Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12 (1859)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (5.42 MB)

XML (0.77 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12

(1859)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 235]
[p. 235]

aant.Op eene verzameling
van mijne afbeeldingen.Ga naar voetnoot*

In pejus vultu proponi cereus usquam.
Horat.
 
Een Wildeman, het dolhuis uitgevlogen:Ga naar eind1 -
 
Een goede Hals, maar zonder ziel of kracht:Ga naar eind2 -
 
Een Sukkelaar, die met verwonderde oogen
 
Om alles met verbeten weêrzin lacht:Ga naar eind3
 
Een Franschmans lach op halfverwrongen kaken,
 
Die geest beduidt op 't aanzicht van een bloed:Ga naar eind4 -
 
En, om 't getal dier fraaiheên vol te maken
 
Eens Financiers verwaande domme snoet.Ga naar eind5 -
 
En dat moet ik, dat moet een Dichter wezen! -
 
Gelooft gy 't ooit, die deze monsters ziet? -
 
Geeft, wat ik schreef, één trek daar van te lezen
 
Zoo zeg gerust: ‘Hy kent zich zelven niet.’
 
 
 
Maar zacht een poos! - Hoe langer hoe verkeerder!
 
Men vormt my na uit Pottebakkers aard;Ga naar eind6
 
Doch de Adamskop beschaamt den kunstbootseerder;
 
En 't zielloos ding is zelfs den klei niet waard. -
 
Nu komt er een, die zal u 't echte leven
 
In lenig wasch met volle lijk'nis geven;
 
En deze held, wat spreidt hy ons ten toon?
 
De knorrigheid in eigen hoofdpersoon;
 
Met zulk een lach van meêlij' op de lippen,
 
Als 't zelfgevoel eens Trotzaarts af laat glippen,
 
Verachting spreidt op al wat hem omringt,
 
En, half in spijt, zich tot verneedring dwingt.Ga naar eind7
 
 
 
* * *
 
 
 
Mijn God! is 't waar, zijn dit mijn wezenstrekken,
 
En is 't mijn hart, dat ze aan my-zelv' ontdekken?
[pagina 236]
[p. 236]
 
Of maaldet gy, wier kunst my dus herteelt,
 
Uw eigen aart onwetend in mijn beeld? -
 
Het moog zoo zijn. De Rubbens en van Dijken
 
Zijn lang voorby, die zielen deên gelijken;
 
Wier oog hun ziel een heldre spiegel was,
 
En geest en hart in elken vezel las,
 
Niet, dagen lang, op 't uiterlijk bleef staren,
 
Maar d'eersten blik in 't harte kon bewaren,
 
Dien blik getrouw in klei of verven bracht,
 
En spreken deed tot Tijd- en Nageslacht.
 
 
 
Die troffen, ja! die wisten af te malen
 
Wat oog en mond, wat elke zenuw sprak;
 
Wier borst, doorstroomd van hooger idealen,
 
Een hand bewoog die 't voorwerp nooit ontbrak.
 
Doch, wat maalt gy? - 't Misnoegen van 't vervelen
 
Voor Rust der ziel in zalig zelfgenot;
 
Met Ongeduld om 't haatlijk tijdontstelen;
 
En - Bitterheid, die met uw wanklap spot
 
Wen ge, om den mond iets vriendlijks af te prachen,
 
Of slaaprigheid of mijmrende ernst verstoort,
 
En door uw boert het aanzicht tergt tot lachen
 
Met zotterny, slechts wreevlig aangehoord.
 
 
 
Maar hodges! gy, die uit vervlogen eeuwen
 
De Schilderkunst te rug riept op 't paneel,
 
Geen mond mismaakt door 't zielverteerend geeuwen,
 
Maar kunstgesprek vereenigt aan 't penceel!
 
Zoo 't Noodlot wil, dat zich in later dagen
 
Mijn naam bewaar in 't onwijs Vaderland,
 
En eenig beeld mijn leest moet overdragen,
 
Het zij geschetst door uw begaafde hand.
 
In uw tafreel, bevredigd met my-zelven,
 
Ontdek ik 't hart dat lof noch laster acht;
 
En, die daaruit mijn ziel weet op te delven
 
Miskent in my noch inborst noch geslacht.
 
 
 
1822.
voetnoot*
Rotsgalmen II, 103.
eind1
1784.
eind2
1788.
eind3
1806.
eind4
1813.
eind5
1820.
eind6
1820.
eind7
1822.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken