Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12 (1859)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (5.42 MB)

XML (0.77 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12

(1859)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 6]
[p. 6]

Fragment van een' brief
Aan mijne ega.Ga naar voetnoot*

 
Beminlijkste, edelste, en voortreflijkste aller giften
 
Van Hem, wiens milde hand van enkel zegen stroomt!
 
Gy, eenigst voorwerp, niet van dartelende driften,
 
Maar van een zuivre vlam, die 't godlijk oog niet schroomt;
 
Mijn weêrhelft, teedre Gâ, mijn eenig heil op aarde.
 
Op aarde? ach, zelfs ook daar waar 't aardsche goed verdwijnt;
 
Een deel, een dierbaar deel van onwaardeerbre waarde,
 
Waarbuiten 't zaligst lot my 't hoogst onzalig schijnt!
 
Liefwaardige, ach! aan u, voor wie mijne aders vloeien,
 
Mijn boezem adem schept, en hart en polsen slaan,
 
Aan u behoort dit hart, dat gy voor 't eerst deedt gloeien,
 
Voor 't eerst wat liefde heet, wat teêrheid, deedt verstaan.
 
Voor u, voor d' aanblik van uw lustbeschamende oogen
 
Verdween, al wat de min onwaardigs had en wufts:
 
De blinddoek van 't gevlei, van zelfbedrog en logen,
 
En al de aanloklijkheên des dartelen vernufts.
 
Met u werd ze eerst voor my, voor mijn doldriftig harte,
 
Een louterende sprank van zuiver Hemelvuur,
 
Een onruststillend zoet en balsem aller smarte,
 
Wier kracht de deugd versterkt, en 't reedlijk zelfbestuur:
 
Aanbidlijkste, in wier oog en zuivre wezenstrekken,
 
Het eigen beeld der deugd volmaakt geteekend staat,
 
Maar in wier Englenziel geen sterfling is te ontdekken,
 
Zoo 't meer dan sterflijk is dat niets te wenschen laat.
 
Ach! dat mijn smachtend hart, daar 't van uw liefde dronken,
 
Steeds naar uw liefde dorst, en dorstende versmacht,
 
Dat heel mijn ziel in vlam en tintelende vonken,
[pagina 7]
[p. 7]
 
U tegenvliegen mocht, als ge op uw' Egâ wacht!
 
Wat zeg ik? Dat ze u mocht omweemlen en omgeven,
 
Onafgescheiden, als de nevel zweeft om 't licht!
 
Zoo zoude ik heden niet van duldlooze onrust beven,
 
Daar 't afzijn me op een nieuw een hel in 't harte sticht.
 
Ach! zoudt ge ook weêr u-zelv', om mijn gehaat vertoeven,
 
Affoltren, in 't gepeins der naarbeängste min?
 
U eindloos over 't lot eens Echtgenoots bedroeven,
 
Wiens ziel in de uwe lijdt?- of leeft ze er zelfs niet in,
 
Die in uw smarten 't wreedst, dat aarde en Hemel beiden
 
Vereenen kunnen, 't wreedst der mooglijkheên, gevoelt,
 
En, verr' van u, maar nooit in 't hart van u gescheiden,
 
Zijn drift met d'ijdlen kus van uwe beeldtnis koelt.
 
Die beeldtnis, die getrouw aan uwe aanminnigheden,
 
Van 't heuchlijk oogenblik dat gy de mijne wierdt,
 
Met zooveel vochts bedaauwd, en knielend aangebeden,
 
Getrouw den boezem, die u heilig is, versiert!
 
Ach! heeft ons beide de angst niet reeds genoeg doen lijden?
 
Mijn hart genoeg om u, en u voor my gekost? -
 
Thands (juichen wy!) zijn ze om, die aakligste aller tijden:
 
Ik heb u weêr, gy my, en uit den dood verlost!
 
Voorby is ze en geweest, die reeks van bange dagen,
 
Wanneer een zelfde stond ons beide in 't krankbed sloeg:
 
't Is God, die d' aanvang kent van 't geen Hy ons deed dragen;
 
Maar 't is voorby - geweest - en dit is troost genoeg!
 
Genoeg! ja juichensstof! gy zijt my weêrgegeven!
 
Nog klinkt my 't moordend woord als dondrend door het oor:
 
Uw ega sterft: Mijn God! en ik, hoe konde ik leven?
 
Was 't vreemd, dat ik 't besef, dat ik my-zelv' verloor?
 
Was 't vreemd, dat ge aan uw zij' my roerloos neêr zaagt ploffen,
 
Voor u, voor 't oog van elk, en voor my-zelf ontzield;
 
Aan hem gelijk, die van een bliksemstraal getroffen,
 
Nog leeft, maar zelf niet weet, dat hy het leven hield.
 
Verpletterd door dien slag, verhief ik de oogen weder,
 
Maar stijf, verstard, verspard, en zoekend naar 't gezicht:
 
Aandoeningloos voor u, voor 't hulpeloos en teder
 
En van des Hemels hand pas afgesmeekte wicht!
 
Aandoeningloos! Ik beef! - die stond heeft konnen wezen,
 
Dat, dierbre gade en kroost, gy my niet aandoen kondt!
[pagina 8]
[p. 8]
 
Tot welk een peil, ô God, was dan 't gevoel gerezen,
 
Dat al 't gevoel voor haar in zijn gevoel verslond!
 
Verslond? - en echter 't was! In maatloos niet verzwolgen,
 
Dus scheen het, kende ik zelfs noch wezen, noch bestaan.
 
Den jongsten levenssnik kon zulk een slaap niet volgen,
 
En geen vergetelheid is ooit zoo verr' gegaan.
 
Dan ach! waartoe 't herhaald? gy weet het, dierbre Gade,
 
Gy weet het - en gy weet, wat zulke slagen zijn;
 
Ga met uw hart alleen, ga met u-zelf te rade,
 
Wie anders kende 't ooit, of wie gevoelt zoo fijn?
 
 
 
1785. In Rotterdam.
voetnoot*
Nalezingen I, 25.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken