Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12 (1859)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (5.42 MB)

XML (0.77 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12

(1859)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Wien te leven.Ga naar voetnoot*

Want het zij dat wy leven, wy leven den Heere, het zij dat wy sterven, wy sterven den Heere.

Paulus.
 
Wien leef ik? - Andwoord, mijn gemoed,
 
U vraag ik 't. Is 't voor vleesch en bloed,
 
En ijdle lust, en valsch genoegen;
 
Of t' allen tijd onvruchtbaar zwoegen
 
Voor hersenschimmen die een hoofd
 
Bedwelmen, krachtloos afgesloofd?
 
Zou 't overschietend van mijn dagen
 
Zich in dat woelen nog behagen
 
Waar alles door dat brein van ruischt,
 
Als baren waar de wind in bruischt? -
 
Ach neen, ik heb te veel geleden
 
Van eigen waan en grilligheden,
 
Te lang de ledigheid beproefd
 
Van 't hart dat meer dan dit behoeft.
 
Neen, 'k wil voor hooger wareld leven,
 
My gants mijn' Heiland overgeven,
 
Hem leven, sterven, bandenvrij:
 
Schenk, Beêverhoorer, schenk dit my!
 
 
 
Maar Hem te leven, Hem te sterven,
 
En, wat het hart verlokt, te derven,
[pagina 312]
[p. 312]
 
Blijmoedig, zonder wederzin -!
 
ô Groote God, wat heeft dit in! -
 
Vermag ik 't, worm, aan 't stof ontkropen,
 
En durf ik 't van mijn poging hopen?
 
Ik, ongestadig, op en neêr
 
Geslingerd als het woeste meir,
 
Nu, kalm en effen in zijn vloeien,
 
Dan tuimlend als de winden loeien,
 
Met schuimend, kokend stormgeweld;
 
Onwetend, waarom dus ontsteld?
 
Ach, ken ik, kent mijn hart zich-zelven,
 
En kan ik door dien schrikpoel delven
 
Die, wie er naar een bodem zoekt,
 
De wijssten in hun waan, verkloekt?
 
 
 
Neen, Gy die d' afgrond weet te peilen
 
De hulk het zeespoor merkt in 't zeilen,
 
En d' aadlaar 't spoor wijst dat zijn vlucht
 
Zal klieven door het ruim der lucht!
 
Gy kunt alleen dat hart doorgronden,
 
Zich-zelf onkenbaar door de zonden,
 
Maar dorstend, smachtend, ja versmacht,
 
Naar de ondersteuning van Uw kracht:
 
Uw kracht, Uw onderstand! Uw zegen,
 
In 't smeekend zielsgebed verkregen!
 
Doch - ondersteuning - Hemel, ach!
 
Wat is 't dan, dat ik zelf vermag?
 
Ik wensch, ik poog; maar 't wenschen, 't pogen,
 
Dat zelfs hangt niet aan mijn vermogen:
 
Wat is die wil, die zucht, die drift,
 
Dan vrije heilgenadegift
 
Van U, ô Gy die 's zondaars sneven
 
Niet wilt, maar dat hy keer' ten leven?
 
Ach, trek, ach voer my by de hand
 
Van stap tot stap naar 't Vaderland.
 
Ja, leve ik U, mijn zielsbehouder,
 
Die al den last naamt van mijn schouder,
 
Waaronder ik gebukt, gekromd,
 
In 't borstverstikkend wee verstomd,
[pagina 313]
[p. 313]
 
En, machtloos de oogen op te heffen,
 
Geen hoop, geen uitkomst kon beseffen;
 
Die, ze op U ladend, 't hart ontsloegt
 
Van 't geen met addrenbeten wroegt
 
En duizenden van angelpriemen;
 
Ja, uit de om my geleden striemen,
 
De om my doorstane wond aan wond
 
Waartoe ge U als mijn Borg verbondt
 
In angsten, by geens stervlings lijden
 
Gelijkbaar, me als uw zoenbevrijden,
 
Met Hemelbalsem overgoot
 
Die leven opwekt uit de dood.
 
Ja roepe in my, van dank doordrongen,
 
Elk vezeltj' als met duizend tongen:
 
‘U, onverwrikbre heilrots-steen,
 
Loof, lief, en leef ik! U-alleen!’
 
Ja leve ik U, om U te sterven,
 
Wiens dood my 't leven moest verwerven
 
En in Uw hand den scepterstaf
 
Op levenden en dooden gaf.
 
 
 
1827.

voetnoot*
Naklank, 20.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken