Heiland zijt!
 
Vergeef en onze en aller schulden:
 
Den Christen voegt het, dat hy lijdt.
 
 
 
1828.


Vorige Volgende